Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Buitenlandse Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Buitenlandse Zaken

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Ergelijke Japanse film

Rede van Ir. van Dis

In het vervolg van zijn rede, gehouden bij het laatste gedeelte van bovengenoemde begroting, vroeg de heer Van Dis de aandacht der regering voor een aangelegenheid, die bij zeer velen van ons volk diepe verontwaardiging had verwekt. In de hoofdstad van Japan (Tokio) was namelijk een film vertoond, waarin de toeschouwers worden verplaatst naar kampen op Celebes in de tijd toen Indië door de Japanners was bezet. In die kampen waren tal van Nederlandse vrouwen geïnterneerd en nu wordt het in de betreffende film, welke de naam draagt van: „Blanke huid en gele kommandant" voorgesteld, alsof deze vrouwen haar eer te grabbel gooiden om de gunsten van de gele kampkommandant te verwerven. Daarbij wordt dan voorts, volkomen in strijd met de wrede werkelijkheid, getracht aan te tonen, dat de Japanse kommandanten in plaats van de beesten, die zij vrijwel steeds waren, in werkelijkheid zeer schappelijke mensen waren, die de geïnterneerden en gevangenen over het algemeen humaan behandelden.

Om zo'n film te maken, moeten de verschillende scènes bij wijze van toneelspel worden gespeeld en door de filmkamera op de film worden vastgelegd. Voor dit spel hadden zich circa 150, voornamelijk Canadese en Amerikaanse te Tokio wonende vrouwen beschikbaar gesteld. Is dit al meer dan ergerlijk, dat blanke vrouwen van landen, die met Japan in oorlog geweest waren, zich hiervoor leenden, nog ergerlijker is het, dat zich daarvoor dochters gaven van personen, die hetzij bij de Canadese ambassade of bij het Amerikaanse leger in dienst zijn. Vooral de dochter van een Canadese ambassade-ambtenaar stelde zich daarbij zeer schaamteloos aan. Het is derhalve zeer goed te begrijpen, dat bij het bekend worden in ons land van de vertoning dezer film, velen zich hieraan ten zeerste ergerden. De sekretaris van de Nederlands-Japanse vereniging, de heer Roeters van Lennep, legde on- middellijk zijn funktie neer, terwijl er bij de regering op werd aangedrongen bij de Japanse regering de nodige stappen te doen. Ook in de Kamer kwam deze kwestie ter sprake, waarbij een drietal leden er op ingingen, namelijk de heren Van de Wetering (C.H.), Van der Goes van Naters (P.v.d.A.) en Van Dis. Eerstgenoemde en Ir. van Dis spraken sterke afkeuring uit over het vertonen dezer film, doch de heer Van der Goes van Naters, die kort te voren in Tokio was geweest en de film had gezien, deed al het mogelijke om het te doen voorkomen alsof de hele zaak sterk opgeblazen was. Het was volgens hem een prul van een film en helemaal niet beledigend. Wanneer men echter leest wat in die film was te zien en er kennis van neemt hoe die blonde Canadese zich vertoonde met het doel de Japanse kommandant te verleiden, dan kan niet anders worden gezegd dan dat deze film wel degelijk zeer afkeurenswaardig was en zeer beledigend voor de vrouwen, die in de Japanse kampen hebben vertoefd. Na deze inleiding laten wij thans het tweede gedeelte volgen van de rede van Ir. van Dis, die als volgt sprak:

Mijnheer de voorzitter. Een volgende kwestie, waarover ik thans nog het een en ander wens op te merken, betreft het vertonen in Japan van de film

„Blanke huid en gele kommandant”

Het is de regering en de Kamer genoegzaam bekend, hoe wij tegenover de hedendaagse filmvertoningen staan. De zedenondermijnende invloed, die hiervan uitgaat, achten wij een groot gevaar voor ons volk. Het is thans echter niet aan de orde, hierover in den brede uit te weiden, daar dit bij een ander hoofdstuk der begroting thuisbehoort. Ik zal mij derhalve bepalen tot de film, welke in Japan werd vertoond en waarin Nederlandse en andere blanke vrouwen, die tijdens de oorlog in Japanse kampen waren ondergebracht, op een schandalige, niet nader te noemen wijze werden neergehaald. Wij kunnen niet nalaten, daartegen een

krachtig protest

te doen uitgaan, niet alleen tegen het vertonen van deze film, maar ook daartegen, dat blanke vrouwen, nog wel van naties, waarmede Nederland gezamenlijk de strijd voerde, en onder wie zich nog wel dochters van westerse diplomaten bevonden, zich ervoor hebben geleend, een dergelijke film te helpen maken. Nu is de parlementaire delegatie — of zijn althans enkele leden van deze delegatie — die zich juist in Tokio bevond in de tijd, dat er over het vertonen van deze film in de Nederlandse pers sterk afkeurende publikaties voorkwamen, deze film gaan bezien. Het oordeel van de delegatieleden was echter van zeer

vergoelijkende

aard. Zij vond, volgens een in de pers verschenen publikatie van ons geacht medelid de heer Van der Goes van Naters, die van de parlementaire delegatie deel uitmaakte, dat het een ongevaarlijke en vrijwel waardeloze film was, waardoor noch Nederland als zodanig, noch

de in gevangenschap verkeerd hebbende Nederlandse vrouwen beledigd zijn. Het hier in het kort weergegeven oordeel van de delegatieleden, dat wel zeer schril afsteekt bij het oordeel, dat in een deel van onze pers er over werd gegeven, wordt door vele Nederlanders beslist niet gedeeld. In zijn op 6 februari j.l. hier ter stede gehouden lezing maakte de heer

Roeiers van Lennep,

sekretaris van de Nederlands- Japanse vereniging er melding van dat de Nederlandse ambassaderaad, de heer Maclaine Pont, van deze film heeft verklaard, dat het een walgelijke film was en dat de bevolking van Nederland er zonder twijfel aanstoot aan zou nemen. Voorts verklaarde de heer Roeters van Lennep in zijn lezing aangaande de verzachtende voorstelling van de parlementaire delegatieleden persoonlijk het volgende: „De verklaring van de leden van de parlementaire kommissie, die een bezoek aan Japan brachten, toen de film daar werd vertoond, leg ik dan ook naast mij neer, omdat zij door hun verklaring getoond hebben geen begrip te hebben voor Japan en Azië, om maar niet te spreken over de onkunde, die zij door deze verklaring af te geven hebben geopenbaard over de honderdduizenden Nederlanders, die onder niet te beschrijven omstandigheden zich dapper en heldhaftig en tot voorbeeld strekkend hebben gedragen in hun gevangenschap tijdens de oorlog in kampen op tal van plaatsen". Het is dan ook zeer wel mogelijk, zoals een Japanner aan de heer Roeters van Lennep schreef, dat deze film werd vervaardigd met het doel het westen, dus ook Noord-o Amerika,

onaangenaam

te zijn en de bedoeling had de invloed van het westen te ondermijnen. Naar de mening van deze Japanner zaten er sympathisanten met Rood-China achter, die Japan van het westen willen losweken. Hoe dit overigens moge zijn, mijnheer de voorzitter, wij zijn van oordeel, dat tegen deze film een krachtig protest alleszins past, en het verheugt ons, dat, zoals in de genoemde lezing werd vermeld, zelfs een groot aantal Japanners en ook een deel van de Japanse pers er beslist afwijzend tegenover stonden. Dat de regering zich via Harer Majesteits ambassadeur te Tokio, alsook via de Japanse ambassade te Den Haag tot de Japanse regering heeft gewend en deze regering heeft doen weten, dat de vertoning van de gewraakte film niet bevorderlijk was voor de Ned.-Japanse betrekkingen, heeft vanzelfsprekend onze volle instemming. Het zou wel een ernstige nalatigheid van de regering zijn geweest, wanneer zij te dezer zake geen stappen bij de Japanse regering had gedaan, die door de regering zijn genomen, waarvan in de memorie van antwoord door de minister zelf wordt verklaard, dat deze niet het karakter van een protest droegen.

Nadat de minister en de staatssekretaris de sprekers hadden beantwoord werd er gerepliceerd. Ir. van Dis hield daarbij de volgende

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1961

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Buitenlandse Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juli 1961

De Banier | 8 Pagina's