REPLIEKREDE

Mijnheer de voorzitter.

Bij deze replieken wens ik allereerst op te merken, dat ik mij wat de kwestie Nieuw-Guinea betreft in hoofdzaak kan verenigen met hetgeen door de minister dienaangaande in zijn rede is gezegd. Wij wensen Nieuw-Guinea niet aan Indonesië uitgeleverd te zien en wij wensen ook niet dat dit gebied onder beheer van de Verenigde Naties zal worden gesteld. In zover kunnen wij het dus met de minister eens zijn maar wij verschillen daarin met hem, dat wij er zeer ernstig bezwaar tegen hebben, de Verenigde Naties in deze zaak te mengen, door een kommissie uit de Verenigde Naties naar

Nieuw-Guinea

te laten komen om zich daar van de toestanden op de hoogte te stellen. De ervaringen toch, die wij met kommissies van de Verenigde Naties in het verleden hebben opgedaan —• wij herinneren maar aan de soevereiniteitsoverdracht — doen ons voor een kommissie van de Verenigde Naties, als door de regering wordt voorgestaan, ten zeerste beducht zijn. Wanneer toch op deze weg een eerste stap wordt gedaan, dan is te vrezen, dat deze door volgende stappen zal worden gevolgd, wat uiteindelijk ertoe zou kunnen leiden, dat Nederlands Nieuw-Guinea toch onder het beheer der Verenigde Naties zal komen en dan langs indirekte weg in handen van de Indonesische regering zal worden gespeeld. Wat voorts de kwestie der

Zuid-Molukken

betreft, mijnheer de voorzitter, heeft de minister wel erkend, dat de woordkeuze van het tweede gedeelte van zijn antwoord op vraag 151 warmer gesteld had kunnen zijn, maar als ik de minister goed heb begrepen, heeft hij in het wezen van de zaak toch niet ingetrokken wat door hem in de memorie van antwoord was gesteld n.l. dat de Nederlandse regering geen verplichtingen meer heeft ten aanzien van het toekennen van het zelfbeschikkingsrecht aan het volk der Zuid-Molukken. De minister verkaarde toch, dat na de soevereiniteitsoverdracht door een vorige regering meer dan eens moeite is gedaan om aan de Zuid- Molukken zelfbeschikkingsrecht toe te kennen, wat echter zonder resultaat bleef, omdat de Verenigde Naties geen steun verleenden. Derhalve is volgens de minister gedaan wat mogelijk is en daarmede is de zaak voor de regering a{gedaan. Daartegen nu, mijnheer de voorzitter, moeten wij met alle nadruk opkomen. Zoals door mij in eerste termijn is gezegd, verjaart het aan het volk der Zuid-Molukken

aangedane onrecht

nooit, zodat wij van oordeel zijn, dat door de regering bij voortduring op deze zaak de aandacht behoort te worden gevestigd, dat door haar de Verenigde Naties steeds maar weer op haar dure plicht behoort te worden gewezen en op erkenning van de republiek der Zuid- Molukken bij de Verenigde Naties behoort te worden aangedrongen. Mijnheer de voorzitter. Wat de in Japan vertoonde film betreft, verheugt het ons, dat de staatssekretaris heeft verklaard, dat het vertonen van deze film van bijzonder slechte smaak getuigde. Wij hadden gaarne een scherpere veroordeling willen hebben, maar wij appreciëren het toch, dat de regering zich niet heeft geschaard aan de zijde van de heer Van der Goos van Naters en andere leden van de parlementaire delegatie, die getracht hebben deze, volgens de Nederlandse ambassaderaad, de heer Maclaine Pont, walgelijke film, te vergoelijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen