Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Staten van Zuid-Holland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Staten van Zuid-Holland

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de algemene beschouwingen over de provinciale begroting in de provincie Zuid-Holland werd namens de statenfraktie der S.G.P. gesproken door de heer A. Vlasblom. In een principieel betoog stond hij stil bij het door het kollege van Gedeputeerde Staten gevoerde beleid om daartegenover te stellen een beleid, zoals dit op grond van Gods Woord behoort te worden gevoerd.

Spreker begon met er op te wijzen, zoals de voorzitter terecht had opgemerkt, dat alle statenleden als taak hebben mede te werken aan het heil der bevolking in de provincie. Niet zozeer door ons blind te staren op de begroting, al is die op zichzelf zeer belangrijk, doch meer op de geestelijke verheffing van het volk. Ieder doet dit op zijn wijze afhankelijk van het stand­ punt, dat ingenomen wordt, en dat verband houdt met de politieke overtuiging, welke al of niet bepaald en begrensd wordt door de Heilige Schrift.

Voor de S.G.P., aldus vervolgde spreker, heeft dit beginsel vaste grondslagen in Gods Woord, dat richtlijnen geeft voor ieder persoonlijk en voor de overheid. En nu is het misschien wonderlijk te zeggen, staande achter deze lessenaar in deze zaal, dat nu de grondslag van het politieke en maatschappelijke leven wordt bepaald en beheerst door de theologie. En dan door die theologie, welke waarde heeft en vastheid geeft in het leven, welke in alle tijden de juiste is geweest. Die in het begin van onze christelijke jaartelling de stoot heeft gegeven tot een algehele omkeer, en die de eeuwen door zulk een geweldige kracht heeft ontwikkeld, dat daardoor het aanzien der volken geheel is veranderd. Indien ons volk hierop door zijn leiders werd gewezen en dienovereenkomstig gehandeld werd, ook in het besturen van ons gewest, dan zou dit voorzeker strekken tot heil van het volk. Het is dan ook het streven der S.G.P. dat beginsel tot gelding te brengen. Al is het niet naar de mens, het is wel voor de mens, dat wil zeggen, dat naleving er van in het belang is zowel van zijn geestelijk als van zijn stoffelijk welzijn. Spreker weet, dat dit beginsel door zeer velen wordt tegengestaan, maar dit ontslaat hem niet van de plicht het te bepleiten tegenover het beginsel, waarbij in plaats van Gods Woord, de „rede" tot richtsnoer wordt gesteld. Spreker wees hierna op de tijd, toen het door de S.G.P. voorgestane beginsel als richtsnoer voor de overheid diende, toen ons volk over het algemeen boog voor God en van Hem al zijn heil verwachtte. Toen mocht het in Gods rijke zegen delen. Toen was Gods Woord de grondslag van het handelen ook in het besturen van land en gewest. De gereformeerde godsdienst vond vertolking in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, waarvan het 36-ste artikel was gewijd aan het ambt der overheid. Naar sprekers vaste overtuiging is dit artikel geheel overeenkomstig Gods Woord. Helaas zijn niet allen hiervan overtuigd. Reeds de aanwezigheid van zoveien in ons midden, die een gans andere mening zijn toegedaan, bewijst dit. Ook het kollege onderschrijft in zijn totaliteit dit standpunt niet.

Wij moeten met dit kollege verschillen ten aanzien van de roeping van de overheid, n.l. wat deze heeft te doen en te laten. Och, in een paar woorden zou het gezegd kunnen worden: doen wat geboden is, en laten wat verboden is in de Heilige Schrift. De beginselen van Gods Woord zijn ten deze zo overduidelijk, dat ieder die dit wil, daarvan op de hoogte kan zijn. Onze gereformeerde vaderen hebben, zoals ik zoeven reeds opmerkte, in artikel 36 der N.G.B. in beknopte vorm duidelijk en klaar aangegeven, wat tot de roeping der overheid behoort. Kort gezegd komt dit hierop neer, dat zij zowel de eerste als de tweede tafel van Gods wet tot richtsnoer bij haar beleid behoort te nemen. Dit standpunt is gebaseerd op de geopenbaarde waarheid Gods. Daaraan behoort ieder onderworpen te zijn en al wat daarmede in strijd is, is verwerpelijk.

Dit standpunt verschilt veel, verschilt alles van het standpunt van hem, die zich plaatst op het standpunt van de „rede". Dit is van oude tijden af zo geweest, maar tevens is ook betoogd, dat men wel zeer onvolledig is in zijn gedachten. Zelfs Cicero heeft er op gewezen, dat men het verbond van de rede tot de wil van God moet zien, en als men dit niet beaamt, is het nodig, dat voor alle dingen met het bewijs hiervan begonnen wordt. De christen ziet dit zich onderwerpen aan Gods Woord en wet, niet als een dwang, welke voortvloeit uit de verhouding van heer en slaaf, maar een zich vrijwillig buigen en begroeten van een zachte, leidende macht, waarvan hij betuigt: „Mijn last is licht en Uw liefdedienst heeft mij nog nooit verdroten". Nu kan men zeggen: dat was het standpunt der oude kerk, gij bevindt u in uw gedachten en gevoelens nog altijd in die enge kring van het oude Calvinisme, dat vroeger onze staat heeft beheerst. Ik ontken dit niet, dat hun standpunt ons standpunt is, en dat wij daarvan niet willen wijken.

Ook Mr. Groen van Prinsterer heeft dit standpunt beleden en gezegd: „dat noch eigen ontwikkeling, noch tegenspraak, noch teleurstelling mij tot twijfelen in de hoofdtrekken mijner overtuiging geleid heeft". Ten slotte gelden hier niet de leerregels van een kerk, geen kerkformulieren, doch regels, welke aan de Heilige Schrift zelf zijn ontleend. Deze is de enige norm waarnaar wij ons te richten hebben. Een norm, welke vierkant staat tegenover die, welke de allerhoogste Wetgever uit staat en maatschappij verbant of Hem verzwijgt.

Vandaar, dat wij het standpunt van Gedeputeerde Staten, dat in de memorie van antwoord wordt ingenomen, niet delen. Ik blijf er van overtuigd, dat de ontsluiting van de rekreatie ruimte en mogelijkheid biedt tot de ontheiliging van Gods dag. Ook de subsidiabele objekten leiden daartoe. Moet ik gaan noemen de dierentuin? Moet ik gaan wijzen in het algemeen op de kulturele aktiviteiten? Ik meen, dat deze dingen duidelijk genoeg zijn. En juist de subsidies, die wij geven, zijn een middel tot groter aktiviteit.

Maar ook hier blijkt al weer, dat wij niet eenparig zijn in de opvatting van onze taken. Ook dat wordt gestaafd. Immers, die opvatting wordt onzerzijds niet gedeeld, alzo het antwoord in de memorie van antwoord. Welnu, dat wisten wij reeds, het verwondert ons niet. Vandaar, dat wij ons blijven verzetten tegen deze koers. Niet uit zucht om te spreken of tegen te spreken. Integendeel. Wat gewaardeerd kan worden zullen wij waarderen. Maar wat niet naar de beginselen van Gods Woord is, mogen wij om des beginsels wil niet goed keuren.

Ik denk in dit verband aan een woord van een oud-minister, die later Kamerlid werd. Een man dus, die van het parlementaire leven wat af wist. Als er onderwerpen waren, die niet lagen in de lijn van zijn beginsel, sprak hij er over en er tegen. Dat bestreedt hij en dan zei hij: „Ik zal er over spreken meer dan u lief is".

Woordelijk sprak hij eenmaal: „Wanneer ik in de laatste jaren het woord vroeg, bejegende mij, geloof ik het vermoeden, dat ik het woord vroeg om tegen te spreken. Terecht en ten onrechte. Terecht, in zoverre ik inderdaad het algemeen systeem van de regering niet omhelsde. Ten onrechte, in zoverre ik altijd bereid was om, wanneer liberale maatregelen werden voorgesteld, ook door een niet liberale regering, die maatregelen te ondersteunen".

Ik zou dit woord kunnen overnemen. Maar dan met des te meer vrijmoedigheid, omdat de beginselen die wij voorstaan, van diepere inhoud zijn dan die hij noemde. Ik moet nog zeggen wie ik citeerde. Wel zijn naam was Thorbecke. Hij sprak over beginselen, ontleend aan de „rede", wij spreken over beginselen, ontleend aan Gods Woord.

Als wij dus gaan afwegen de taken. die ons worden voorgelegd, dan is het jammer, dat ten deze geen eenstemmigheid bestaat. Als wij hier niet kunnen uitmaken, wat voor het algemeen belang en het algemene welzijn van de bevolking dienstig is, dan zie ik maar één weg, en dat is deze: laat los die taken, die gesubsidieerd worden en door ons worden bestreden, en dan hebt ge eenstemmigheid.

Juist, omdat de geesten ten deze niet eenstemmig zijn, verdeeld zijn, behoudt ieder zijn „hobby" en houdt zijn heilig huisje, waaraan niet gebroken mag worden. Dus als er geen eenstemmigheid is, zoals op blz. 54 wordt neergeschreven, dan blijkt alleen maar, dat er zelfs geen terugkeer, geen stilhouden op die ingeslagen weg mogelijk is, maar dat men zelfs nog verder gaat, door zelfs de sport ook subsidlabel te noemen. ^^^^F

Dit wijst op een ontstellend tekort aan inzicht, ten aanzien van de roeping der overheid, een tekort aan begrip, aan kennis omtrent wat ons volk in de provincie nodig heeft. Wij begrijpen heel goed, dat in verband met de komende vijfdaagse werkweek er wat gedaan moet v/orden om de tijd te vullen. Maar dan stelle men die beperking, dat op zondag geen rekreaties zullen plaats vinden, die tot ontheiliging van Gods dag leiden. Maar dat wil men niet. Vandaar, dat wij spraken van éénrichtingsverkeer. Wij verzetten ons daarom tegen subsidiëring van de posten die daarmede verband houden, en zouden liever zien, dat G.S. positief werk gingen verrichten, zoals dat aan de hand van Gods wet is aangegeven. Daarvan gaan wij niet af.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's

Uit de Staten van Zuid-Holland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's