Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

REPLIEKREDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REPLIEKREDE

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de voorzitter.

Ik zou het zeer op prijs stellen wanneer ons, zo God het geeft, morgen de gelegenheid wordt geschonken om bij de artikelen nog wat nader op verschillende zaken in te gaan. Ik heb mij deze middag enigszins laten verleiden om reeds vele artikelen te bespreken. Aanvankelijk was het niet mijn bedoeling dat te doen en daarom stel ik het op prijs, dat u die gelegenheid schenken wil.

Ik wil nog iets zeggen naar aanleiding van mijn opmerking, dat er in deze wet vele bepalingen voorkomen, die toch eigenlijk wijzen naar een regeling voor bijzondere gevallen. Ik meen, dat ik dit moeilijk bij de artikelen ter sprake kan brengen, onjdat het door de hele wet verweven is. De minister beroept zich op bepalingen in de gemeentewet, inzonderheid op artikel 217 van de gemeentewet: de verstoring van de openbare orde. Het spijt mij wel, maar ik vind dit beroep niet gelukkig. Ik meen, dat de gemeentewet in haar bepalingen uitgaat van normale verhoudingen en dat er slechts bij uitzondering regelen zijn gesteld, wanneer het eventueel eens niet gewoon is. In deze wet vind ik menigmaal bepalingen ten opzichte van gevallen, die niet gewoon zijn. Dat is juist mijn bezwaar. Men is te veel gaan hechten aan het ongewone. Ik heb zelfs in eerste instantie de vraag gesteld of men nog wel aandacht schenkt aan het gewone en of men niet te veel gaat leven naar de toestand van het ongewone.

Vooral de mededeling van de minister, dat hij bezwaren heeft dat de bevoegdheden van het rijk overgaan naar de provinciën, omdat het rijk zoveel subsidies geeft, versterkt mij in mijn mening, dat er veel ongewoons in deze wet is geregeld. Ik zou graag zien, dat wij daar eens af kwamen. Laat het ongewone in de bestaande wetten geregeld blijven, , zolang het nodig is, maar neem het niet in de nieuwe grondregelen, die er voor de woningbouw nodig zijn, op. Dat de

centrale direkties

nog wel werkzaamheden zullen verrichten, wanneer er gewone omstandigheden zijn, geloof ik gaarne omdat bij mij de mening voorzit, dat de centrale direkties reeds zeer veel werk tot zich hebben getrokken, naar mijn mening te veel. Een ander punt is — ik ga er mij niet tegen verzetten — dat de ruimtelijke ordening in een afzonderlijke wet wordt geregeld, hoewel ik niet direkt de noodzaak daarvan heb ingezien. Wel heb ik gezegd, dat ik de regering kan volgen, indien zij zegt, dat er geen behoefte is aan een bouwwet naast de woningwet. De minister heeft thans gezegd, dat deze zaak nog in studie is. Ik heb eigenlijk met blijdschap vernomen, dat men meent in dit opzicht nog wel „een poosje" werk te hebben. Met andere woorden, mijnheer de voorzitter: Wij zullen voorlopig daarvan geen moeilijkheden, geen last meer hebben. Ik hoop, dat die studie er toe moge leiden, dat men ten slotte toch meent, dat het niet nodig is. Wat de kwestie betreft van de partikuliere bouw ten opzichte van de overheidsbouw meen ik met de geachte afgevaardigde de heer Van Helvoort, dat het beter is dit bij artikel 60 te behandelen.

Wel wil ik nog iets zeggen over hetgeen door dezelfde geachte afgevaardigde naar voren is gebracht inzake de betaling van de kosten, verbonden aan eventuele saneringen. Over de gedachtengang, die hij op dit punt naar voren bracht.

ben ik toch wel wat ongerust. Ik gevoel in dit opzicht meer voor de gedachtengang van de minister. Een gemeente zal deze sanering, indien de situatie goed is en het om gewone gevallen gaat, toch uit eigen middelen moeten kunnen bekostigen, uit welke bronnen die middelen dan ook zullen vloeien. Wij zullen op dit ogenblik natuur­ lijk niet wederom gaan spreken over de kwestie van de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten. Men kent mijn mening daarover, maar ik meen, dat het onjuist zou zijn hier als het ware voorop te stellen, dat er op dit gebied altijd een rijkstaak ligt. Ik meen, dat alleen in ongewone gevallen hier een rijkstaak ligt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's

REPLIEKREDE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's