Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De inspekteursbenoeming in de inspektie Goes

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De inspekteursbenoeming in de inspektie Goes

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs stelden de heren Van Dis en Kodde vragen aan de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen over de benoeming van een roomskatholiek tot inspekteur van het lager onderwijs in de inspektie Goes. Dat deze vragen niet alleen de aandacht hebben getrokken, maar ook volledige instemming hebben gevonden, blijkt wel overduidelijk uit wat ons mondeling en schriftelijk werd medegedeeld, alsook uit wat er over gepubliceerd werd. Zo troffen we in het „Christelijk Schoolblad", „Onze Vacatures" van donderdag 27 april 1961 naar aanleiding der gestelde vragen een stukje van de redaktie van genoemd orgaan aan onder de kop:

„Rooms-katholieke benoeming"

Het luidde als volgt: (-R-). In de inspektie Goes is 32% van de scholen openbaar, 38% protestants-christelijk en slechts 30% rooms-katholiek. En wat men ook verwacht moge hebben, niet dat hier een r.k. inspekteur zou worden benoemd. Toch heeft de minister dit dezer dagen bestoken. Er zit natuurlijk in dat naijverig toezien of bij de verdeling der baantjes alles en iedereen wel aan zijn trekken komt, iets naars. Maar toch, als de situatie zó duidelijk ligt afgetekend als daar in Goes, dan vragen ook wij: „Waarom moest dat? En onze sympathie gaat uit naar de Kamerleden Van Dis en Kodde (S.G.P.), die de minister naar zijn motieven hebben gevraagd. Zo gauw wij het antwoord weten geven wij het door".

Tot zover het „Christelijk Schoolblad".

Zoals de lezers zich zullen herinneren, heeft de minister van onderwijs. Mr. Cals, de vragen inmiddels beantwoord, zelfs zeer uitvoerig beantwoord. De antwoorden werden reeds in „De Banier" vermeld. Zij hebben ons echter niet kunnen bevredigen en het is ons gebleken, dat velen met ons er niet door bevre- digd zijn. Zo schreef iemand, die als hoofd van een ulo-school werkzaam is, ons dat de minister wel verklaart, dat voor hem bij elke benoeming voorop blijft staan, dat de beste kandidaat moet worden aangewezen, maar dat helemaal niet uit de doeken komt of er ook niet een even beste, en wellicht nog beter geschikte kandidaat van protestantse huize was. Dit is inderdaad van het desbetreffende uloschoolhoofd een zeer juiste opmerking. De minister doet het nu wel voorkomen alsof de door hem benoemde rooms-katholiek de beste kandidaat was, maar was dit wel werkelijk het geval? Zou er niet één bekwame en alleszins geschikte kandidaat van protestants-christelijke huize onder de sollicitanten zijn geweest?

Het is haast ongelooflijk. Wij kunnen het dan ook allerminst een goede en billijke keuze vinden een rooms-katholiek uit Limburg (Roermond) te benoemen tot inspekteur van het lager onderwijs in een gebied waar de protestanten, van wie er ook velen van gereformeerde konfessie zijn, de meerderheid der bevolking uitmaken.

Er is echter nog meer waarop wij de aandacht moeten vestigen. De minister heeft namelijk in zijn antwoord tegen het einde ook nog dit opgemerkt:

„Zo zal het de vragenstellers wellicht interesseren te vernemen, dat in een inspektie, waar de verdeling der schoolbevolking is: openbaar 15%, protestants-christelijk 16%, rooms-katholiek 67%, overig bijzonder 2%, als inspekteur iemand is benoemd, die van gereformeerde huize is".

Na deze min of meer triomfantelijke opmerking, kwam de minister in zijn beantwoording van de derde vraag tot de volgende slotkonklusie: „De ondergetekende vertrouwt, dat de vragenstellers, wanneer zij de door hen bedoelde benoeming bezien tegen de hierboven geschetste achtergrond, met het door de ondergetekende ter zake gevoerde beleid kunnen instemmen". Wij gaven hierboven reeds te kennen, dat wij het met deze slotkonklusie helemaal niet eens kunnen zijn, dat wij derhalve met de benoeming van een rooms-katholieke inspekteur — diens persoon blijft vanzelfsprekend geheel buiten beschouwing — in de overwegend protestantse inspektie Goes helemaal niet kunnen instemmen. En dat temeer niet, omdat het niet waar is, dat er in een inspektie waar 67% van het totaal aantal leerlingen rooms-katholiek is, een inspekteur van gereformeerde huize is benoemd. Het kwam ons ook al zeer twijfelachtig voor, maar nu is door minister Cals zelf erkend, dat hij te dezer zake foutief is geweest. Onverwacht en ongedacht vonden wij toch op vrijdag 21 juli bij de toegezonden Kamerstukken een aanhangsel onder no. 2070, waarin de door de heren Van Dis en Kodde gestelde vragen opnieuw stonden afgedrukt met daaronder: „NADER ANTWOORD van de heer Cals, minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen. (Ingezonden 19 juli 1961)". Het nadere antwoord luidde als volgt:

„In mijn antwoord d.d. 18 mei j.l. op de vragen van de leden uwer Kamer, de heren Van Dis en Kodde, heb ik o.m. medegedeeld, dat in een inspektie waar de verdeling der schoolbevolking is: openbaar 15%, protestants-christelijk 16%, rooms-katholiek 67%, overig bijzonder 2%, als inspekteur iemand is benoemd, die van gereformeerde huize is.

Toen ik dit antwoord inzond, heb ik mij niet gerealiseerd, dat bij een herindeling, die enkele jaren geleden heeft plaats gehad, ook deze inspektie was betrokken. Ten einde te voorkomen, dat door mijn antwoord een verkeerde indruk wordt gewekt, stel ik het op prijs u mede te delen, dat op het ogenblik, waarop genoemde inspekteur werd benoemd, de verdeling van de schoolbevolking was: openbaar 26, 65%, protestants-christelijk 31, 90%, rooms-katholiek 40, 10%, overig bijzonder 1, 35%". Tot zover de minister, die helaas niet vermeldt over welke inspektie het hierbij gaat. In een brief, die wij kregen, werd echter vermeld, dat het zo goed als zeker is, dat de minister de inspektie Doetinchem op het oog heeft gehad. Toen daar toch enige jaren geleden iemand van gereformeerde huize tot inspekteur werd benoemd, behoorde Aalten tot de inspektie Doetinchem. Toen was dus deze inspektie voor het merendeel protestantschristelijk. Enige tijd terug echter, zo werd voorts in de brief medegedeeld, heeft men de gemeente Aalten aan de inspektie Doetinchem onttrokken en werd er een gebied aan toegevoegd, dat zeer sterk rooms-katholiek is, zodat daardoor de inspektie Doetinchem een roomse inslag verkreeg. Die inspekteur van gereformeerde huize was er dus al lang voordat de zoeven genoemde herindeling plaats vond. Wij stellen het vanzelfsprekend op prijs, dat de minister de bovenvermelde korrektie in zijn antwoord heeft aangebracht, maar het zou door ons op nog hogere prijs gesteld worden, wanneer hij tevens de toezegging had gedaan, dat het in zijn voornemen ligt de benoeming van de rooms-katholieke inspekteur ongedaan te maken en alsnog iemand van protestantschristelijke huize aldaar te zullen aanstellen.

Dit liet de minister echter na. Het doel: een door een protestant bezette plaats te verroomsen was bereikt en daar ging het om. Ten aanzien van topfunkties op het departement van onderwijs wordt er ook al over geklaagd, dat Rome steeds verder opdringt. Hierop hopen we echter later nog wel terug te komen onder meer in verband met daarover onlangs in de Kamer gestelde vragen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's

De inspekteursbenoeming in de inspektie Goes

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's