Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Staten van Zuid-Holland!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Staten van Zuid-Holland!

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Bij de behandeling van het financiële gedeelte der provinciale begroting wees de heer Vlasblom er op, dat men tegenwoordig schier voor alles bij de overheid om geld aanklopt.

Het is, aldus de heer Vlasblom in het vervolg zijner rede, langzamerhand een soort epidemie geworden. Plannen worden gemaakt, die veel geld kosten, en natuurlijk, komt

men te kort; welnu, dan klopt men op de deur van Korte Voorhout no. 1. Vooral doet men dit in naam van de kunst, die een machtige invloed heeft. Daarvoor moet immers alles wijken. Dan houdt men geen rekening met beginselen, die domineren, doch alleen met wat iemand persoonlijk aanvoelt. Dan gaat alles zich wijzigen. Een voorbeeld u genoemd. Waren vroeger woorden als: afgoderij, afgodendienst, woorden ontleend aan de Heilige Schrift, en van diepe inhoud, thans gaat men dit als uiting van kunst betitelen, waardoor die woorden worden uitgehold en van haar betekenis ontdaan.

Dit blijkt zeer duidelijk uit hetgeen Prof. Dr. V. 'Trigt, s.m.a. in een openbare diskussie zei. Hij wees er op, dat het niet meer aangaat te spreken over „afgoderij", maar van „kunst", hij wenste zelfs de term van „afgoderij" te vermijden ten aanzien van de godsdienst, waaraan die kunst is ontsproten. Hier is zeer duidelijk te zien een neergaande lijn, een vervlakking van uitingsvormen, van waardering van hetgeen waarde heeft. Hiermede moet alles worden goed gepraat. Want wanneer dit wordt aanvaard, dan is er een volkomen gelijkstelling. Vandaar dan ook, dat men niet meer spreken moet, volgens Dr. van Trigt, dat beelden niet langer als ergernis gevende uitingen van afgoderij mogen beschouwd worden. Welnu, dan wordt het „kunst".

Hier wordt de weg geopend voor het recht van elke levensbeschouwing, zonder dat wij daarover afkeurend zouden kunnen spreken. Hier heeft men de toepassing der terminologie van levensbeschouwelijkheid, hetwelk in de grond der zaak een afschuwelijk woord is, waarmee men alles goed praat. Dan spreekt men niet meer van religieuze of a-religieuze gezindheid, maar van elke levensbeschouwing, die dan gelijke waarde zou hebben. Hiermee zou dan het bestaansrecht van de zuilen zijn aan te wijzen, wat ik ten stelligste ontken. Maar dit moest men doen, terwUle van de kunst, omdat deze een onmisbaar element in ons leven is geworden. Alzo dacht men. Maar al dat gepraat, dat de mens zonder kunst niet leven kan, berust niet op empirische gronden. Voor zover hij haar beoefent en er van houdt, is dit een „hobby", maar van primair of elementair belang is zij niet.

Dat is niet alleen de mening van een lid van de S.G.P., maar kenners van het vak hebben dit erkend, want, zeggen zij: na de 16e eeuw heeft de kunst opgehouden een essentiële levensfunktie te vervullen. Wij hebben dus als overheid wel te weten wat wij gaan doen. Als wij de begrotingen van rijk, provincie en gemeenten aan een onderzoek onderwerpen, zien wij, dat miljoenen te bezuinigen zyn. Produkten van schrijvers, schilders, beeldhouwers en noem de objekten maar op van de kuituur, dan overdrijven wij niet, dat al deze worden gesteund met milde hand. De overheid is de super-verzekeringsmaatschappij, die wel bijpast. De persoonlijke verantwoordelijkheid wordt uitgehold en de staat is de grote Sinterklaas, die alles geeft.

Dr. Colijn heeft het indertijd zeer juist geïnterperteerd, toen hij sprak over: „de plundergeest, die bij velen heerst ten aanzien van de publieke financiën". Ook de Fransman Bastiat, de grote ekonoom, bespeurde al zo iets, waarvan hij uiting gaf met deze woorden: „De staat is de grote fiktie, waarvoor iedereen probeert te leven op kosten van iedereen". Hier ligt des „Pudels Kern". Dit is niet anders dan een ordinaire greep of aanslag op de beurs van anderen. Want al dat geroep van: „wij allen zijn on­ derdanen, wij allen betalen belastingen", heeft geen enkele waarde. Al dat geroep van solidariteit is in wezen een gecamoufleerd egoïsme; er zit geen greintje idealisme in. Deze gedachten worden, aldus spreker, natuurlijk zeer konservatief genoemd, en al wat progresief wil zijn, springt op de ketting, doch dit weerhoudt ons niet tegen deze geef maar uit-politiek op te tornen. Zulk een konservatief man heeft eens gezegd: „het stelsel van subsidies heeft de strekking om het vertrouwen op eigen krachten te doden. Dat systeem veroordeel ik. Wat anders is het, als het gaat als het subsidieren een kracht is, welke zonder die hulp niet tot ontwikkeling zou zijn gekomen, dus vermenigvuldiging van kracht bij behoud van zelfstandigheid. Zelfs al zou de partikuliere hulp ontbreken, dan is dit nog geen reden om subsidie te geven. Want het vooruitzicht: wij Imjgen toch steun, doet een weifelende houding aannemen". Ik ga straks zijn naam noemen.

Hier hebt ge dus gevaren, die schuilen in het geven en aanvaarden van subsidies, waarmee wij altijd hebben te maken. Dit geldt ook ten aanzien van subsidies aan wetenschap en kunst. Dit is een geliefkoosd onderwerp om met ruime hand te subsidiëren. En weer wil ik de man noemen, die zo konservatief mogelijk deze woorden uitsprak: „Ik stel groot belang in het werk van achtenswaardige geleerden en hun onderwerpen, de minister ziet daarin een publieke zaak, maar ik meen, zij zijn geen regeringszaak of staatszaak, en mogen als zodanig niet worden behandeld. Daaraan geef ik geen subsidie". Op deze wijze heeft Thorbecke zich daartegen gekant. Dat heeft deze man gezegd, voor wie misschien de tijd een paar eeuwen is stil blijven staan. Alzo zegt men. Maar hij verstond het regeren als oud-minister goed, de man die ons de provinciale wet heeft gegeven, die nadien 29 malen is veranderd. Hoe zou hij gedacht hebben over de toepassing van zijn wet, ten aanzien van de subsidies, waartegen wij steeds onze stem hebben verheven.

Het is niet twijfelachtig, maar nu denkt men er anders over. Nu is, en ik wees daar voorheen reeds op, nu is de subsidie, die men ontvangt, als een lintje in het rever, een prerogatief van de regering. Maar juist dit heeft grote bezwaren. Want ook de wakkersten moeten wij niet in de kussens leggen. Nu kan men zich beroepen op de algemene behoefte en op de belangstelling. Indien deze behoeften en belangstelling er inderdaad zijn, dan zal daarin worden voorzien, ook zonder dat de overheid daarvoor geld geeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's

Uit de Staten van Zuid-Holland!

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 augustus 1961

De Banier | 8 Pagina's