Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beginselen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

der Staatkundig Gereformeerde Partij

De naam der S.G.P. (IV.) O

Ds. Taffin heeft ruimschoots in de vervolgingswoede van Rome gedeeld al is het niet gelukt hem in handen te krijgen en terecht te stellen. Als een hert werd hij gejaagd, zodat hij nu eens te Antwerpen, dan weer te Metz en te Heidelberg verbleef, alwaar hij in kennis kwam met de godvruchtige Frederik III, keurvorst van de Paltz. Daarna keerde hij weer terug naar de Nederlanden, waar hij de prins van Oranje op zijn reizen vergezelde en in 1578 tevens predikant werd bij de Waalse gemeente te Antwerpen. Toen deze stad echter in 1585 in de handen van Parma viel, moest hij opnieuw de vlucht nemen en week uit naar de Noordelijke Nederlanden. Hij werd predikant te Haarlem om in 1590 naar Amsterdam te vertrekken, alwaar hij tot zijn dood in 1602 bleef.

Taf fin heeft verscheidene geschriften nagelaten. Wij noemen er de volgende van: 1. Des marques des enfants de Dieu et des consolations en leur afflictions (Van de kentekenen of kenmerken der kinderen Gods en van hun vertroostingen in hun smarten), waarvan ook een Latijnse uitgave het licht zag; 2. Instruction contre les erreurs des Anabaptistes (Onderricht tegen de dwalingen der anabaptisten of wederdopers); 3. Traite de l'amendement de vie, comprius en quatre livres (Verhandeling over de verbetering des levens in vier boeken). Het laatstgenoemde geschrift werd door H. Sluyter in het Nederlands vertaald en werd zodoende voor het volk bereikbaar. Vanwege zijn belangrijke inhoud maakte het grote opgang onder de hervormden, zoda* er niet minder dan negen drukken van verschenen. Ook uit de voorrede van de vertaler blijkt, dat het boek zeer gewild was. In die voorrede wordt toch vermeld, dat het bij alle godzalige gereformeerde christenen in buitengewone hoogachting stond.

In dit boekwerk nu handelt Taffin in het eerste en tweede boek over de bekering en haar vruchten, waarbij allerlei onderwerpen werden behandeld, zoals „Van de dansen" en „Van de avontuersche Lotspelen". In het derde boek schrijft hij zeer uitvoerig over „Van de schuldighe plichten der Overheid" en „Van de schuldighe plicht der Ondersaten tot hare Overheden". Met bewijzen aan Gods Woord ontleend en geheel overeenkomstig artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, zet Taf f in daarin uiteen, dat de overheden ten duurste verplicht zijn hun onderdanen overeenkomstig Gods Woord en wet te regeren en tevens, dat de onderdanen ten zeerste verplicht zijn om met alle middelen, onder meer met gebeden, de overheden daarin behulpzaam te zijn. Hierop, alzo schrijft Taffin, kan Gods onmisbare zegen worden ingewacht om vervolgens op te merken, dat die godvruchtige keizers en koningen, die het land naar de eis van Gods Woord en wet bestuurd hebben, zowel in het tijdperk der eerste christelijke kerk als ook in een vroeger tijdsbestek van Israels zelfstandig volksbestaan, door God rijkelijk gezegend zijn.

Uit deze korte weergave van Taffins geschrift aangaande de schuldige plichten van overheid en onderdaan kan ieder opmaken, dat deze godzalige predikant, die bij de kerk van zijn dagen in zeer hoog aanzien stond, de staatkunde en wat hiermede nauw samen hangt, niet als een onbetekenende, luttele zaak beschouwde, zoals thans nog maar door al te velen wordt gedaan, ook door hen, die voor wie de Bijbel maar niet een gewoon godsdienstig boek is, maar het onfeilbare Woord van God. Als men dezulken over de staatkunde of de politiek hoort spreken, hebben zij daarvoor geen goed woord over. Uitdrukkingen als „dat politieke gedoe" en „die vuile politiek" vloeien menigwerf van hun lippen. Nu is het helemaal niet onze bedoeling om alle politiek goed te praten. Verre is het vandaar. Wij erkennen onbewimpeld, dat er inderdaad in het verleden veel politiek bedreven is, welke de naam van „vuil" ten volle waard is. Daar kon Mr. Groen van Prinsterer in zijn tijd ook al van meespreken. Wat kwam hij niet meermalen bedrogen uit met zijn verwachtingen die hij in zijn eigen geestverwanten had gesteld. Men denke slechts aan wat hij in 1857 meemaakte met Mr. van der Bruggen en later in 1866 met graaf Van Zuylen van Nijevelt, die nog wel als zijn opvolger werd beschouwd, maar die hem, toen hij minister was, geheel uit handen viel.

En zo zouden nog wel meer voorbeelden te noemen zijn van gevallen, waarbij een politiek van minder allooi werd bedreven, waarbij plechtig beleden beginselen werden verzaakt. Men doet er ech­ ter geheel verkeerd aan door nu te gaan generaliseren en op grond van afkeurenswaardige politieke praktijken nu alle politiek of alle staankunde te gaan veroordelen. Tegen zulk een verkeerde gevolgtrekking moet met alle beslistheid worden opgekomen. En dat niet op gezag van enig mens of naar eigen willekeurige meningen, maar op gezag en op grond van het geopenbaarde Woord Gods, waarop ook Oalvljn, Taffin en met hen al onze gereformeerde voorvaderen zich beriepen.

De Heilige Schrift toch leert ons, dat Israels profeten zich op Gods nadrukkelijk bevel met de politiek hunner vorsten hebben moeten bemoeien. Men bedenke slechts, dat de profeet Elia door de Heere expres geboden werd tegen de goddeloze staatkunde van koning Achab te getuigen. Men hale zich voorts voor de geest hoe koning Asa het volk deed aanzeggen, dat zij de God hunner vaderen moesten zoeken en zich overeenkomstig Zijn wetten en geboden hadden te gedragen.

Vervolgens overwege men, dat God profeet na profeet heeft verwekt, opdat zij vorst en onderdaan dringend zouden aanmanen in de inzettingen des Heeren te wandelen, ten einde het bestuur en de wetgeving des lands overeenkomstig Gods heilige wet ingesteld zouden worden.

Voorts zij nog gewezen op de godvrezende koning David, die zijn zoon Salomo, toen deze hem opvolgde, op het hart drukte om toch de wacht des Heeren zijns Gods waar te nemen, om te wandelen in Zijn wegen, om te onderhouden Zijn inzettingen en Zijn geboden, en Zijn rechten en Zijn getuigenis, gelijk geschreven is in de wet van Mozes, opdat hij verstandelijk zou handelen in al wat hij zou doen en alwaar hij zich wenden zou. Tenslotte, om nog maar één sprekend voorbeeld er van te noemen, dat het beoefenen van staatkunde zeer zeker geoorloofd is, ook voor hem, die voor Gods Woord buigt, zij gewezen op de profeet Daniël. Toen deze door de heidense koning van Babel, Nebukadnezar, tot heerser over het ganse landschap Babel en tot een overste der overheden over alle de wijzen van Babel werd aangesteld, heeft hij zich daaraan niet onttrokken. Dit werd evenmin gedaan door zijn drie vrienden, toen zij door Daniël werden gesteld over de bediening van het landschap van Babel. Noch Daniël, noch zijn drie vrienden hebben te kennen gegeven, dat zij met staatkundige zaken niets te maken wilden hebben, omdat in Babel toch alles onder het oordeel Gods lag. Het is dan ook een zeer onschriftuurlijk standpunt zich van de politiek niets aan te trekken, zeggende, dat dit terrein maar aan de wereldse mensen moet worden overgelaten, daar er toch niets meer te redden valt en deze wereld zijn eigen ondergang en verderf uitwerkt.

Zo hebben de oude gereformeerden er niet over gedacht. Met Calvijn en John Knox aan de spits deelden zij met Taffin dezelfde mening. Hun geloofsbelijdenissen alsook hun partikuliere geschriften leggen hiervan een onwedersprekelijk getuigenis af. Leest bijvoorbeeld ook maar eens de predikaties van de zo vermaarde en godvruchtige Engelse doktor in de godgeleerdheid Dr. Owen, die hij voor het Engelse parlement heeft gehouden. Men treft daarin hetzelfde standpunt aan als in het bovenvermelde geschrift van Taffin. Met grote nadruk wordt daarin eveneens het grote gewicht en de dure verplichting verkondigd, welke krachtens Gods getuigenis op overheid en onderdaan ten aanzien van de staatkunde en het bestuur des lands rusten. Ook daarin wordt er krachtig voor opgekomen, dat overheid en onderdaan met alle middelen en krachten er naar zullen staan, dat het bestuur en de wetgeving des lands alzo ingericht worden, dat God de Heere alzo geëerd en gediend wordt, gelijk Hij dat in Zijn Woord gebiedt.

Het is er dan ook zo ver vandaan, dat de Hervormers en met hen Owen en zovele andere predikanten, die voor het Engelse parlement hebben gepreekt en ook andere gereformeerden destijds, de politiek als een luttele, onbeduidende zaak, als een noodwendig vuil geknoei hebben beschouwd, dat zij daarentegen in hun geschriften en predikaties overheid en onderdaan keer op keer hebben voorgehouden, dat er ten aanzien van de politiek zware en dure verplichtingen door God Zelf in Zijn geopenbaard Woord op hen gelegd en hoge eisen gesteld waren, waaraan niemand naar hun gevoelen zich, zonder zich te bezondigen, zal kunnen onttrekken. Wat ons eigen land betreft, zij nog gewezen op mannen als Voetius, Teelinck, Koelman, Brakel en Van Lodenstein, wiens vader destijds schepen en burgemeester van Delft was. Doch waar zouden wij eindigen als wij ze allen zouden moeten noemen. Wij zouden dan onder meer nog moeten wijzen op Hellenbroek, op Van der Groe, die in de 17e en 18e, en op Ledeboer, Hendrik de Cock, Van Velsen, die in de 19e eeuw al even hetzelfde geluid hebben doen horen. Zij allen hebben in dezelfde zin gesproken en geschreven als de te voren genoemde godgeleerden.

Hierop lettend zal het toch ieder zo klaar als de dag zijn, dat de S.G.P. zich allerminst heeft schuldig gemaakt aan enige nieuwigheid door zich onder de benaming „Staatkundig Gereformeerd" op het staatkundige terrein te begeven. Ook gaat zij daarmede in het voetspoor der oude christelijlce kerk. Deze heeft er al evenzeer met alle kracht en beslistheid op aangedrongen, dat een land overeenkomstig Gods Woord en wet bestuurd zou worden en geleerd, dat er te dien aanzien van Godswege dure verplichtingen op overheid en onderdanen rusten. Om slechts één vertegenwoordiger der oude christelijke kerk te noemen, zij gewezen op de kerkvader Augustinus. Hoe werden de christelijke keizers, zoals Constantijn de Grote en Theodosius de Grote door hem geprezen, omdat zij door wetten en ordonnantiën de heidense afgodendienst hebben afgebroken en de christelijke godsdienst bevorderd. In het licht der historie kan alzo

niet staande gehouden worden de bewering, dat de S.G.P. met wat nieuws voor de dag is gekomen als zij onder de naam Staatkundig Gereformeerd zich met staatkunde en staatkundige vraagstukken js gaan bezig houden. Daarmede heeft zij niets ongeoorloofds bedreven, is zij der wereld allerminst gelijkvormig geworden. Dit was wel liet geheel ongegronde oordeel der anabaptisten of wederdopers eertijds ten aanzien van onze gereformeerde vaderen, waar dezen de beoefening van staatkunde overeenkomstig Gods Woord en wet krachtig voorstonden. Dat doperse gevoelen kan echter voor de rechtbank van Gods Woord niet bestaan. In tegenstelling met die doperse opvatting en geheel in overeenstemming met de gereformeerde voorvaderen belijdt de S.G.P., dat de beoefening van de staatkunde niet alleen van Godswege geoorloofd, maar zelfs door God de Heere geboden is.

Daarom moet zij zich, haar naam getrouw, ook keren tegen al degenen, die in onze dagen meer openlijk of bedekt, de oude doperse leringen voorstaan en beweren, dat een christen zich van de politiek verre behoort te houden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1961

De Banier | 8 Pagina's

De beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 1961

De Banier | 8 Pagina's