Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De opening van de zitting  der Staten-Generaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De opening van de zitting der Staten-Generaal

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

PRINSJESDAG

Onder schitterende weersomstandigheden — het was zelfs buitengewoon warm — had op dinsdag 19 september j.l. de opening plaats van de zitting 1960/1961 der Staten-Generaal door Hare Majesteit de Koningin.

Als naar gewoonte bestond er voor deze steeds weer plechtige gebeurtenis zeer grote belangstelling. Dit kwam niet alleen tot uiting op het Binnenhof, waar zeer velen een staanplaats hadden verkregen, en in de gebouwen rondom het Binnenhof, waar tal van genodigden voor de vensters hadden plaats ge­ nomen om de schitterende stoet met de Gouden Koets, waarin Hare Majesteit gezeten was, in ogenschouw te nemen, maar ook van de zijde van het publiek. Publiek uit Den Haag, maar ook uit tal van andere plaatsen uit het land, dat zich reeds des morgens vroeg had opgesteld aan de wegen, waar de stoet zou langs trekken.

Te cirka één uur vertrok deze van het paleis aan het Lange Voorhout. Voorop ging het rijtuig van de hofmaarschalk, gevolgd door de open calèche met de Prinsessen Beatrix, Irene en Margriet, die voor het eerst meeging, vervolgens de Gouden Koets met het Koninklijk Paar. Na cirka een kwartier bereikte de Koninklijke stoet, waarin zich ook nog een detachement van de Koninklijke Marechaussee, grenadiers met vaandel en rijkspoltie te paard, allen in ceremonieel tenue, bevonden, het Binnenhof. Alhier werd Hare Majesteit met de Koninklijke Familie opgewacht door de autoriteiten van het MiUtaire Huis, de Koninklijke adjudanten, de Goeverneur van de residentie, de Commandant der afzettingen en de dienstdoende Kamerheren, terwijl 70 man van het Korps Mariniers voor de Ridderzaal de wacht betrokken hadden.

Nadat de Prinsessen waren uitgestegen, bleven zlj wachten tot de Gouden Koets was aangekomen om na de Koningin en de Prins de trap naar de Ridderzaal te bestijgen. In de Ridderzaal hadden inmiddels tal van genodigden vóór 12 uur de voor hen bestemde plaatsen bezet, terwijl ook de leden van de Raad van State en alle ministers, op twee na, hadden plaats genomen. Om ongeveer kwart voor één opende de voorzitter. Mr. Jonkman, de verenigde zitting van Tweede en Eers< ^e Kamer, waarna door hem de Kommissie werd benoemd, die de Koninklijke Familie moest ontvangen, begeleiden en uitgeleide doen. De leden, die voor deze Kommissie aangewezen werden, hadden hiervan enige dagen tevoren reeds mededeling met de nodige aanwijzingen ontvangen. Deze Kommissie bestond uit de heren Mr. Vixseboxse, lid der Eerste Kamer, die Hare Majesteit bij de ingang der zaal moest ontvangen en zich aan Haar linkerzijde moest plaatsen; Mr. Roos jen, die zich ter linkerzijde van Z.K.H. de Prins der Nederlanden moest stellen, de heer Derksen, die links van H.K.H. Prinses Beatrix moest gaan; Ir. van Dis, die zich ter linkerzijde van H.K.H. Prinses Irene moest plaatsen, en Mr. Cammelbeek, die ter linkerzijde van H.K.H. Prinses Margriet deze moest begeleiden. Voorts waren er nog vijf Eerste- en Tweede-Kamerleden, die zich by de ingang in het middenpad van de zaal hadden opgesteld om in één rij van drie en één rij van twee zich in beweging te stellen vóór Hare Majesteit de Koningin.

Nadat Hare Majesteit en de andere leden van de Koninklijke Familie elk der vijf eerstgenoemde Kamerleden de hand gegeven hadden, zette de stoet zich in beweging in de richting van de Troon, doch niet alvorens de Ceremoniemeester met drie tikken van zijn staf op de grond het sein daartoe had gegeven.

Bij de Troon aangekomen, namen Hare Majesteit, de Prins en de drie Prinsessen plaats op de voor hen bestemde zetels, terwijl de Grootmeesteres zich rechts en de Dame du Palais zich links van H.M. de Koningin plaatsten. Kamerheren en andere heren, in dienst van het Koninklijk Huis, allen in schitterende ambtskleding, stelden zich aan weerszijden van de Troon. Hierop las de Koningin de Troonrede voor. Zij deed dit met duidelij - ke en heldere stem, zodat de rede door allen in de zaal, die van luidsprekers was voorzien, goed te volgen was.

Na het uitspreken van de laatste woorden der Troonrede: „Met deze bede verklaar ik de zitting van de Staten-Generaal voor geopend", riep de voorzitter. Mr. Jonkman: „Leve de Koningin!" welke woorden van de zijde der Kamerleden gevolgd werden door een driewerf „hoera!"

Alsnu verlieten de vorstelijke personen hun zetels om zich, wederom op dezelfde wijze door de vijf eerstgenoemde Kamerleden begeleid, naar de wachtkamer te begeven. Hier onderhielden zij zich nog enige minuten met de leden der Konmiissie, waarna Hare Majesteit en Z.K.H. de Prins uitgeleide werd gedaan, voorafgegaan door de drie Prinsessen, van wie Prinses Beatrix nogal last gehad bleek te hebben van de warmte, wat ook niet te verwonderen valt, daar het in de zaal zeer warm was. Zelfs bulten zijn er onder de militairen en marechaussees nog enkelen geweest, alsook onder het publiek, die door de warmte bevangen werden en moesten worden weggedragen. De Komjnissieleden begaven zich vervolgens terug naar de zaal om bij monde van de voorzitter. Mr. Vixseboxse, de Voorzitter der Vergadering mede te delen, dat zij zich van hun taak gekweten hadden. De Voorzitter bracht daarop de ïLommissie dank voor haar werkzaamheden en sloot hierna de vergadering.

Des namiddags maakte de Koninklijke Familie als naar gewoonte een rijtoer door de stad. Ook nu was er een overweldigende belangstelling. Tienduizenden toeschouwers hadden weer een plaats gezocht op de trottoirs der Haagse straten en voor de geopende vensters, waaruit hier en daar confetti over het Koninklijk Paar en de Prinsessen gestrooid werd toen dezen in tamelijk sneUe draf voorbijreden. Dat het ook nu aan toejuichingen niet ontbrak, laat zich wel indenken. Deze dag. Prinsjesdag genoemd, heeft weer eens bewezen welk een nauwe band er bestaat tiissen ons volk en de Koninklijke Familie. Het is dan ook een groot voorrecht, dat wij in deze revoltionalre tijd nog een Koningin mogen hebben uit het doorluchtig Huis van Oranje, waaraan ons volk zoveel verschuldigd is. Bovendien een Koningin, van Wie naar alle waarheid kan gezegd worden, dat Zij in alle omstandigheden met Haar volk meeleeft en ook in Haar persoonlijk optreden zich niet autoritair (uit de hoogte) voordoet, maar uiterst eenvoudig is en de kunst verstaat om hen, die Zij ontvangt, op hun gemak te brengen.

Ja inderdaad, Nederland Is nog hoog bevoorrecht. In verscheidene landen van Eiiropa, die vóóf: de laatste wereldoorlog nog een koning hadden, is deze onttroond en verbannen. Men denke aan Italië, aan Boelgarije, aan Roemenië, aan Joego-Slavië. In de drie laatstgenoemde landen heerst thans het kommunisme en gaat het volk gebukt onder een zwaar drukkend juk. Zal het bij ons zo blijven als het thans is?

Dit is Gode alleen bekend. Ziende op de zonden van land en volk, van Vorstenhuis en volk, waarbij wij onszelf maar hebben in te sluiten, kan de vrees ons wel eens bevangen, dat Nederland een zelfde lot wacht als de zoeven genoemde landen. Daartoe is maar zeer weinig nodig. Eén vonk slechts in het kruitvat en heel de wereld staat weer in vuur en vlam. Tot op heden bond de Heere de volkeren nog in. In Zijn grote lankmoedigheid en verdraagzaamheid hield Hij het uitbreken van een „hete" oorlog nog tegen. Dat hebben Neêrlands Vorstenhuis en volk niet aan zichzelf te danken. Verre is het vandaar!

Wat toch is er onder ons geworden van de eerbied voor Gods heilige Naam en heilige dag? Veelvuldig worden de vreselijkste vloeken uitgebraakt.

In de burgermaatschappij, op kantoren en in fabrieken, in kroegen en bijeenkomsten, in huisgezinnen en in het leger, wordt herhaaldelijk de vreselijke vloek uitgesproken, waarbij men zijn eigen verdoemenis inroept, terwijl anderen zelf niet eens meer weten dat zy voortdurend Gods Naam ij dellij k gebruiken. Nog steeds i^ dan ook van kracht wat wijlen Prof. Wisse jaren geleden, vlak na het uitbreken van de eerste wereldoorlog, schreef in een door hem uitgegeven tijdrede, namelijk dit: „Wie kent een tijd als de onze, waarin zo openlijk met God, Zyn Naam, Zijn Woord, Zijn dag. Zijn volk. Zijn zaak werd gespot? De ene levende God is verworpen, duizenden afgoden heeft de mens zich in de plaats gesteld. Schandelijk, banaal, lafhartig is de „nieuwerwetse" manier van spotten met God en godsdienst. Het heilige heeft men al ruwer en schaamtelozer trots onteerd. Verenigingen zijn gesticht om de godsdienst openlijk te bestrijden. Atheïsme en modernisme zijn in bond getreden in de 19e eeuw, om al wat maar zweemt naar godsdienst, geloof, christendom en kerk op het felst te belagen. Dag en uur en minuut stijgen alom de vreselijkste godslasteringen op. Neen, niet van 16 tot 60, maar letterlijk van kind tot grijsaard is alles onder de wapenen geroepen door vorst Beëlzebul tegen Koning Jezus. Jongens en grijsaards, alles vloekt en zwetst, schendt Gods Naam en Gods dag. De sabbat is verkeerd in een dag van plezier en pret, op die dag is heel Nederland schier één voetbalveld geworden; muziekoptochten en kermisfeesten ontheiligen al meer de sabbat des Heeren. Bioskoop-, theater- en schouwburgzaal trekken de duizenden dag aan dag, het liefst om aan de schandelijkste en liederlijkste, met God en eerbaarheid spottende sensatiestukken zich te vergapen. Men heeft zich zelfs niet ontzien om de lijdensweg van onze gezegende Zaligmaker op te nemen onder de bioskoopvoorstellingen".

Tot zover Prof. Wisse, die onder ons geen onbekende is en meerdere spreekbeurten voor de S.G.P. heeft vervuld. Wat hij cirka 50 jaar geleden schreef, is allerminst verouderd. Het geldt zelfs in versterkte mate, en dat niettegenstaande twee wereldoorlogen achter ons liggen. Met de profeet Jeremla mogen wij dan ook wel uitroepen: „O land, land, land, hoor des Heeren Woord!"

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1961

De Banier | 8 Pagina's

De opening van de zitting  der Staten-Generaal

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 september 1961

De Banier | 8 Pagina's