Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Krematie en Krematorium

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Krematie en Krematorium

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Synode Gereformeerde Kerken Gemeenteraad Rotterdam

De laatste tijd is de kwestie der lijkverbranding in ons land wederom aan de orde geweest. En wel in drieërlei opzicht. Ten eerste of de lijkverbranding van gereformeerd standpunt bezien veroordeeld moet worden. Ten tweede of een kerkelijke instantie zich bij een lijkverbranding kan laten vertegenwoordigen. Ten derde of men als raadslid mag medewerken aan de bouw van een krematorium of lij kverbrandingsoven.

De beide eerste punten kwamen ter sprake op de onlangs te Apeldoorn gehouden Ssmode der Gereformeerde kerken. Wij kunnen niet uitvoerig op het daar over deze kwestie verhandelde ingaan, daar wij dan wel een serie artikelen hierover zouden moeten gaan schrijven. Wij zullen ons dus bij de hoofdzaken en bij de slotkonklusies bepalen, ook al omdat de afcta dezer Synode nog niet ter beschikking staan en wü dus moeten afgaan op een verslag uit de pers. Mogelijk zal er dan D.V. later nog eens uitvoeriger op worden terug gekomen.

De zaak is namelijk deze, dat op voornoemde Synode een verzoek was ingekomen van de classis Winschoten (Gr.) om een ultsjjraak te doen over de vraag hoe de Gereformeerde Kerken hebben te staan tegenover de lijkverbranding en voorts of een kerkeraad zich desgevraagd bij een lijkverbranding kan doen vertegenwoordigen.

Wie nu zou denken, dat de Synode eenparig de lijkverbranding heeft veroordeeld, en met alle beslistheid het zich doen vertegenwoordigen bij een lijkverbranding door een kerkeraad der Gereformeerde Kerken van de hand zou hebben gewezen, vergist zich daarin wel zeer. De kommissie, die deze zaak had behandeld, en namens welke Dr. Aalders te Leeuwarden rapporteerde, kwam volgens het verslag in de Nieuwe Haagse Courant van 23 september j.l. inzake het verbranden van lijken (kremeren) tot deze konklusie:

„Het kremeren van de doden, mits niet uit motieven van ongeloof of van bijgeloof, is als zodanig niet per sé in strijd met het christelijk geloof, en geeft de kerk dan ook geen reden, haar „medewerking" aan deze vorm van lijkbezorging te onthouden of haar vertegenwoordiging hierbij te weigeren".

Dit is toch wel een zeer ontstellende konklusie. Zij is niet minder dan een kaakslag in het aangezicht der oude christenen, die, toen zij nog heidenen waren, bij de lijkverbranding waren opgegroeid, daaraan hadden deelgenomen en zeker ook hun stoffelijk overschot zouden hebben laten verbranden indien zij heidenen gebleven waren. Zodra zij echter uit de duisternis van het heidendom door genade waren overgebracht tot Gods wonderbaar licht en zij Christus hadden leren kennen als de Overwinnaar van hel, dood en 'graf, braken zij onmiddellijk met deze puur heidense gewoonte. Onder de zich hedendsiags gereformeerd noemende christenen neemt men echter tegenover de lijkverbranding een geheel ander standpunt in, hoewel deze jjralctijk in de vorige eeuw juist door de mannen van het ongeloof werd gepropageerd. Het was Dr. Kuyper, die hierop reeds in 1874 de aandacht vestigde. Hij schreef dienaangaande:

„Voeg hierbij, dat de lijkverbranding niet een nieuwe vinding, maar uit de heidense oudheid bekend was. En eindelijk, dat als ijverige apostelen vóór lijkenverbranding juist zij optreden, wier breuke met het historisch christendom niet verbloemd wordt, de moderne theologen, Heinrich Lang aan het hoofd, vooraan".

Is de herleving van de praktijk der lijkverbranding in de vorige eeuw derhalve voortgekomen uit de moderne wereldbeschouwing, waarin het ongeloof de toon aangaf, zij is bovendien beslist tn strijd met het christelijk geloof. Ook dit Is door Dr. Kuyper hi 1874 nadrukkelijk verklaard. Hierover schreef hij als volgt:

„Vraagt men welk deel der christelijke belijdenis zich dan wel tegen de krematie verzet, dan wijzen wij op de leer: Ie. van 's mensen schepping naar Gods beeld; 2e. van de dood als geen natuurproces, maar daad Gods; 3e. van de opstanding van Christus als het mlddenpunt der openbaring; en 4e. van het afgodische in alle mensenverering".

Dr. Kuyper lichte deze vier punten nader toe, waarop we echter niet verder kunnen ingaan. Genoegzaam blijkt er uit, dat de voren vermelde konklusie van de kommissie, weli: e aan de Synode der Gereformeerde Kerken rapport uitbracht, hiermede finaal in strijd is. Niet onvermeld mag blijven, dat er ter Synode nog waren, die tegen de desbetreffende konklusie opkwamen, zoals o.a. Ds. Riphagen van Barendrecht, die tevens zeer terecht opmerkte, dat de uitspraak der kommissie wel op een zeer ongelukkig moment kwam, daar de kerken van gereformeerde gezindte te Rotterdam en omgeving juist een protest hadden ingediend tegen de oprichting van een krematoriimi In die stad. Ook Ds. Idema van Wilsum (graafschap Bentheim) bleek het niet met de konklusie der kommissie eens te zijn, evenals Ds. de Graaf van Almkerk. Daarentegen werd de konklusie verdedigd door mannen als Prof. Nauta, Prof. Meuleman en Dr. van Swlgchem van Kami)en.

Het besluit der Synode inzake deze kwestie was dan ook wat het eerste punt betreft noch vlees noch vis. Leden, van wie bekend is, dat zij hun lichaam na htm overlijden wensen te laten verbranden, moeten worden bezocht. Niet echter om hen er op te wijzen, dat de lijkverbranding door de Gereformeerde Kerken ten sterkste wordt veroordeeld en onverenigbaar is met het lidmaatschap dezer kerken, ook niet om hen er van in kennis te stellen, dat de kerkeraad bij het overlijden van zulke personen zich geheel afzijdig zou houden. Indien zij mochten overlijden terwijl zij nog lid der Gereformeerde Kerken zouden zijn, maar slechts opdat zij zich bewust rekenschap zullen geven van hun voornemen, waarmede zij zowel van de in de Heilige Schrift voorkomende gewoonte als van de oude christelijke traditie van het begraven der doden afwijken.

Het besluit Inzake het tweede punt van het verzoek der classis Winschoten hield namelijk in, dat de Synode geen redenen aanwezig acht waarom een kerkeraad zich niet by een lijkbezorging door middel van krematie zou doen vertegenwoordigen.

Door de genoemde besluiten heeft de Synode der Gereformeerde Kerken de deur wagenwijd opengezet voor het al meer en meer doen ingang vinden van de heidense praktijk der lijkverbranding onder leden dier kerken. Als toch een kerkeraad van een gereformeerde kerk zich slechts bepaalt tot het gaan voeren van een pastoraal gesprek over begraving en verbranding van lijken en zich bij de Icrematie van het stoffelijk overschot van een Ud dezer kerk laat vertegenwoordigen, dan behoeft het niet te verwonderen, dat het toepassen van de heidense praktijk der lijkverbranding daarvoor in plaats van te worden tegengegaan, bevorderd wordt.

In het licht van deze uitspraak wekt het geen verbazing dat de antirevolutionaire leden van de Rotterdamse gemeenteraad op twee na, allen hun stem hebben gegeven aan het voorstel aangaande de oprichting van een krematorium te Rotterdam, hoewel er toch van 48 kerken van de gereformeerde gezindte bezwaarschriften tegen dit voorstel bij de raad waren ingezonden. Eén der raadsleden, de heer Van der Ploeg, beriep zich zelfs op de uitspraak van bovengenoemde Synode ter verdediging van het voorstel, waarin op grond van de wet van 1956 van de raad werd gevraagd gunstig advies aan de Koningin uit te brengen op het verzoek van de krematoriumverenigtng Nederland een krem.atorium te Rotterdam te mo­ gen oprichten. Met 32 tegen 3 stemmen werd dit voorstel dan ook door de raad aangenomen. Alle RJK., alle C.H. en zoals opgemerlct, alle A.R. op twee na, stemden voor. De drie tegenstemmers waren de heer Van Dis (S.G.P.) en Wilschut (A.R.) en mevr. Diemer— Lindeboom (A.R.).

Dat de meeste A.R. en de C.H. te Rotterdam voor dit voorstel stemden, was geen novum. In Den Haag deden alle A.R. en C.H. raadsleden omstreeks 1959 hetzelfde, evenals de A.R.- en C.H.- Kamerleden daarvóór ook reeds hun stem hadden gegeven aan het wetsontwerp, waarbij de lijkverbranding en het bouwen van krematorla wettelijk werd gesanktioneerd.

Een dergelijk optreden van A.R.en CH.-vertegenwoordigers is wel in flagrante strijd met de leuze, welke zo menigmaal bij verkiezingen werd aangeheven, namelijk, dat de handhaving van de christelijke grondslagen van ons volksleven alleen veilig is bij de samenwerking van A.R., C.H. en R.K.!

P.S. Het is ons voornemen D.V. op de debatten tn de Rotterdamse gemeenteraad terug te komen zodra de handelingen verschenen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1961

De Banier | 8 Pagina's

Krematie en Krematorium

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1961

De Banier | 8 Pagina's