Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Komt laat ons aantoidden en nederbukken, laat ons nedeotoiielen voor de Heere, Die ons gemaakt heeft. Psalm 95 : 6

Psalm 95 wordt door onze Statenbijbel genoemd „een vermaning tot lot, dienst en gehoorzaamheid aan God vamwege Zijn grootheid". Weliswaar beknopt, ligt in deze omschrijving toch < ie kern van deze Psalm besloten. Lof aan God, dienst van Hem, gehoorzaamheid aan Hem.

En aJs we spreken over de dienst van God, dan denifcen we als vanzelf ook aan het huis van God. Dat wil niet zeggen, dat we alleen to de kerk, als in het huis des Heeren, Hem hebben te dienen. Die ons het leven sdhonk en het nog onderhoudt door het Woord van Zijn kracht. Maar het is wel zo, dat we, om in dit aardse bestaan God recht te kunnen kennen en te mogen dienen, de opgang naar des Heeren huis hebben te maken. Om van dit huls uit, onder de voor-, llohtmg van de lamp van Gods Woord en bij het licht Zijns Geestes, de weg te leren gaan, die ons daar wordt voorgesteld. Of we nu ons leven beginnen in een woonschuit of ta een sierlijk huis, het ware, echte begin kan alleen aanvangen m het huis des Heeren. Want dat begin leid; t alleen naar het goede einde, en het einde van ons leven moge zijn: dat Godsgebouw, diat tot iai eeuwigheid rijzen zal. Tussen dat begin en zulk een etode kan een kortere of langere weg liggen. De weg kan o zo kort zijn. De dichter van Psalm 27 beleed: „mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten". Wat een genadevoorrecht het dan te mogen weten: , pnaar de Heere zal mij aannranen". Evenwel, we moeten oppassen. Het is niet voldoende het begin in 's Heeren huis aiUeen m uitwendige, m formele zin te mogen hebben. Waar het bij zulk een goed begin op aan komt, wordt duidelijk en Waar ons aangezegd tn onze tekstwoorden: „Komt, laat ons aanbidden en nederbukken, laat ons knielen voor de Heere, Die ons gemaakt heeft". Gods huis wil een bedehuis genaamd zijn. Maar als het wel met u is, zult ge in uw eigen woning ook wel ergens een plekje vinden, dat mag dienen als bidvertrek. De vrome dichter van Psalm 95 gaat ervan uit, dat ieder, die zijn vermanende oproep hoort, met hem instemt, dat God ons gemaakt heeft. Uiteindelijk staat Hij achter ons ibestaan, en hebben we alles aan onze Schepper-God te danken. Psalm 100 omschrijft dat volschoon:

De Heer* is God, erkent dat Hij Ons heeft gemaakt, en geenszins wij!

Maar als dat dan zo Is, dat God onze Schepper en Panneerder werkelijk is, dan heeft Hij ook recht op ons. Dan heeft Hij er recht op, dat wij ons tot Hem wenden met alles, wat ons bezig houdt, met al onze noden en vragen, met al onze lof en vreugden. Tegenover die hoge majesteitelijke God, Die hemel en aarde en alles wart; daarin is, geschapen heeft, betaamt ons de grootst mogelijke eerbied. Eerbied en ontzag to het gebruiken van zyn Naam; eeitoled en ontzag to het lezen van Zijn Woord, en to het heiligen van Zijn dag. Met eerbied en ontsaag hebben wij bovenal tot Hem te naderen, voor Wie de engelen het aangezicht omwinden, elkaar toeroepende: „HeaMg, heilig, heilig is de Heere der heirscharen". Gods igrote en geduchte heiliigheid en gerechtigheid 'kan ons, kletoe mensen, van Hem afgeweiken zondaren, doen vrezen, zodat we — in plaats van tot Hem te naderen — van Hem wegvluchten. Dat dunkt velen tegenwoordig een oplossing. Neen, deze God roept ons en nodigt ons uit tot Hem te naderen. Want Hij kan en wü Zich nog aan ons bekend m'aken en meedelen als „de Heere", als de trouvplioudende, genaderijke Verbondsjehovaih. In opdracht van Hem spreekt hier één van Zijn dienstknechten het openlijk uit: Komt, laat ons aanbidden en nederbukken. Ge moogt dus komen, zoals ige zijt. Maar voor God kamende, kunt en zult ge u- zelf niet handhaven. Zeven-, en nogmaals zevenmaal boog de vrome Israëliet zich voor Hem neer. Dit noemt de dichter: „aanbidden". De stofschoenen van de voeten. De plaats, waarop we staan, is heilig land.

God is tegenwoordig. God is to ons midden, laat ons diep to 't stof aanbidden,

zong Gerh. Tersteegen. Lees zo to het leven van de bijbelheiligen. Wat buigen ze diep, to ^allerlei levensomstandigheden. Abraham in het open veld, ten be- , . öoeve van de steden Sodom en Gomorra. Job op de ashoop, to stof en as. Een Davld to zijn kontoklijk paleis. Hiskia op zijn ziekbed, kirrend als een duif, en piepend als een zwaluw. Mar^sse to de kerker, kwam tot de diepe kennis: de Heere is God. En de tevoren ongelovige Thomas ligt to de opperzaal te Jeruzalem to aanbiddtog verankerd aan Christus' voeten, to het „mijn Heere en mijn God". In zulke aanbiddtog is er de overgave van ons gehele lichaam en ziel aan Hem, wie we krachtens onze oorsprong toebehoren. God is dan Rechter, Die beslist.

St. Maartensdijk

Ds. v. d. Haar

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1961

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 november 1961

De Banier | 8 Pagina's