Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Binnenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Binnenland

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Belangrijke feiten genoemd in memorandum-Van der Putten In het memorandum van de heer Van der Putten wordt voorts vermeld, dat drie hoofdbestuursleden van de B.B.H., onder wie hijzelf, door generaal Spoor op 14 juli 1948 in audiëntie werden ontboden. De generaal gaf toen een openhartige uiteenzetting over de bij zijn onderzoek aan het licht gekomen feiten, mede betreffende de moord op de vaandrig Aernout en de onregelmatigheden bij de L.T.D. Hij zeide deze zeer ernstig te achten en vast besloten te zijn de geeigende maatregelen te nemen, o.m. daarin bestaande, dat de generaal X van zijn funktie zou worden ontheven, zodra de omstandigheden dit mogelijk maakten. Op zijn woord van eer gaf generaal Spoor voorts de verzekering, dat hij er op zou toezien, dat de hoofdbestuursleden geen represailles van de zijde der schuldigen zouden treffen en dat, indien onverhoopt zich verontrustende feiten zouden voordoen, het hoofdbestuur de leger kommandant (generaal Spoor, red. De B.) rechtstreeks mocht opbellen.

Op 5 februari 1949, toen inmiddels weer nieuwe klachten waren gerezen, had het hoofdbestuur opnieuw, ditmaal ten burele van de legerkommandant, een onderhoud. Onderwerp van bespreking was opnieuw de L.T.D.-affaire en maatregelen om herhaling te voorkomen. Onder meer werd bij dit onderhoud gesproken over de heer Y, die burger-personeelsleden chanteerde. Deze heer Y bleek niet eens als werknemer te boek te staan, hij was door het direktoraat-L.T.D. aangenomen op daggeld (ƒ 23, — per dag), terwijl zijn echtgenote bij hem werkzaam was tegen een salaris van ƒ 300, — per maand.

Dit laatste onderhoud werd bij het direktoraat L.T.D. bekend en leidde er toe, dat van die zijde maatregelen tegen de heer v. d. Putten werden genomen met het doel hem uit Bandoeng weg te krijgen. Ook nadat de kommissie-Huysmans rapport had uitgebracht, waarin allereerst als konklusie werd vermeld, dat recht (moest wedervaren aan de heer v. d. Putten, werden pogingen om hem uit Bandoeng te verwijderen, voortgezet.

Eerst een poging hem per 1 maart 1949 naar Tjimaki over te plaatsen, welke echter door generaal Spoor persoonlijk ongedaan werd gemaakt.

Daarna volgden pogingen om de heer Van der Putten naar Solo en Makassar over te plaatsen. Inmiddels was generaal Spoor op 25 mei plotseling overleden. Door een tweetal hoge officieren, een kolonel en een overste werd nu de heer Van der Putten ten burele L.T.D. voor de keus gesteld naar Nederland te vertrekken of naar Solo te worden overgeplaatst. Andere hoofdbestuursleden werden langs soortgelijke weg uit Bandoeng verwijderd.

Op 1 augustus 1949 werd de heer Van der Putten door het direktoraat L.T.D. plotseling geschorst op grond van — overigens hem onbekende beweerdelijk laakbare — handelingen. Hij kreeg aanzegging niet meer op zijn werk te verschijnen en zijn salaris werd tot 30% ingekort.

Intussen werd bij geheim schrijven het hoofdkantoor reiswezen opgedragen — zonder medeweten van de heer Van der Putten — voor hem passage te boeken op de „Asturias" met bestemming Nederland. De heer Van der Putten kreeg hiervan van voornoemd hoofdkantoor bericht.

Op 11 augustus 1949 werd de schorsing ongedaan gemaakt en de inmiddels gelaste overplaatsing naar Makassar ingetrokken. Op 11 augustus 1949 weer een besluit tot overplaatsing naar Tjiniahi, welk besluit echter op 22 augustus 1949 door de nieuwe legerkommandant ongedaan werd gemaakt met herplaatsing van de heer Van der Putten op C.W. 90.

Vervolgens wordt in het memorandum onder c melding gemaakt van onregelmatige manipulaties op het technische vlak onder verantwoordelijkheid en met medeweten van het direktoraat L.T.D. 1. Kraanwagens waren nauwe­ lijks aanwezig. Er werden toen in eigen beheer kraanwagens gemaakt, die uitstekend bleken te voldoen. Plotseling werd in opdracht van het direktoraat L.T.D. de vervaardiging hiervan stop gezet onder het mom, dat er geen materiaal voorhanden was, terwijl er materiaal in overvloed was. Aan een technisch bureau werd opdracht gegeven voor 60 kraanwagens. Deze kostten per stuk ƒ 4600, —, doch bleken na aflevering onbruikbaar. Om ze bruikbaar te maken moest er per stuk ƒ 5200, — aan ten koste worden gelegd. Grote vertraging in beschikbaarstelling dezer wagens voor de troepen te velde was er het noodlottig gevolg van.

2. Op C.W. 90 werd een acetyleenontwikkelaar voor eigen gebruik gekonstrueerd, zo, dat het gevaar voor de soldaten, die onder vijandelijk vuur met snij branders moesten werken, belangrijk werd verminderd.

Op zeker ogenblik werden in opdracht van het direktoraat L.T.D. al deze apparaten buiten bedrijf gesteld. De dienst veiligheidstoezicht zou ze hebben afgekeurd. Achteraf bleek dit volkomen onjuist te zijn. Gevolg was, dat de troepen het intussen zonder acetyleen moesten stellen. De heer v. d. Putten had geprotesteerd. De toenmalige kwartiermeester-generaal maakte hem schriftelijk verwijten, doch toen hem bleek, dat hij verkeerd was voorgelicht, erkende hij dit ruiterlijk.

Later bleek, dat het direktoraat L.T.D. elders inferieure acetyleenontwikkelaars had aangekocht, die in de praktijk zelfs levensgevaar konden opleveren. Daarom waren de in eigen bedrijf vervaardigde apparaten afgekeurd. Het slot was, dat laatstgenoemde apparatuur opnieuw in bedrijf werd gesteld.

Voorts deelt de heer v. d. Putten mede, dat aan het hoofdbestuur B.B.M. in opdracht van kapitein Westerling namens wijlen generaal Spoor een volledig dossier werd gegeven met het verzoek om waar mogelijk bij bevoegde instanties de inhoud daarvan betreffende de gekonstateerde malversaties en de gegevens betreffende de moord op vaandrig Aernout tot klaarheid te brengen.

Het hoofdbestuur der B.B.M. besloot dit dossier ter kennis te brengen van de minister van oorlog, Mr. Schokking. Deze werd echter al vrij spoedig opgevolgd eerst door Mr. 's Jacob, dan door Ir. Staf. Deze gaf het dossier ter onderzoek aan een daartoe ingestelde kommissie, de kommissie-Zaayer.

In het rapport dezer kommissie werd ook het rapport der kommissie-Huysmans besproken, doch volgens kolonel Huysmans, die nog leeft en in Nederland woont, werd daarvan een vertekend beeld gegeven. Ir. Staf heeft het rapport kommissie-Zaayer dan ook als onjuist ter zijde gelegd en verklaard, dat het nooit had gepubliceerd mogen worden. Bovendien heeft minister Staf de heer Van der Putten volkomen gerehabiliteerd.

Naar aanleiding van dit standpunt van minister Staf heeft de heer v. d. Putten toen de reeds door hem tegen . Mr. Zaayer Ingediende klacht wegens aantasting in eer en goede naam ingetrokken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1961

De Banier | 8 Pagina's

Uit het Binnenland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1961

De Banier | 8 Pagina's