Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nieuw-Guinea kwestie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuw-Guinea kwestie

25 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ir. van Dis

Onder zeer grote belangstelling behandelde de Kamer de vorige week de brief van de ministerpresident inzake de behandeling van de kwestie Nieuw-Guinea in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en de tengevolge daarvan ontstane situatie. Reeds voor half 12 had zich voor de ingang van de publieke tribune een groot aantal nieuwsgierigen verzameld. Aangezien deze tribune echter slechts een beperkt aantal personen kan bergen, moesten velen worden teleur gesteld. Ook de gereserveerde tribune en de loges waren geheel bezet. Onder meer was de Nieuw-Guinea-Raad vertegenwoordigd door zijn voorzitter, de heer Sollewijn Gelpken, en een lid. Mr. De Rijke. Voorts bevonden zich in de loges gezanten, o.a. die van Zuid-Afrika, alsmede leden der Eerste Kamer. Zelfs waren er 3 Indonesische gezanten, o.a. die uit Brussel en Bonn, die welwUlend op vertoon van hun diplomatieke pas toegelaten werden, ofschoon de diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Indonesië door Soekamo verbroken zijn. Achter de ministerstafel zaten de minister-president Prof. de Quay, de ministers Lims en Toxopeüs en de staatssekretaris voor Nieuw-Guinea Mr. Both. Ook waren de buitenlandse en de binnenlandse pers vanzelfsprekend rijkelijk vertegenwoordigd, zodat de perstribunes stampvol waren.

Voordat de openbare behandeling aanving, las de minister-president eerst een regeringsverklaring voor, waarin onder meer werd medegedeeld, dat de regering bereid is voor het voeren van een gesprek met Indonesië zonder vooraf het zelfbeschikkingsrecht als voorwaarde te stellen. Voorts hoopte zij, dat ook Indonesië zonder enige konditie vooraf aan de onderhandeling zal willen deelnemen. Vervolgens werd in de verklaring te kennen gegeven, dat de regering streeft naar onderhandelingen in breder verband, dit wil zeggen, in tegenwoordigheid van een derde, b.v. Amerika of een hoge vertegenwoordiger van de Verenigde Naties.

Bij de debatten bleek, dat alleen de P.v.d.A., de communisten en de pacifisten Nieuw-Guinea zo gauw mogelijk wilden overgeven en zich tegen de regering bleven stellen. Mr. Burger van de P.v.d.A. sprak het zelfs onomwonden uit, dat minister Luns er goed aan zou doen weg te gaan met het hele kabinet. De P.v.d.A. was dan bereid deel te nemen aan een nieuwe regering. Hij kreeg daartoe echter niet de geringste kans. De minister-president verklaarde, dat het kabinet zich eenparig achter Mr. Luns stelde. Daar de rede zelf al vrij lang is, zullen wij het bij deze inleiding laten en thans de rede, welke Ir. van Dis namens de S.G.P.-fraktie hield, laten volgen.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de voorzitter.

Bij de onlangs gehouden algemene politieke beschouwingen over de rijksbegroting hebben wij er onze volle instemming mede betuigd, dat de regering de sedert jaren aan de bevolking van Nederlands Nleuw-Guinea gedane belofte inzake het zelfbeschikkingsrecht wenste te handhaven. Tevens gaven wij te kennen, dat bij ons tegen het voornemen der regering Nederlands Nieuw Guinea onder internationaal gezag te willen brengen ernstige bezwaren bestonden, bezwaren, die gegrond waren op de onaangename ervaringen, die Nederland in de loop der jaren met de Verenigde Naties heeft opgedaan en oorzaak zijn, dat wij in deze organisatie geen vertrouwen kunnen stellen. Ook komt het ons voor, dat de regering beter had gedaan af te wachten wat de speciale kommissie van 17 landen met betrekking tot Nederlands Nieuw- Guinea aan haar zou hebben voorgesteld, in plaats van zelf al met een ontwerpresolutie te komen.

In de brief van de minister-president wordt op deze speciale kommissie gewezen, doch eerst nadat de Brazzaville-resolutie was verworpen en de regering 'haar eigen ontwerp-resolutie had ingetrokken. Bepalen wij ons thans tot de ontwerp-resolutie zelf, 'dan achten wij het een

lichtpunt,

dat daarin het aan de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea toegezegde zelfbeschikkingsrecht nadrukkelijk was opgenomen. Ook haü het onze instemming, dat in de resolutie over het onderhandelen met Indonesië niet werd gerept. Zeer terecht werd 'dienaangaande door mlni.ster Luns in de Algemene Vergadering der Verenigde Naties van 8 november opgemerkt, 'dat de Nederlandse regering niet in staat was Indonesië tevoren over haar ontwerp-resolutie te raadplegen, omdat dit land de diplomatieke betrekkingen met Nederland verbroken had en zelfs zover is gegaan te weigeren de normale procedure in zulke gevallen te aanvaarden, n.l. dat een derde land toestemming kreeg de Nederlandse belangen in Indonesië te behartigen. Bovendien hadden alle Indonesische leiders en zegslieden voortdurend verklaard, dat Indonesië slechts met één oplossing kan instemmen, n.l. die waarbij het gebied en de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea aan Ind-onesië zonder enig voorafgaand overleg met de papoease bevolking worden overgedragen, een stan'dpunt, dat blijkens de vele door Soekarno en andere Indonesische woordvoerders in de laatste weken gehouden toespraken nog onverzwakt door Indonesië wordt gehandhaafd.

Er is te dezer zake niets veranderd bij cirka twaalf jaar geleden, toen het er ook reeds blijk van gaf, dat het van zelfbeschikkingsrecht voor de volkeren van het voormalig Nederlands Indië niets wilde weten. Soekamo en de zijnen deinsden er zelfs niet voor terug om door hen plechtig aangegane overeenkomsten te schenden en volkeren, die met beroep op die overeenkomsten niet bij de republiek Indonesië wensten te worden ingelijfd, gewelddadig ten onder te brengen. Wij roepen slechts in de herinnering terug, wat de volkeren der Zuid-Molukken van Indonesische zijde werd aangedaan. Voor geen geweldmlddel, al was het nog zo wreed, deinsde men terug om de Ambonezen aan zich te onderwerpen en hun land bij de republiek Indonesië in te lijven. Zij werden door een meedogenloze blokkade uitgehongerd, door bombardementen van uit de lucht en uit zee op open steden en dorpen uitgemoord. En dit lieten de Nederlandse regering en de Verenigde Naties maar toe. De toenmalige minister-president, Dr. Drees, volstond met een telegram aan de Indonesische regering te zenden, waarin op een vreedzame oplossing van het Ambonese geschil werd aangedrongen, evenals dit in het huidige geschil met betrekking tot Nederlands Nieuw-Guinea onlangs werd gedaan door Amerika en door de sekretarls-generaal der Verenigde Naties. Zowel de Nederlandse regering als de Verenigde Naties deden alzo niets, toen Indonesië er toe over ging de deelstaten op te rollen en

Ambon

met geweid te overmeesteren, ook al werd daarbij het zelfbeschikkingsrecht, één der pijlers van de Verenigde Naties, verkracht. Inmiddels was heel spoedig na de soevereiniteitsoverdracht, n.l. eind december 1949, door Soekarno ook al de strijd om de bevrijding van Nieuw-Guinea aangekondigd. Enige maanden later, op 17 augustus 1950, werd zelfs door hem in strij d met de waarheid verklaard, dat Nederlands Nieuw-Guinea reeds aan Indonesië was overgedragen, een bewering, welke onlangs in de Algemene Vergadering der Verenigde Naties van Indonesische zijde werd herhaald. Mr. Schürmann heeft deze onware voorstelling van zaken in zijn rede van 15 november echter grondig weerlegd. Hij wees er onder meer op, dat Nederland aan Indonesië destijds heeft aangeboden over deze nieuwe interpretatie van de overeenkomst 'der Haagse rondetafelkonferentie het oordeel te vragen van het internationale gerechtshof en dat van Nederlandse zijde daarbij werd verklaard, zich bij de uitspraak van dit gerechtshof te zullen neerleggen.

Indonesië weigerde echter hierop in te 'gaan, en is in zijn weigering steeds blijven volharden. De vertegenwoordiger van Australië, Mr. Plimsoll, 'heeft onlangs, in zijn rede van 15 november m de Algemene Vergadering der Verenigde Naties ook op deze kwestie de aandacht gevestigd. Hij merkte hierover onder meer op, dat het normaal zou zijn geweest en volledig in overeenstemming met de bepalingen en de geest van het handvest der Verenigde Naties, dat een geschil over de soevereiniteit over een gebied zou zijn voorgelegd aan het internationale hof van justitie. Hij wees er voorts op, dat Nederland, 'In tegenstelling tot Indonesië, van het begin af bereid is geweest dit te doen en 'dat deze bereidheid de Australische overtuiging heeft versterkt, dat het recht aan de zijde van Nederlamd was en nog steeds is.

Mijnheer de voorzitter. Wij waarderen deze verklaringen van de vertegenwoordiger van Australië 'ten zeerste, evenals datgene, wat in zijn rede nog meer met betrekking tot het geschil tussen Neder­ land en Indonesië inzake West- Nieuw-Guinea werd opgemerkt. Er blijkt wel overduidelijk uit, dat Australië het standpunt van Nederland ten volle deelt, n.l. dat het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van dit gebied behoort te worden geëerbiedigd en gehandhaafd. Dit standpunt van Australië is zeer goed te begrijpen. Het kan voor 'de regering van dit land geen onverschillige zaak zijn, of West-Nieuw-Guinea al of niet bij Indonesië wordt Ingelijfd. Vandaar, 'dat haar vertegenwoordiger verklaarde, dat Australië wegens zijn geografische nabijheid bij West-Nieuw-Guinea, wegens zijn eigen speciale verantwoordelijkheid voor het gehele oostelijk gedeelte van dit grote eiland, wegens zijn zorg voor het tegenwoordige en het toekomstige welzijn van de Papoea's, die de drie gebieden bewonen, en tevens het levensbelang dat het beeft bij de vrede, de voorspoed en de stabiliteit van dit gebied, er met recht aanspraak op maakte een speciaal belang te hebben bij dit vraagstuk en bij de gedane voorstellen. Ook door

Prof. Gerbrandy

werd reeds in 1951 gewezen op het grote belang van West-Nieuw- Guinea voor Australië. Hij noemde dit 'gebied een voorportaal voor de toegang tot Australië, reden waarom hij het overlaten van West-Nieuw-Guinea aan de republiek Indonesië uit politiek en strategisch oogmerk een fout achtte van zodanige afmetingen, dat men volgens hem niet kon aannemen, dat Amerika, Engeland en Australië die zouden kunnen of willen bevorderen.

Mijnheer de voorzitter. De opvatting van Prof. Gerbrandy, dat Nederlands Nieuw-Guinea van groot strategisch belang is, werd reeds vóór de soevereiniteitsoverdracht door de kommunisten beseft. Dit blijkt uit de brief van de oudstrijders uit het voormalige Nederlands-Indië, gedateerd 3 juli 1961, aan de minister-president Prof. de Quay. Hierin wordt vermeld, dat aan de oud-strijders in 1947 een kommunistisch programma voor Indonesië in handen viel, waarin onder meer de passage voorkwam, dat de bases voor verdere kommunistische uitbreiding tegen betaling van wapens en kontanten aan Rusland ter beschikking moesten worden gesteld. Bij deze bases werden met name Soerabaja, Ambon en HoUandia op Nieuw-Guinea genoemd. Op Ambon is Inmiddels reeds een Russische basis gevestigd. Ook Soerabaja wordt al als Russische basis genoemd. Thans is Nieuw-Guinea aan de beurt. In dezelfde brief wordt er voorts op gewezen, dat als door Rusland een basis op Nieuw-Guinea wordt verkregen Australië tegen een komanunistlsche 'aanval onverdedigbaar is. En vervolgens, dat met Australië het westerse bolwerk, heel Azië in de kommunlstische sfeer zou worden getrokken. Uit dit oogpunt bezien, mijnheer de voorzitter, is het zeer goed te begrijpen, dat Austrahë de Nederlandse ontwerp-resolutie heeft gesteund. Of echter Amerika, Engeland en Australië, als het er op aan komt, zullen ingrijpen, valt sterk te betwijfelen. Zelfs lieten Amerika en Engeland het toe, dat

wapens

en ander oorlogsmateriaal aan In donesië werden geleverd. Protesten van Nederlandse zijde baatten niet. De regering werd afgescheept met de mededeling, dat president Soekamo had verklaard, dat inzake Nieuw-Guinea geen geweld zou worden gebruikt en dat de geleverde wapens derhalve slechts dienden voor binnenlands gebruik. Wij en velen met ons hebben aan die verklaring nimmer enige waarde toegekend. Uit wat door Soebandrlo, de Indonesische minister van buitenlandse zaken, in de Algemene Vergadering der Verenigde Naties van 15 november j.l. dienaangaande is gezegd, blijkt genoegzaam dat wij 'daarin volkomen gelijk hebben gehad.

Soebandrio toch — de ministerpresident heeft hierop in zijn verklaring van gistermiddag ook de aandacht gevestigd — erkende dat het waar is, dat Soekarno en hij beloofd hebben geen geweld te zullen gebruiken bij de oplossing van het probleem van West-Irian. Voorts merkte hij op, dat zij deze belofte nog steeds zullen houden, indien het probleem van West- Irian nog steeds het onderwerp van een geschil tussen Nederland en Indonesië is. Maar, zo voegde hij er aan toe, als Nederland samenzweert en elke mogelijke poging doet om de 'amputatie, de afscheiding, tot een voldongen feit te maken, dan is er geen verschil tussen Nederland en ons. Zodra derhalve West-Nieuw-Guinea onafhankelijkheid zou verkrijgen, wat in de Nederlan'dse ontwerpresolutie krachtens de resolutie der Algemene Vergadering (1514) werd aangeboden, zou er volgens Soebandrio voor Indonesië geen keus blijven. Dan zou men handelen op dezelfde wijze als men gehandeld heeft met Ambon, dat men, zoals Soebandrio in zijn rede van 20 november heeft opgemerkt, met geweld heeft vermorzeld. Aan de belofte, geen geweld tegen Nederland te zullen gebruiken, destijds aan Amerika, Engeland en ook aan de premier van Australië gedaan, werd door Indonesië alzo een voorwaarde verbomden. Niettegenstaande 'de protesten van Nederland gingen de bondgenoten Amerika en Engeland er toch toe over, oorlogsmaterieel aan Indonesië te leveren. Nog maar een paar weken geleden wees de Dal'ly Mail er op, dat Engeland ten minste 12 jachtvliegtuigen van het type Gannet aan de Indonesische marineluchtvaartdienst heeft afgeleverd, tot een totale waarde van ƒ 45 miljoen. Bovendien zijn er volgens ditzelfde Engelse dagblad sedert 1957 60 Indonesische marineluchtvaartofflcleren en onderoffioieren door de Engelse marine opgeleid. Ook de NAVO-bondgenoten West-Duitsland en Denetoiarken hebben wapens aan Indonesië geleverd. Ja, Deense wapenfabrieken hebben zelfs rechten geschonken, waardoor in Indonesië machinegeweren in licentie kunnen worden vervaardigd. Wanneer Soekamo en de zijnen hun in steeds sterker klrniax opgevoerde oorlogsdreigementen in daden mochten omzetten, zullen derhalve daarbij de door Amerika, Engeland, West- Duitsland en Denemarken geleverde wapenen en ander oorlogsmaterleel mede dienst doen. Daarbij komt dat voor de NAVO-bondgenoten Amerika en Engeland aan Soekarno allerlei eerbewijzen werden betoond, zoals nu weer zal gebeuren door het statiebezoek van Soekarno aan Engeland, waarbij hij binnenkort drie dagen de gast van de Britse vorstin zal zijn. En dat, terwijl bekend is dat Soekarno op 29 april 1943 in zijn funktie van leider' der Putera ter gelegenheid van de verjaardag van de Japanse keizer op een massabijeenkomst te Batavia uitriep: „Amerika zullen wij wegvagen, Engeland zullen wij breken". Soekarno, die voorts zich in de oorlogstijd aan de zijde van Japan steide en daarvoor de Japanse orde van de Ster van het Heilige Juweel tweede klasse ontving, die onder zijn leiding op 6 mei 1945 de portretten van Rooseveldt en Churchill liet verbranden en op 26 november 1945 aan Stalin een telegram zond, waarin hij zijn bewondering uitsprak voor het Russische stelsel en zijn vertrouwen in de uiteindelijke overwinning van de Russische idealen; wiens regering voorts miljarden aan Nederlandse eigendommen naastte, beter gezegd rooMe; het verblijf in Indonesië voor duizenden Nederlanders onmogelijk maakte; de diplomatieke betrekkingen met Nederland verbrak en zelfs aan de indirekte betrekkingen via de Britse ambassade in Indonesië een einde maakte, en die zelfs nog maar zeer kort geleden een Nederlands schip, welks bemanning aan een in nood verkerend Grieks schip hulp wilde verlenen, zich toeëigende. Die vervolgens, niettegenstaande Indonesiië deel uitmaakt van de Verenigde Naties de beginselen van het handvest van dit instituut, n.l. het zelfbeschikkingsrecht met voeten treedt door te weigeren dit recht aan de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea toe te kennen. Indonesië staat hierin niet alleen. Alle landen, die aan de verwerping der resolutie der Brazzavillegroep hebben meegewerkt, hebben feitelijk het handvest der Verenigde Naties jammerlijk verloochend, temeer, daar hierin aan het bezwaar, dat Indonesië in de ontwerpresolutie der Nederlandse regering betrokken was, was tegemoet gekomen, en omdat de genoemde resolutie voorts geheel en al voldeed aan wat door de Verenigde Naties in de dekolonisatieresolutie van 14 december 1960 was neergelegd. In de brief van de minister-president wordt het verwerpen der

Brazzavilleresolutie

met 53 tegen 41 stemmen en 9 onthoudingen wel teleurstellend genoemd, maar dat desniettemin de afloop van 'het debat voor Nederland geenszins ongunstig is geweest. Daarbij wordt gewezen op enkele positieve aspekten van dit resultaat.

In de eerste plaats wordt hierop gewezen, dat een absolute meerderheid van het totale aantal leden van de Verenigde Naties zich vóór de Nederlandse dekolonisatiepolitiek en vóór de uitdrukkelijke erkenning van het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van West-Nieuw-Gulnea heeft uitgesproken. Wat de regering hier opmerkt moge waar zijn en zeker niet van belang ontbloot zijn, maar het verandert toch niets aan het feit, dat deze Brazzavilleresolutie is verworpen, omdat voor aanvaarding er van niet een absolute meerderheid nodig was maar een meerderheid van tweederden van het totaal aantal uitgebrachte stemmen. De verwerping der Brazzavilleresolutie betekent derhalve een nederlaag voor Nederland.

Indonesië leed echter een welhaast nog grotere nederlaag, doordat de resolutie van India werd verworpen. Hiermede toch sprak de Algemene Vergadering zich duideUjk uit tegen onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië met uitsluiting van het zelfbeschikkingsrecht der papoea's. Als tweede winstpunt noemt de regering in haar brief het feit, dat de Verenigde Staten van Amerika, die zich juist terzake van de toestand van Nieuw-Guinea jarenlang niet hebben willen uitspreken, zich thans duidelijk en onomwonden achter het Nederlandse standpunt hebben geschaard en zich hebben uitgesproken ten gunste van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht ook door de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea. Wij menen echter dat de regering toch wel een wat al te

geflatteerd

beeld geeft van de houding van Amerika, wanneer zij stelt dat de Verenigde Staten zich thans duidelijk en onomwonden achter het Nederlandse standpunt hebben geschaard. Dit is toch slechts ten dele waar, namelijk in zoverre het betreft het toekennen van het zelfbeschikkingsrecht aan de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea. Wij erkennen wel, dat diit een winstpunt is, omdat bij vorige gevallen Amerika zich dienaangaande nimmer uitsprak. Maar anderzijds werd het door Mr. Bingham, de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten, in zijn rede van 22 november toch als een leemte in de ontwerp-resolutie van Nederland aangemerkt, dat daarin zoals hij het noemde, het grote Indonesische belang bij Nederlands Nieuw-Guinea niet werd erkend, doch volledig het standpunt van de Nederlandse regering weergaf. Hij vond voorts, dat het geen zin had, om de Indonesische stelling, dat dit land de soevereiniteit over dit gebied bezit te negeren, wat dus lijnrecht tegen het Nederlandse standpunt ingaat. Men moet voorts, volgens hem, geen partij kiezen voor een van beide zijden. Daarentegen moest aan Indonesië elke redelijke gelegenheid worden geboden voor het nastreven van haar doel: de integratie van West- Nieuw-Guinea in Indonesië. Amerika wilde dus, dat Indonesië, zodra Nederland de soevereiniteit aan de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea zou hebben overgedragen en dit gebied onder toezicht van de Verenigde Naties zou zijn gesteld,

vrije toegang

tot West-Nieuw-Guinea zou krijgen. Wanneer daartoe zou worden overgegaan, mijnheer de voorzitter, zou hiermede naar ons oordeel het paard van Troje worden binnen gehaald. Nu reeds is het voorgevallen, dat pro-Indonesische elementen in Nederlands Nieuw-Guinea bommetjes hebben geworpen en pogingen deden een politiebureau op te blazen, zoals onlangs door Mr. de Rijke, lid van de Nieuw-Guinea-Raad aan een verslaggever hier te lande werd medegedeeld. Voorts heeft men te bedenken, dat de verstandhouding tussen papoea's en Indonesiërs nu al zeer veel te wensen overlaat. De Indonesische woordvoerder Soekardjo Wirjoprando moge in de vergadering van 8 november de bevolking van Nieuw-Guinea al broeders en zusters hebben genoemd, maar dit doet ons al te zeer denken aan het zoet gefluit van de vogelaar. Uit een adres van het „Komité Zelfbeschikking Nieuw-Guinea" blijkt, dat de verhouding tussen Indonesiërs en papoea's alles behalve gunstig is. De Indonesiërs beschouwden het papoeavolk steeds als minderwaardig en behandelden het uit de hoogte. Vandaar, dat de bevolking van Nieuw- Guinea, voor zover zij in aanraking kwam met haar westelijke buren, deze buren vreesde, wantrouwde en ontweek. Tot op heden, aldus wordt in genoemd adres verder opgemerkt, is er minachting van de kant der Indonesiërs en antipathie van de zijde van de papoea's. Vooral wanneer laatstgenoemden krachtens het zelfbeschikkingsrecht niet zouden kiezen voor aansluiting bij Indonesië, doch voor een der andere mogelijkheden, welke in de brief van de ministerpresident worden vermeld, zou er bij vrije toegang van Indonesiërs in West-Nieuw-Guinea een toestand kunnen ontstaan, welke op die In de Kongo gelijkt.

Bovendien moet betwijfeld worden, of de papoea's indien Indonesië vrije toegang tot West-Nieuw- Guinea kreeg, wel ooit de gelegenheid zouden krijgen, het zelfbeschikkingsrecht te kunnen toepassen. De vrees, dat het daarop zou uitlopen, wsts oorzaak, dat wij van de aanvang af zeer ernstige bezwaren hadden tegen de ontwerpresolutie der regering. Desniettemin hebben wij het ten sterkste afgekeurd, dat toen deze ontwerpresolutie eenmaal bij de Verenigde Naties in behandeling was, door personen en groepen van personen pogingen in het werk werden gesteld om minister Luns en zijn medewerkers 't tijdens de behandeling hiervan moeilijk te maken door Indonesië in de kaart te spelen, zoals werd gedaan door het zogenaamde verzoeningskomité, waarin naast Prof. Duynstee en de (groep-Rijkens ook Prof. Bergema van de theologische Hogeschool te Kampen zitting had. Ook het optreden van de topleiding der

Antirevolutionaire Partij

heeft te dezer zake zeer ongunstig gewerkt, waarbij wij denken aan redevoeringen en publikaties van Dr. Berghuis en Dr. Bruins-Slot. Al wilden dezen het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van Nederlands Nieuw-Guinea handhaven, drongen zij toch aan op besprekingen met vertegenwoordigers van Indonesië op een moment, dat minister Luns de Nederlandse ontwerpresolutie had te verdedigen, waarin juist dergelijke besprekingen waren uitgeschakeld. Het behoeft niet te verwonderen, dat van dit optreden der antirevolutionaire topleiding van deze ommezwaai in brede antirevolutionaire kringen, waar men Prof. Gerbrandy nog niet is vergeten en ook niet vergeten is, dat van antirevolutionaire zijde voorheen internationalisatie van Nederlands Nieuw-Guinea steeds ten sterkste afgewezen werd en men van een gesprek met Indonesische topfiguren helemaal niets wilde weten, met diepe verontwaardiging kennis werd genomen. Om slechts één stem te noemen uit antirevolutionaii-e kring, waarin hiervan blijk wordt gegeven, zij gewezen op een artikel in „Het Friesch Dagblad" onder de hoofdredaktie van het antirevolutionaire Eerste Kamerlid, de heer Algra. In het nummer van 2 november 1.1. kwam o.m. deze passage voor:

„Wij blijven dan ook van mening, dat dit optreden onder leiding van Dr. Berghuis door de topleiding voorbereid, niet alleen een afwijking is van de tot nu toe gevolgde lijn, maar ook onrecht doet aan de papoea's en hun eerste eigen volksvertegenwoordiging en voorts, dat men voor dit optreden geen ongelukkiger moment had kunnen uitkiezen".

In het Gereformeerd Gezinsblad van 11 december 1.1. werd er voorts op gewezen, dat van Indonesische zijde intensief is gewerkt met de akties en opinies van de zoeven aangeduide personen en groepen van personen en met de zwenkmg van de antirevolutionaire topleiding. Als er afgevaardigden waren, die toch eigenlijk wel onder de indruk waren gekomen van het voorstel der Nederlandse regering, dan werden zij korte tijd later veelal benaderd door een lid van de Indonesische delegatie of door een hiervoor speciaal gecharterde journalist, 'die al vaker hand- en spandiensten voor Soekarno had verricht. Deze fluisterkampagne — aldus genoemd blad — heeft Nederiand kwaad gedaan en er aan meegewerkt dat het Nederlandse voorstel tenslotte niet meer op een meerderheid van tweederde kon rekenen. Volgens het Friese Dagblad van 24 november 1.1. vertelde deze journalist in de wandelgangen van het gebouw der Verenigde Naties aan de vertegenwoordigers van de onderscheidene landen ook nog, dat minister Luns geen been had om op te staan. Zijn starre politiek werd volgens hem in Nederland zelf veroordeeld en men voelde daar veel meer voor een vriendschappelijke regeling met Indonesië, waarbij papoea's in hun eigen, maar door hen zelf niet begrepen belang werden overgedragen aan Indonesië. Zelfs werd door deze journalist, hajidlanger van Soekarno, verzekerd dat minister Luns in Nederland zelf zijn

politieke nek

zou breken en dat het Nederlandse kabinet hem zonder droefheid zou laten gaan. Dit moge al de wens weergeven van de geachte afgevaardigden, de heren Burger en Lankhorst, gelijk uit hun gisteren gehouden redevoeringen blijkt, wij geloven niet dat deze wens door de meerderheid van ons volk wordt gedeeld. Dat er inderdaad van die fluisterkampagne een zekere invloed is uitgegaan, wordt dan ook door de minister zelf in de memorie van antwoord bij de begroting van buitenlandse zaken vermeld, waarin onder punt 150 wordt opgemerkt, dat bij regeringen van vreemde mogendheden dergelijke aktiviteiten misverstand hebben gewekt omtrent het Nederlandse standpunt met betrekking tot het Nieuw- Guinea-vraagstuk.

Zoals reeds door mij werd opgemerkt, wordt het optreden van genoemde groepen ten sterkste door ons veroordeeld. Dit geldt al evenzeer voor de oproep van bepaalde kerkelijke zijde, gericht tot de Staten-Generaal, waarin wordt beweerd dat het mogeUjk moet zijn enerzijds aan de gerechtvaardigde verlangens van de regering en het volk van Indonesië ten aanzien van westelijk Nieuw-Guinea te voldoen, en anderzijds de nodige waarborgen te verkrijgen voor een eigen ontwikkeling van land en volk van west Nieuw-Giünea.

Wanneer men zich nu herinnert, dat Indonesië er niet voor is terug gedeinsd plechtig gedane beloften, waarbij zelfs God als getuige werd aangeroepen, te schenden, zoals dit het geval was ten aanzien van het recht op zelfbeschikking van de deelstaten en Ambon, dan vraagt men zich toch af, hoe het mogelijk is dat kerkelijke leiders nog enige waarde kunnen hechten aan waarborgen van de zijde van Indonesië.

Het is dan ook zeer goed te begrij - pen, dat de heer Kasiepo, tweede voorzitter van de Nieuw-Guinea- Raad, zijn vertrouwen in deze kerkelijke leiders heeft opgezegd. En dat te meer, waar in de kerkelijke oproep nota bene gewag wordt gemaakt van de gerechtvaardigde verlangens van volk en regering van Indonesië ten aanzien van Nieuw-Guinea, terwijl Indonesië in het geheel geen recht op Nieuw- Guinea kan laten gelden, zoals dit in de Algemene Vergadering der Verenigde Naties — zoals ik zoeven reeds heb opgemerkt — door Mr. Schürmann uitvoerig is aangetoond. Ook de heer

Suurhoff

van de Partij van de Arbeid heeft dezer dagen volgens een door hem te Amsterdam gehouden rede verklaard, dat er een oplossing mogelijk is. De belofte van het recht van zelfbeschikking mocht volgens hem wel niet als een vodje papier worden beschouwd, maar — zo merkte de heer Suurhoff op — volgens minister Soebandrio zou er binnen het kader van Indonesische soevereiniteit een mogelijkheid zijn aan de papoea's zelfbeschikking te geven. Dit zou dan hierop neerkomen, dat Indonesië bereid zou zijn niet het externe, maar wel het interne zelfbeschikkingsrecht voor de papoea's te aanvaarden, waarbij deze dan een zekere mate van autonomie zouden verkrijgen onder het gezag van Indonesië. Het is ons niet bekend of de regering hiermede instemt, maar wij zijn van oordeel, dat als de regering deze weg zou opgaan, de bevolking van Nederlands Nieuw- Guinea voor goed aan de Indonesische machthebbers zou zijn overgeleverd. Op beloften welke van die zijde met betrekking tot het interne zelfbeschikkingsrecht zouden worden gedaan, zou geen staat kunnen worden gemaakt. De ervaring, welke met Indonesië onder de huidige machthebbers ten aanzien van plechtig tot stand gekomen overeenkomsten werd opgedaan, heeft dit genoegzaam geleerd. De regering houde daarom voet bij stuk. Zij handhave de aan de bevolking van Nieuw-Guinea gegeven belofte inzake het zelfbeschikkingsrecht.

Deze bevolking rekent er op, ook de jongeren onder die bevolking, zoals wel overduidelijk blijkt uit het adres aan regering en Staten- Generaal van een 36-tal papoease studenten en studerenden, waarvan de meesten in Nederlands Nieuw-Guinea funkties hebben bekleed.

Een enkele papoeastudent, zoals uit de pers gisteren bleek, moge al de zijde van Indonesië hebben gekozen en trachten twijfel te zaaien onder de papoea's aangaande de werkelijke bedoeling van Nederland met de belofte van zelfbeschikking aan westelijk Nieuw- Gixinea aJs ook beweren, dat de bevolking voor aansluiting bij Indonesië zou kiezen, als zij de vrije keuze had, daartegenover staan vele andere papoea's, studenten en niet-studenten, die er van overtuigd zijn, dat juist Nederland hun die

vrije keuze

wil geven, maar dat Indonesië dit op alle mogelijke manieren verijdelt doordat het het externe zelfbeschikkingsrecht met alle beslistheid heeft afgewezen en nog afwijst.

De regering wijke daarom van haar •eerst ingenomen standpunt met betrekking tot dit zelfbeschikkingsrecht niet af. Een regeling toch, zoals Indonesië, althans volgens de heren van het verzoeningskomité. Prof. Duynstee en de heer Suurhoff, ofschoon dit overigens nog helemaal in de lucht hangt, blijkbaar zou willen aanvaarden, zal onherroepelijk leiden tot kolonialisering van Nederlands Nieuw- Guinea door Indonesië, waarmede zou worden gehandeld tegen het handvest der Verenigde Naties en tegen de dekolonisatieresolutie, welke een goed jaar geleden door de Algemene Vergadering der Verenigde Naties werd aangenomen. Daar komt bij, dat er in Nederlands Nieuw-Guinea een Nieuw- Guinea-Raad bestaat, die men bij het nemen van zulk een gewichtige beslissing toch zeker niet zal mogen passeren.

Bovendien vragen wij ons af wat er bij toekenning van het interne zelfbeschikkingsrecht zal gebeuren als Indonesië de vereiste waarborgen zou schenden, gelijk Soekamo en de zijnen al zo menige belofte hebben geschonden. Zullen de Verenigde Naties, zal Amerika dan ingrijpen om Indonesië uit West Nieuw-Giiinea te verdrijven? Er zal wel niemand zijn, die dit gelooft. Heel dat voorstel om de papoea's een zekere mate van autonomie onder het gezag van Indonesië te geven dient dan ook naar ons oordeel niet anders dan om van Nederlands Nieuw-Guinea met de papoea's af te komen en ze aan Indonesië uit te leveren. De belofte van zelfbeschikkingsrecht, zo herhaaldelijk aan deze bevolking gedaan, zou dan jammerlijk worden geschonden. IGeraan kunnen en mogen wij geen medewerking verlenen en wij bepleiten bij de regering ten sterkste, dat ook zij dit niet zal doen, wanneer het tot een gesprek met Indonesië mocht komen, waartoe de regering zich reeds bereid heeft verklaard. De regering wenst een zogenaamd

open gesprek,

een gesprek dus waarbij beiderzijds vooraf geen voorwaarde wordt gesteld. Wat de verwachtingen van zulk een gesprek betreft, mijnheer de voorzitter, zou ik er op willen wijzen, dat onze verwachtingen uiterst laag zijn gespannen. Pre­ sident Kennedy heeft verleden jaar met de heer Kroetsjef in Wenen ook een open gesprek gevoerd, doch wat leverde dit op? De Berlijnse kriSLS werd er niet door opgelost, zij kreeg zelfs nog scherper vormen en thans is men nog bezig met af te tasten waarover met Kroetsjef te onderhandelen zou zijn.

Bedenken wij dan voorts, dat president Soekarno veel van de allures van de heer Kroetsjef heeft overgenomen en verder, dat volgens berichten in de pers Nederlands Nieuw-Guinea een paar dagen geleden tot een provincie van Indonesië werd gebombardeerd onder de naam West-Irian en onder het gouverneurschap van een papoea, dan is er o.i. allerminst reden voor optimisme, wanneer althans de regering geen water bij de wijn doet en haar aan de papoea's gegeven beloften inzake het externe zelfbeschikkingsrecht gestand doet.

Ten slotte, mijnheer de voorzitter, wens ik namens mijn fraktie de regering toe, dat haar gegeven moge worden al wat nodig is om de moeilijke taak, waarvoor zij zich met betrekking tot Nieuw-Guinea gesteld ziet, te kunnen en te mogen verrichten in diepe afhankelijkheid van Hem, Die alle dingen bestuurt naar de raad van Zijn soevereine wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1962

De Banier | 8 Pagina's

Nieuw-Guinea kwestie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 januari 1962

De Banier | 8 Pagina's