Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En David zeide tot hem: Vrees niet, want Ik zal zekerlijk weldadigheid bij u doen om uws vaders Jonathans wil; en ik zal u alle akkers van uw vader Saul wedergeven; en gij zult geduriglijk brood eten aan mijn tafel. Toen boog hij zich en zeide: Wat is uw knecht, dat gij omgezien hebt naar een dode hond, als ik ben? 2 Samuel 9 : 7—8

Het ging met Christus door de dood heen naar het leven en de heerlijkheid. Hoe duidelijk; heeft de dichter van Psalm 16 dat getekend: „Gij zult mijn ziel niet in de hel vergeten, Uw heilige zal van geen verderving weten". Maar het was niet voor Hem Zelf. Hij had eer en heerlijkheid bij de Vader, eer de wereld was. Maar als des Vaders Knecht, en als de Borg des verbonds naan Hij, Die waarachtig en eeuwig God was, de menselijke natuur aan, om daarin te lijden en te sterven. Hij nam dat vrijwillig op zich, en was bereid zijn leven af te leggen, om Zijn volk van de dood te verlossen. Maar Hij is ook opgestaan, om ais de levende Verlosser de verworven weldaden aan de Zijnen toe te passen. En waar Hij dat toepassen van Zijn verdienste aanvangt, daar worden de gelukkige antierwerpen Hem gelijkvormig gemaakt, dat wil zeggen, dat ook hun weg door de dood heen loopt tot het leven. Zij worden op de bij God bepaalde stonde overtuigd van hun geestelijke doodstaat, hun vervreemding van God, en dat zij liggen onder het vonnis van de drievoudige dood, en dat rechtvaardig, vanwege moed- en vrijwillige afval van God.

Dat is een gewaarwording, die de ganse aiel ontroert. Men was voordien immers zo rijk en verrijkt? Men had gans geen gebrek aan enig goed. En nu, nu zien zij het, het was alles bedrog en inbeelding, en zij 'hadden niet met al. Ledig van alle ware goed, en bovendien beiaden met een oneindige sohuld, zo wandelden zij op de brede weg naar het eeuwig verderf, zonder besef van de gevaarvolle toestand waarin zij verkeerden.

En daaraan ontdekt wordende, schijnt het op de dood en ondergang uit te zullen lopen. Zij kunnen niet andens verwachiten dan de eeuwige dood. En toch is dit het begin van de enige weg ten leven. Allen, die ten leven ingegaan zijn, hebben die doodsweg moeten gaan. Waarom dan toch? Omdat de mens zonder ontdekking van verlorenheid, nimmer zich tot God zal keren. Zonder zaligmakende overtuiging door de Heilige Geest, blijft de diep gevallen mens rustig doorleven in zijn schijnbaar zoete rust, totdat de dood hem overvalt, en hij ingedaagd wordt voor de rechterstoel Gods. Daarom is het Gods gewone weg, de mens eerst door de wet te overtuigen van zonde en schuld en verlorenheid, opdat hij zijn nood en eUendigheid recht en grondig kennende, uit de diepte lere roepen om genade, opdat hij 'door het geloof opkome in Christus tot verlossing.

En waar dat gewerkt wordt, en waar de verlossing in beginsel ervaren wordt, daar breekt de ziel uit in zalige verwondering en aanbidding: Waarom was het op mij gemunt, waar zovelen gaan verioien, die Gij geen ontferming gunt. Van zulk een wonder spreekt bovenstaand schriftwoord, van zulk een in zichzelf veroordeelde mens, die genade kreeg voor recht, en die daarom in verwondering wegzinkt, te weten Mefiboseth. Maar wie was die Mefiboseth? Letten wij bij de beantwoording van die vraag op de navolgende zaken, en wel zijn geslacht, zijn woonplaats, zijn lichamelijk gebrek, bestaande in kreupelheiid of verlamming van beide benen. Hij was van den huize Sauls, welke meer nazaten had, gelijk wij zien kunnen in 1 Kron. 8 : 33, waar een hele lijst staat opgetekend. Maar Mefiboseth was ook van den huize Sauls. Wij weten, üat Saul een gezworen vijand van David was, die jarenlang zijn ondergang had gezocht, en dat terwijl David van zijn kant altijd het belang van Saul gezocht 'had. Immers, hij had Goliath verslagen, de Filistijnen bekampt, aan het hof van Saul had hij op de harp gespeeld om de boze geest te verdrijven, die Saul benauwde. Saul was een verwerpelijke vijand van God, die zichzelf wMde handhaven ten koste van alles, en een mens, die wetende dat God David tot koning had doen zalven, jarenlang in oorlog stond met God en met David. En hoe was het afgelopen? Hij had die strijd verloren. Het einde was vreselijk. Hij viel in zijn eigen 2fwaard, en maakte zelf een eind aan zijn rampzalig leven, toen hij omringd van vijanden geen uitkomst meer zag op de bergen van GHboa. Ongeroepen verscheen hij voor God, zijn Rechter, om zijn eeuwig vonnis uit Zijn mond te horen. Ook drie zijner zonen vielen in die strijd. En David werd koning te Hebron, en na zeven jaren over geheel Israël in Sauls plaats. God had geoordeeld. David had meer dan eens Saul kunnen doden, maar hij kon door genade op God wach'ten, op Gods tijd kon Saul niet wachten, maar David gelukkig wel. En eindelijk had God Zijn vij'and geheel verworpen, en David koning gemaakt In zijn plaats.

Sauls geslacht was een verworpen geslacht, ten dode gedoemd. Daarom had de voedster van het vijfjarige prinsje Mefiboseth genomen om hem in veiligheid te brengen toen het gerucht doorkwam, dat Saul en zijn zonen gevallen waren. En hij was verborgen, ondergedoken zouden wij zeggen, in Lodebar, een plaatsje in het Overjordaanse land, een streek van woeste on- "^iruchtbare aard, waar geen weieen wf, ren, waar slechts wildernis en onkrui'd te vinden was. Welk een toestand te zijn van een verworpen geslacht, dat ten ondergang gedoemd is, en te wonen in een woeste onvruchtbare wildernis, waar alle levensvreugde en zegen geweerd scheen te zijn, hoewel zelfs daar nog een goede Machir woonde, die de ongelukkige prins wilde goeddoen.

Hoe blijkt daaruit dat er zelfs in de allerellendigste toestand aan de mens nog tegemoetkoming, nog zegening van God geschonken wordt. Evenwel het leven van Mefiboseth was een ellendig leven, een leven dat altij'd bedreigd werd met ontdekking door verraad of anderszins. Daarbij kwam nog dat hij kreupel was aan beide voeten, en dat was gekomen door een val gedurende zijn vlucht. Hij was een misvormd, lam en vergroeid mens, die niets kon uitrichten, die niets had om op te stetmen, die bij een eventuele vlucht niet uit de voeten kon, en afhankelijk was van ajideren.

Zo leefde Mefiboseth zijn vergeten leven in Lodebar. En is dat nu niet ons aUer beeld? Ook wij zijn van een verworpen geslacht, dat ten dode is opgeschreven. Onze vader was een Amoriet, en onze moeder een Hethitische. De vijandschap van Saul is de onze. Wij zijn met God in oorlog, vanaf dat wij aanzien hadden. Ook wij moeten verliezen, gelijk Saul verloor, in de strijd tegen David en de God van David. Wie zal niet de oorlog verliezen tegen een almachtig God, Die de schuldige geenszins onschuldig houden zal. En ook wij wonen bij wijze van spreken van nature in Lodebar, in het oord der onvruchtbaarheid. Wij kunnen de dood slechts vruchten dragen, omdat 'Wij ons van God, de overvloeiende Fontein van alle goeden hebben losgerukt. Maar daar komt nog bij, dat wij gans onvermogend zijn om God te ontvluchten, en om ons zelf te helpen.

Rotterdam Ds. Chr. V. Dam

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1962

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1962

De Banier | 8 Pagina's