Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

REPLIEKREDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REPLIEKREDE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

uit. Mijnheer de voorzitter. Het zal duidelijk zijn, dat het antwoord van de minister inzake de kwestie van de door mij gewraakte zinsnede uit artikel 3 van de statuten van „De Ierse Vriendenkring" mij er niet van heeft kunnen overtuigen, dat de regering het gelijk aan haar zijde heeft door er aan vast te houden, dat men zich met deze zinsnede niet begeeft op een terrein, waarbij een buitenlandse mogendheid ten allernauwste betrokken is. Zelfs wanneer het zo zou zijn gesteld, dat de regering en de bevolking van Noord-Ierland er naar zouden . hunkeren om met Zuid- Ierland een eenheid te vormen, zou ik 'hetgeen door mij in eerste termijn tegen het verlenen van de koninklijike goedkeuring aan de gewraakte zinsnede werd ingebracht nog moeten handhaven en derhalve het verienen van die goedkeuring moeten afkeuren, zolang n.l. de Britse regering geen afstand van Noord-Ierland zou willen doen. Nu het echter zo is gesteld, dat en de regering en de bevolking, althans de grote meerderheid dier bevolking, van Noord-Ierland met de regering van Groot-Brittannië van eenheid met Zuid-Ierland niets willen weten en die eenheid dus allerminst als een ideaal beschouwen, wordt het handhaven der gewraakte zinsnede in de statuten van een kulturele vereniging nog des te bedenkelijker. Dat het overwegend protestantse Noord-Ierland die eenheid niet wil, mijnheer 'de voorzitter, is zeer begrijpelijk, als men enigermate van de toestand in het overwegend roomskatholieke Zuid-Ierland op de hoogte is. Men weet n.l. in Noord- Ierland maar al te goed waar dit op zou uitlopen. In een paar woorden kan dit worden samengevat, n.l. in

onderdrukking

van de protestanten, zoals dit in Zuid-Ierland het geval was en nog steeds het geval is. Zo 'mogen de protestanten in Zuid-Ierland wel scholen stichten, waar zij him kinderen een godsdienstige opvoeding, overeenkomstig hun beginselen, kunnen doen geven, maar van het verlenen van su'bsidie voor het bouwen en het in stand 'houden van scholen van protestanten is geen sprake en gezien het kleine getal protestanten komt dit in de praktijk er dus op neer, dat de ouders hun kinderen niet naar protestantse scholen kunnen sturen, en zij noodgedwongen hun kinderen op rooms-katholieke scholen laten gaan.

Ook zijn de protestanten in Zuid- Ierland van het bekleden van openbare funkties vrijwel, zo niet geheel, uitgesloten. Vandaar, dat vele protestanten Zuid-Ierland verlieten en ziich in Noord-Ierland of in Schotland of In Engeland vestigden. Tussen 1926 en 1946 is zodoende het aantal protestanten in Zuid-Ierland met circa 52.000 zielen afgenomen, en moesten tal van protestantse kerkgebouwen bij gebrek aan kerkleden worden gesloten. Dienaangaande kwam in de „Belfast Telegraph" van 14 mei 1960 de mededeling voor, dat op de generale synode van de Church of Ireland, te Dublin gehouden, werd vermeld, dat van deze kerk alleen reeds in de laatste jaren ongeveer 150 kerken werden gesloten. Mijnheer de voorzitter. Ofschoon het mij mogelijk zou zijn op de tegenstellingen tussen Noord- en Zuid-Ierland nog verder in te gaan, met name wat betreft de van rooms-katholieke zijde gevolgde taktiek om de protestanten te verdringen, zal ik hiervan bij deze replieken afzien. Ik beëindig daarom deze repliek met nogmaals een dringend beroep op de minister te doen oim deze aangelegenheid, die door 'hem in de memorie van antwoord als hedenmiddag in zijn rede met enkele woorden werd afgedaan, nog eens in

nadere overweging

te willen nemen, daar het hier niet zo'n eenvoudige kwestie betreft als de minister het deed voorkomen. Wat zich voorheen over deze kwestie, n.l. het invoeren van een bepaling betreffende de eenheid van Ierland in de statuten van een vereniging, in de partikuliere sfeer heeft voorgedaan, is hierbij wel degelijk van belang, omdat hierdoor de betekenis van de gewraakte zinsnede in het huidige, door de regering goedgekeurde artikel 3 in het rechte licht wordt gezien. Men kan zich van wat zich in het verleden voordeed, niet afmaken alsof dit voor het onderhavige geval van generlei betekenis zou zijn.

De minister antwoordde hierop als volgt: Ten slotte nog een woord tot de geachte afgevaardigde de heer Van Dis in verband met zijn schildering van de toestanden in Ierland, die van regeringszijde, althans door mij persoonlijk, iets filosofischer worden genomen dan door de geachte afgevaardigde. Dit komt misschien ook door mijn geloof, maar hiervan wil ik mij nu abstraheren. Ik meen, dat de schildering van de toestanden in Ierland wel iets uitgaan boven het behandelde onderwerp, n.l. de statuten van de vereniging „Vrienden van Ierland". Ik heb nota genomen van het feit, dat de geachte afgevaardigde niet bevredigd is door het antwoord van de regering. Aan hetgeen ik in eerste termijn heb gezegd, zou ik nu nog willen toevoegen, dat bij dergelijke kwesties toch meestal een opmerking van de regering van het land, dat zich benadeeld voelt, vooraf gaat aan het optreden — "tenzij het uiterst duidelijk is — van de Nederlandse regering. Het Verenigd Koninkrijk heeft de statuten van deze vereniging nog niet zodanig bedreigend geacht, dat wij daarover benaderd zijn. Vandaar ook, dat ik toch wel de illusie heb, dat het zo'n vaart niet zal lopen. Moohten er ontwikkelingen zijn, die ten detrimente van de verhouiding met het Verenlgü Koninkrijk zouden gaan, dan kan ik de geachte afgevaardigde verzekeren, dat ik het nog eens zal bekijken.

De mening van de minister, dat de schildering van de toestanden in Ierland iets uitgaan boven het behandelde onderwerp, achten wij niet juist. Het ging er ooi de reden aan te 'geven waarom de grote meerderheid der bevolking van Noord-Ierland geen aansluiting bij Zuid-Ierland wenst, en het ideaal van artikel 3 der statuten van de „Ierse Vriendenkring" niet deelt. Voor een goed begrip van deze aangelegenheid was het dus wel degelijk nodig, dat er iets over de toestand in Zuid-Ierland met betrekking tot de verhouding rooms-katholiek—protestant werd vermeld.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1962

De Banier | 8 Pagina's

REPLIEKREDE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1962

De Banier | 8 Pagina's