Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De a.s. Statenverkiezingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De a.s. Statenverkiezingen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tegen het einde van deze maand, namelijk op woensdag 28 maart a.G., zal door middel van verkiezingen over de samenstelling van de Staten in de elf provinciën van ons land worden beslist. Ook de S.G.P. neemt aan deze verkiezingen deel, doch niet in alle provinciën. In drie van de elf zal men op de S.G.P. geen stem kunnen uitbrengen, omdat aldaar geen kandidatenlijsten werden ingediend, te weten in de provinciën Groningen, Drente en Limburg. Dat dit niet werd gedaan, vindt zijn oorzaak hierin, dat de aanhang der S.G.P. in genoemde provinciën te klein is om er met lijsten uit te komen. Bij de verkiezing voor de Tweede Kamer komt de S.G.P. in de genoemde provinciën wel met een lijst uit, omdat daarbij voor elk dezer provinciën slechts één lijst nodig is, terwijl voor de provincie Groniagen, wanneer men daar in alle kieskringen wil uitkomen, vijf lijsten nodig zijn, voor Drente 6 en voor Limburg zelfs 8.

Om echter in al die kieskringen met een lijst te kunnen uitkomen, moet men in elke kieskring steunpunten hebben, hetzij in de vorm van kiesverenigingen of personen, die bereid zijn om het benodigd aantal handtekeningen van kiezers te verzamelen en voor de indiening der lijsten zorg te dragen. Hieraan ontbreekt het de S.G.P. helaas. Er zijn, om ons bij Groningen en Drente te bepalen, in deze provincies wel personen genoeg van gereformeerde richting, maar niet alles wat zich gereformeerd noemt is daarom gereformeerd naar de aloude betekenis van dit woord. Een goede honderd jaar geleden was dit anders. Mannen als Hendrik de Cock en Van Velsen onderschreven tenvolle het onverminkte artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, zodat deze zich nimmer zouden hebben kunnen verenigen met de antirevolutionaire beginselen, welke lijnrecht tegen dit artikel indruisen.

Zelfs in 1895 werd er van de zijde der classis Groningen der (toen al verenigde) Gereformeerde Kerken nog een waardig en krachtig protest ingediend bij de Generale Synode, tegen het wijzigen van het oude artikel 36. Ds. Zandt heeft ons dan ook wel eens medegedeeld, dat er destijds in de provincie Groningen nog gereformeerden waren, die al behoorden zij tot de Gereformeerde Kerken, toch de oude gereformeerde waarheid waren toe- gedaan, en met het ongewijzigde artikel 36 ten volle instemden. In de loop der jaren is dit geslaöht echter vervangen door een andere generatie, die Ls opgevoed in de neo-gereformeerde leer, en derhalve van het oude artikel 36 niets of nauwelijks iets afwist, en derhalve ook niets besefte van de draagwijdte van het prijsgeven der veelomstreden zinsnede uit dit artikel, welke in 1905 door de Gereformeerde Kerken uit de belijdenis werd gelicht. Hiermede willen wij allerminst beweren, dat er in de Gereformeerde Kerken niet zijn, die er anders over denken, want die zijn er zeker wel, maar zij zijn uiterst schaars en gewoonlijk bij hun medeleden niet in tel.

Nemen wij voorts in aanmer^king, dat ook in andere kerken in het noorden des lands de belijders der oude gereformeerde leer betrekkelijk gering in aantal zijn, dan behoeft het niet te verwonderen, dat de S.G.P. bij de Kamerverkiezing van 1959 in heel de provincie Groningen slechts 584 stemmen verwierf, in heel Drente maar 389 en in Limburg 268. Dit laatste stemmenaantal valt eigenlijk bij vergelijking met Groningen en Drente nog mee, als men bedenkt, dat Limburg een overwegend roomskatholieke bevolking heeft. De antirevolutionairen behaalden in 1959 in heel Limburg slechts 4100 stemmen, dat was 1300 minder dan alleen in de stad Assen, de hoofdstad van Drente.

Onlangs werd in De Banier reeds een overzicht gegeven van de kandidatenlijsten, welke in de overige acht provinciën op 13 f ebruaari werden ingediend. Voor wat de provincies Noord-Holland, Noord-Brabant en Friesland betreft, zou er wel een buitengewone aanwinst in stemmenaantal op de S.G.P.-lijsten moeten verkregen worden om In deze provincies een Statenzetel te verwerven. In Noord-Holland toch werden in 1958 uitgebracht 1.102.998 geldige stemmen. Het aantal Statenleden bedraagt 77, zodat de kiesdeler 14.325 stemmen bedroeg. De S.G.P. behaalde echter slechts 7.522 stemmen, dus iets meer dan de helft van de kiesdeler, zodat zij voor een zetel niet in aanmerking kwam.

In Noord-Brabant werden in 1958 688.275 geldige stemmen uitgebracht. Het aantal Statenzetels bedraagt 64, zodat de kiesdeler 10.754 was. De S.G.P. behaalde echter 3051 stemmen, zodat ook in deze provincie geen zetel kon verkregen worden.

In Friesland waren in hetzelfde jaar bij de Statenverkiezingen 248.331 geldige stemmen uitgebracht. Bij een aantal Statenzetels van 50 kwam de kiesdeler alzo op ruim 4.966 stemmen, terwijl de S.G.P. 1.555 stemmen verwierf. Ook hier dus geen mogelijkheid, dat haar een zetel kon worden toegekend. Er doet zich bij de komende zetelverdeling echter een nieuw element voor. Zeer kort geleden is namelijk de nieuwe provinciewet in werking getreden, en volgens deze wet zal het totale aantal Statenzetels over heel het land toenemen van 590 tot 665, dus met 75 zetels. Deze zullen echter niet gelijkelijk over de provinciën worden verdeeld. Er zijn provinciën, die er slechts één zetel bij krijgen, zoals Zuid-Holland, Zeeland en Friesland, andere lirijgen er meer dan één bij. Zo wordt het aantal Statenzetels in Noord-Holland met 2 zetels vermeerderd; in Gelderland met 5 zetels; in Groningen met 6 zetels; in Noord-Brabant met 7 zetels; in Drente en Overijssel met 12 zetels en in Utrecht en Limburg zelfs met 14 zetels.

Hoe groter nu het aantal zetels wordt, des te kleiner wordt de kiesdeler en komt er dus voor de S.G.P. meer mogelijkheid er een zetel bij te krijgen. Dit geldt thans wel in het bijzonder voor de provincies Utrecht en Overijssel, waarvan de eerstgenoemde er 14 en de laatstgenoemde er 12 zetels bij krijgt. Gaat men nu uit van het aantal geldige stemmen, dat in 1958 op de S.G.P. bij de toen gehouden Statenverkiezingen werd uitgebracht, dan zou zij toen al van 1 op 2 zetels gekomen zijn, wanneer het aantal Statenleden destijds met 14 leden was vermeerderd. In Overijssel zou dit niet het geval zijn geweest. Daar toch werden in 1958 in totaal 392.715 geldige stemmen uitgebracht. Bij 59 Statenzetels (er waren er toen 47) zou de kiesdeler dus 6.656 zijn geweest. De S.G.P. behaalde toen echter in deze provincie 11.083 stemmen, zodat er ruim 2200 stemmen te kort zouden zijn geweest om twee maal de kiesdeler te halen.

De mogelijkheid, dat er in Overijssel een tweede zetel wordt behaald, is thans echter zeer 'groot. Wanneer er straks ruim 2.200 stemmen meer verkregen worden dan in 1958, dan komen we in Overijssel van 1 op 2 zetels. Dit moge voor de kiesverenigingen en ook voor partikulieren een aansporing zijn om te doen wat d« hand vindt om te doen. Voor de overige provinciën zou de vermeerdering van het totale aantal te verdelen zetels voor de S.G.P. geen zetelvermeerdering hebben gebracht. In Gelderland bijvoorbeeld zouden wij ruim 28.000 stemmen moeten hebben om bij 67 Statenzetete 3 S.G.P.-zetels te verkrijgen. In 1958 kreeg de S.G J». in Gelderland 22.554 stemmen, zodat wij aldaar met rond 6000 stemmen zouden vooruit moeten gaan om er een derde zetel bij te krijgen. Ook voor Noord-Brabant zal de vermeerdering van het aajntal Statenzetels met 7 zetels geen baat kunnen brengen. Bij het aantal geldige stemmen van 1958 zou de kiesdeler dan 9.694 geworden zijn, dus meer dan 3 maal zoveel als de S.G.P. er stemmen behaalde. Dat Noord-Holland en Friesland met een vermeerdering van respektievelijk 2 en 1 zetel(s) hiermede al evenmin gebaat zijn, is gemakkelijk in te zien.

Wil dit nu zeggen, dat de stemmen voor de S.G.P. in de provincies Noord-Holland, Noord-Brabant en Friesland van geen betekenis zijn, omdat er geen zetel wordt behaald? Er zijn er, die zo redeneren, maar wij kunnen het hiermede niet eens zijn. Wij zijn van oordeel, dat iedere uitgebrachte stem wel degelijk grote 'betekenis heeft, ook al wordt er geen zetel verkregen. Dit geldt wel voornamelijk voor de S.G.P., die 'geen belangenpartij is —• al gaan ocfk de stoffelijke belangen haar zeer zeker ter harte — maar een beginselpartij. Een partij, die in artikel 2 van haar beginselpro­ gram verklaart, dat zij zich ten doel stelt de beginselen van Gods Woord op staatkundig terrein tot meerdere erkennhi'g in ons land te brengen en voorts, dat haar streven niet zo zeer gericht is op een meerderheid van kiezers, als wel op de handhaving en doorwerking van de door haar beleden beginselen. Ieder, die op de lijst der S.G.P. stemt, 'geeft hiermede alzo te kennen, dat hij de beginselen dezer partij als de enig juiste beginselen beschouwt en wel om reden zij gegrond zijn op Gods Woord en mitsdien op het onverkorte artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis, die de martelaren der Hervorming met hun goed en bloed hebben bezegeld. Het is er dan ook verre vandaan, dat stemLmen op de S.G.P. uitgebracht, ook al is geen zetel te verwachten, waardeloze en weggegooide stemm; en zijn.

wy beweren geenszins, dat het verkrijgen van een zetel voor ons een onverschillige zaak moet zijn, maar wel, dat deze nimmer mag verkregen worden door direkte of indirekte prijsgeving of verzaking van het beginsel. Het beginsel namelijk, dat de overheid als Gods dienaresse de roeping heeft zich in haar regeerbeleid te richten naar Gods Woord en wet. Dit beginsel kan men, zoals werd opgemerkt, dlrekt en indirekt verzaken. Direk't door de scherpe kanten er van af te veilen en In de plaats van de eis van Gods Woord in meerdere of in mindere mate de wil des volks te gaan stellen.

Indirekt door mede te werken aan de verkiezing van vertegenwoordigers, van wie kan worden verwacht, dat zij beginselen voorstaan en zullen bepleiten, die tegen het zo even genoemde beginsel ingaan. Om ons bij de Statenvei^kiezingen te bepalen, zou men zich schuldig maken aan indirekte heginselverzaklng, wanneer men zijn stem geeft aan een kandidaat, die voorkomt op de lijst van de P.v.'d.A. en de V.V.D., dooh ook die voorkomt op de lijst der A.R. en C.H. Het is toch genoegzaam bekend, dat de A.R.- en C.H.- Statenleden meermalen hun stem geven aan voorstellen die de toets van Gods Woord niet kuimen doorstaan, zoals bijvoorbeeld het verlenen van subsidies aan toneel- en danskunst, aan orkesten, die des zondags optreden; aan openbare bibliotheken, waar tal van Godeonterende en zedenverwoestende boeken verkrijgbaar worden gesteld. En dit niet alleen.

Op de Staten rust namelijk de taak om de leden der Eerste Kamer te Idezen. Een taak, die van zeer groot gewicht is, omdat de leden der Eerste Kamer de wetsontwerpen moeten behandelen, welke de Tweede Kamer gepasseerd zijn. Daarbij komen menigmaal onderwerpen ter sprake van zeer principiële 'aard. Hoe dikwijls werden in dit kollege door A.R.- en C.H.- Eerste Kamerleden al niet beginselen verkondigd en redevoeringen gehouden, welke vierkant tegen de beginselen der Reformatie en derhalve tegen de beginselen der S.G.P. indruisten. Doch hierover nader in een volgend artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1962

De Banier | 8 Pagina's

De a.s. Statenverkiezingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1962

De Banier | 8 Pagina's