Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragen van Ir. van Dis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragen van Ir. van Dis

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs stelde Ir. van Dis aan de ministers van sociale zaken en volksgezondheid de navolgende vragen:

1. Is het de ministers bekend, dat in verschillende dagbladen, o.a. het „Algemeen Dagblad" dd. 13 januari 1962, regelmatig advertenties voorkomen waarin door Duitsers honden of katten te koop worden gevraagd, onder mededeling, dat ze worden afgehaald?

2. WiUen de ministers mededelen of het waar is, dat een Duitse handelaar in dieren zich tot de hoofdinspekteur van de Nederlandse Vereniging tot Bescherming vaai Dieren heeft gewend met de vraag of deze hem 200 katten kon leveren, en op de vraag, waarvoor deze bestemd waren, ten antwoord gaf: „voor chemische fabrieken in Düsseldorf"?

3. Hebben de ministers kennis genomen van een brief dd. 12 november 1961, afkomstig van een Duitse predikant en gericht aan een vereniging tot bescherming van dieren te Göttingen, waarin deze predikant mededeelt, te hebben gekonstateerd, dat aan de grensover­ gang Venlo—^Herongen een groot aantal dieren, waaronder honden, in kleine kisten gedrongen, eveneens voor vivisektiedoeleinden, in een Duitse vrachtauto werd vervoerd van Nederland naar Duitsland? Achten de ministers het niet kenmerkend voor de ernst van de situatie, dat de Duitse douane — zoals eveneens uit genoemde brief blijkt — heeft verklaard, dat deze transporten zeer talrijk zijn en de toestand, waarin de dieren verkeren, verschrikkelijk is?

4. Hebben de ministers kennis genomen van de publikatie „Kruistocht tegen de vivisektie" • in de „Mededelingen", 1ste kwartaal 1961, uitgave van de Anti-Vivisektie-Stlchting, waarin wordt melding gemaakt van:

a. een treinlading van 250 apen, die door een dierenhandelaar in Tilburg werden doorverkocht aan een Zweeds vivisektielaboratorium, en waarvan bij aankomst in Stockholm op 8 september 1959 er 10 tijdens het vervoer waren omgekomen, terwijl de andere bewusteloos in hun kooien lagen; b. een zending van 420 apen, die dezelfde maand vanuit Singapore naar ons land waren verscheept en in Londen in een soortgelijke deplorabele toestand, in veel te nauwe kratten, aankwamen evenals de sub a genoemde zending (slechts 300 waren er nog in leven) en waarvan door dezelfde dierenhandelaEir via een Rotterdamse kommissionair doorverkoop werd geboekt naar vivisektielaboratoria van de farmaceutische industrie in de Verenigde Staten?

5. Is het de ministers bekend, dat vervoeren van apen, als waarvan in bovenstaande voorbeelden sprake is, waarbij ons land als tussenstation wordt gebruikt en waarop ook in de Tweede Kamerzitting bij de behandeling van de dierenbeschermingswet op 29 juni 1960 de aandacht is gevestigd, nog regelmatig plaatsvinden?

6. Zijn de ministers niet van oordeel, dat het belemmerend moet werken op de gang van zaken met betrekking tot de werkzaamheden van de interdepartementale werkgroep, die tot taak heeft een onderzoek in te stellen naar de wenselijkheid van een wettelijke regeling op het gebied van de vivisektie, wanneer bij voortduring hogere diersoorten uit ons land worden uitgevoerd en via ons land worden doorgevoerd naar buitenlandse vivisektie-insteUingen? Zo ja, welke maatregelen denken de ministers te nemen om deze transporten, die bovendien in zeer vele gevallen een aparte inbreuk inhouden op de wettelijke bepalingen, welke reeds vóór de totstandkoming van de nieuwe dierenbeschermingswet golden, te doen beëindigen?

7. Is het de ministers bekend, dat op verscheidene plaatsen in ons land (o.a. te Bameveld) op openbare majikten huisdieren worden opgekocht door handelaren, zonder dat daarbij enige waarborg aanwezig is, dat dezen te goeder naam en faam bekend staan? Is het naar het oordeel van de ministers niet alleszins aannemelijk, dat deze ongewenste toestand geheel of grotendeels is te wijten aan de omstandigheid, dat artikel 2 van de dierenbeschermingswet, welk artikel het verhandelen van huisdieren aan een vergunning bindt, thans — meer dan een jaar geleden na de aanneming van deze wet door de Eerste Kamer — nog steeds niet in werking is getreden? Zijn de ministers bereid te bevorderen, dat deze inwerkingtreding op korte termijn plaatsvindt?

8. Kunnen de ministers mededelen welke de resultaten zijn van het onderzoek, dat in verband met de diefstal van honden voor het laboratorium van de rijksuniversiteit te Leiden is toegezegd aan het hd van de Eerste Kamer Prof. A. Querido en aan steller van dit achttal vragen, respektievelijk op 24 en 25 april 1961?

Antwoord van de heer Veldkamp, minister van sociale zaken en volksgezondheid, mede namens de heer Beerman, minister van justitie (Ingezonden 28 maart 1961). 1. Het regelmatig voorkomen in verschillende dagbladen van advertenties als in de vraag bedoeld, was de ondergetekende en zijn ambtgenoot van justitie niet bekend. Zij hebben kennis genomen van de als voorbeeld genoemde advertentie.

2. Hun is over de in deze vraag bedoelde aangelegenheid niets bekend. 3 en 4 Van de brief en de publikatie, genoemd tn deze beide vragen, hebben zij kennis genomen door lezing van de afschriften, door steller der vragen toegezonden.

5. Statistische gegevens over de in-, uit- en doorvoer van apen staan niet ter beschikking. 6. Het is niet duidelijk, waardoor uitvoer en doorvoer van dieren een onderzoek naar de wenselijkheid en een wettelijke regeling op het gebied van de vivisektie zouden kunnen belemmeren. De in de vraag bedoelde werkgroep heeft in eerste instantie tot taak, na te gaan welke omvang het nemen van proeven op dieren hier te lande heeft aangenomen. Zoals bij een vroegere gelegenheid reeds is geschied, moge er op worden gewezen, dat ook na de eventuele totstandkoming van een regeling voor de toepassing van vivisektie de vraag naar proefdieren, zowel in Nederland als in het buitenland, en dus eveneens de handel in en het transport van deze dieren zal blijven bestaan.

De ondergetekende en zijn vorengenoemde ambtgenoot hebben aanleiding om aan te nemen, dat politie en justitie optreden, wanneer hun blijkt van overtreding van artikel 254 of artikel 455 van het wetboek van strafrecht. Uiteraard is het gewenst, dat aanwijzingen van vermoedelijke overtreding van deze strafbepalingen tijdig ter kennis van de bevoegde instanties worden gebracht.

7. Een waarborg als in deze vraag bedoeld, kan inderdaad eerst aanwezig zijn, wanneer artikel 2 van de wet op de dierenbescherming in werking is getreden. Het antwoord op het laatste gedeelte van deze vraag is inmiddels reeds gegeven in het antwoord van 7 maart 1962 van de minister van justitie en de staatssekretaris van onderwijs, kunsten en wetenschappen. Mr. Y. Scholten, op de vragen dd. 6 februari 1962 van het lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de heer Peschar.

8. Het in deze vraag bedoelde onderzoek had, zoals destijds door mijn ambtgenoot van justitie is medegedeeld, betrekking op één geval van verkoop aan een laboratorium van de rijksuniversiteit te Leiden van een hond, die zwervende was aangetroffen. Dit onderzoek heeft geleid tot strafvervolging tegen de betrokken handelaar en veroordeling ter zake van schuldheling, en een niet met bovenbedoelde aangelegenheid verband houdende overtreding van het vestigingsbeslult kleinhandel in kleine dieren en hengelsportartikelen 1952 j°. de vestigingswet kleinbedrijf 1937.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1962

De Banier | 8 Pagina's

Vragen van Ir. van Dis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1962

De Banier | 8 Pagina's