Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het binnenland

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het binnenland

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kort na de dag, waarop de gemeenteraadsverkiezingen plaats hadden, berichtten de dagbladen, dat de heer Van der Putten, die door de minister van defensie, Ir. Visser, in een der laatste maanden van 1961 wegens ongeschiktheid op staande voet uit zijn funktie van technisch (hoofdambtenaar Ie klas ontslagen werd, een nieuwe betrekking heeft gekregen te Amsterdam in een partikuliere onderneming. Voorts werd vermeld, dat de heer Van der Putten na overleg met zajn advokaat andermaal een dossier aan minister Visser heeft doen toekomen, niet rechtstreeks, maar via de procureur-generaal van het gerechtshof te Amsterdam. In dit dossier, waarvan de inhoud ook aan de pers werd verstrekt, worden opnieuw onthullingen gedaan, waaruit maar al te duidelijk blijkt, dat de vorige minister van defensie, Ir. Staf, niet ten onrechte van het woord „beerput" gebruik heeft gemaakt.

In dit dossier, dat ook nog van een begeleidend schrijven was voorzien, maakt de heer Van der Putten melding van een nog steeds in dienst zijnde adjudant van de koninklijke luchtmacht, die destijds door officieren van het voormalige K.N.I.L. (Koninklijk Nederlands- Indisch Leger), van wie er enkelen nog bij de strij dkrachten in Nederland dienen, werd aangewezen als een spion voor de Japanse geheime politie tijdens de bezetting van Indië door Japan, voorts als medeplichtig aan moord en als leverancier van munitie aan Indonesische extremisten.

Dit zijn wel zeer ernstige beschuldigingen, geuit tegen een militair, die nog in aktieve dienst bij het Nederlandse leger is, en wiens benoeming tot adjudant dateert van 1 mei 1961. Zij zijn echter niet zo maar publiek gemaakt, doch op grond van een memorandum van een oud-kapitein van de veiligheidsdienst bij de legerproduktiebedrijven in het voormalig Nederlands-Indië, de heer H. D. Rijhiner, een Surinamer van geboorte, die thans weer in Paramaribo woont en een partikuliere funktle bekleedt. Dit memorandum behoorde reeds tot de bijlagen van het rapport- Zaayer, dat destijds aan minister Staf werd aangeboden. Het memorandum was echter aan de pers onthouden en maakte zelfs geen deel uit van de „geheime bijlagen", die minister Visser 10 november 1961 aan zijn nota heeft toegevoegd. Het bleef in de archieven van het ministerie van defensie. Volgens een mededeling van de heer Van der Putten werd het dossier inzake de desbetreffende adjudant hem na zijn ontslag anoniem toegezonden. Voorts deelde de heer Van der Putten aan de procureur-generaal mede, dat het aanvankelijk zijn bedoeling was met publikatie van het dossier te wachten tot hem de gelegenheid zou worden geboden voor een enquêteoommissie uit de Tweede Kamer zijn zaak uiteen te zetten. Daar hem echter ter ore was gekomen, dat de adjudant 'm kwestie pogingen zou hebben ondernomen naar Nederlands Nieuw-Guinea te worden uitgezonden, achtte hij het onverantwoord nog langer ergens op te wachten.

Ook de bijzondere oommissie uit de Tweede Kamer, die onlangs werd benoemd om de zaak-Van der Putten te onderzoeken, werd door de heer Van der Putten op de hoogte gesteld van zijn stap bij de procureur-generaal te Amsterdam. Het dossier bestaat uit 13 bijlagen met processen-verbaal, verhoorrapporten, rapporten van de toenmalige officier van justitie te Bandoeng, waarin de beschuldigingen tegen de desbetreffende adjudant zijn vastgelegd.

In het memorandum van kapitein Rijhiner wordt o.m. vermeld, dat de adjudant — toen was hij nog sergeant-majoor — in de jaren 1946 en 1947 een ware terreur in en om Bandoeng uitoefende, zodat er van onderscheidene kanten vele bezwaren tegen hem naar voren werden gebracht. Daarnaast zou deze KNIL-militair lid zijn geweest van de „Persatoean Keoeangan", een terreurorganisatie die gelden inzamelde voor de republikeinse strijdkrachten, en een rampokbende, waarvan de militair een der leiders was. Medio april 1949 zou de militair tevens kapitein van de TNI en garongleider zijn geworden.

Kapitein Rijhiner rapporteert voorts: „Afgezien van een serie moorden of rampokpartijen, door of namens deze militair m de periode juli 1949 gepleegd, is bekend, dat hij vóór de eerste politiële aktie een partij autobanden aan de vijand heeft geleverd en een hem niet toebehorende partij dakpannen heeft verduisterd. Hoewel deze door de toenmalige sergeant bedreven wandaden bij zijn militaire chefs en de politiële en justitiële instanties bekend waren, werd er niets tegen hem ondernomen", terwijl pogingen om hem te laten arresteren, steeds werden verijdeld. Kapitein Rijhiner noemt de militair ook „een der best Ingelichte getuigen inzake de grote corruptie bij het leger in Indië". Hij werd gearresteerd, maar de vrijlating zou „op generaalsniveau zijn uitgevochten". Op 10 juli 1950 keerde hij in Rotterdam terug.

Vervolgens stellen de stukken in het dossier vast, dat de toenmalige sergeant-majoor behalve collaboratie met de Japanners en temninste één munitieleverantie aan de guerilla's van Soekamo tijdens de tweede politiële aktie, medeplichtig is geweest aan moord op zes Indonesiërs. Ook wordt er tn vermeld, dat ihij gelden inzamelde voor de republikeinse Indonesische strijdkrachten, de dusgenaamde Siliwangi-'dlvisie in de omgeving van Singapoma en Madjalaja in West-Java. Voorts wordt vermeld, dat de desbetreffende militair de rechterhand was van een reserve eerste luitenant, die destijds gearresteerd werd in verband met de moord op vaandrig Aermont. Zoals reeds werd opgemerkt Is de adjudant, waarover het in het dossier gaat, nog steeds tn dienst. Volgens mededeling in der grote dagbladen op een salaris van 800 gulden per maand. Het laatste woord zal over deze kwestie zeker nog niet gezegd zijn. De bijzondere commissie uit de Tweede Kamer zal zich er ongetwijfeld mede moeten bezig houden.

Vermeld dient nog te worden, dat er bij de oud-kapitetn Rijhiner te Paramaribo door een vertegenwoordiger van het A.N.P. navraag is gedaan over de onthullingen in de Nederlandse pers aan de hand van het dossier, dat de heer Van der Putten via de procureur-generaal aan minister Visser deed toekomen.

Hierbij is gebleken, dat de heer Rijhiner de heer Van der Putten goed kende uit zijn Indische loopbaan, en dat het by het dossier gevoegde memorandum Inderdaad door hem werd geschreven. Ook verklaarde hij, dat het juist is, dat generaal Spoor destijds heeft gezegd, dat een groot percentage van de mensen in Indië corrupt was en dat hij hieraan niet veel kon doen. Daardoor werd af en toe een klein mannetje van de andere werk­ plaats ingerekend, waarna de „zuiveringsakties" weer voor lange tijd stil werden gelegd.

Ook deelde de heer Rijhiner mede, dat hij werd tegen gewerkt bij de uitvoering van het arrestatieplan tegen de desbetreffende sergeantmajoor, thans adjudant. Tenslotte gelukte het hem met behulp van parachutisten om deze militair, die tevens majoor bij de T.N.I. was, te grijpen. Toen hij hem eenmaal in de cel had, werd echter van alle kanten getracht hem weer vrij te krijgen. Vooral in kringen van de militaire luchtvaart was men daar zeer op gebrand. Zelfs hoge officieren kwamen uit Batavia om uit te vinden waar de heer Rijhiner hem had opgesloten. Uit de verklaringen van deze oudkapitein van het K.N.I.L., die begiftigd werd met de hoge onderscheiding van de Militaire Willemsorde, blijkt wel, dat de heer Van der Putten niet op geruchten, maar op betrouw*bare stukken is afgegaan.

Een ander feit, dat vermelding behoeft betreft de heer Mr. Burger, voorzitter van de Tweede Kamerfraktie van de Partij van de Arbeid. Deze heeft namelijk na de raadsverkiezingen bekend gemaakt, dat hij zich in september a.s. uit het parlementaire leven gaat terug trekken. Hij treedt derhalve niet alleen af als fraJktievoorzitter, maar ook als lid der Tweede Kamer. Als reden werd door hem opgegeven, dat de vele werkzaamheden, die het parlementaire leven meebrengt, het hem niet mogelijk maakt zijn funktle als Kamerlid en fraktievoorzitter langer te blijven vervullen naast zijn funktie als voorzitter van de V.A.R.A. en 'andere niet-parlementaire taken. Reeds vóór de statenverkiezingen had hij zijn plan aan het partijbestuur schriftelijk medegedeeld, doch met het oog op de staten- en raadsverkiezingen had dit besturir het beter geoordeeld met de publikatie te wachten tot na de afloop dezer verkiezingen. Of de door de heer Burger opgegeven reden de enige of de juiste reden is, werd in de pers hier en daar min of meer betwijfeld. Reeds het vorige jaar gingen er geruchten over ontevredenheid inzake de wijze van optreden van de heer Burger als fraktievoorzitter, waarbij ook reeds werd gezinspeeld op zijn aftreden. Zelfs in de Tweede Kamerfraktie van de P.v.d.A. zouden er zijn, die zijn optreden niet bepaald appreciëren.

Bij de laatste debatten over de Nieuw-Guineakwestie maakte de heer Burger het al heel erg bont door met zijn beide handen aan de mond luidkeels in de zaal te schreeuwen. In foto's in de pers werd dit vastgelegd, terwijl het ook op het televisiescherm moet te zien zijn geweest. Naar woorden behoefde Mr. Burger echter niet te zoeken, maar hij bezat niet die beheersing, welke voor een voorzitter van zulk een grote fraktie als die van de P.v.d.A. onmisbaar is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 1962

De Banier | 8 Pagina's

Uit het binnenland

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juni 1962

De Banier | 8 Pagina's