Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Maatschappelijk Werk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Maatschappelijk Werk

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Woonoorden - Woonwijken

Rede van Ir. van Dis

Bij de behandeling van bovengenoemde begroting vormde ook het Amboaiezenbeleid der regering een belangrijk punt van diskussie. Tegen dit beieid bestaan namelijk zeer ernstige bezwaren. Van de zijde der regering zijn toch in 1961 uitlatingen gedaan, die er op wezen dat men er op uit is de Ambonezen in de Nederlandse samenleving te doen opgaan. Het is duidelijk, dat hieraan de gedaclite ten grondslag ligt, dat er van terugkeer naar hun geboorteland nooit meer iets zal komen. Dat dit door de Ambonezen een maar zeer moeilijk te verteren gedachte is, laat zich indenken. Men moet zich toch maax eens in de positie dezer mensen verplaatsen. Ver van hun vaderland in een land met een heel ander klimaat en heel andere levensgewoonten, afgescheurd van hun familiebetrekkingen, hun land met wapengeweld door Soefeamo overweldigd, terwijl hun bij de soevereiniteitsoverdracht het zelfbeschikkingsrecht was toegekend. Als men dit alles in overweging neemt, dan zal toch ieder kunnen billijken dat bij deze zo zwaar getroffenen een stille hoop leeft, dat er nog eens een tijd zal komen, dat zij naar hun geboortegrond kunnen terugkeren. Bij het beleid, dat ten aanzien van hen wordt gevoerd, behoort hiermede dus wel terdege rekening te worden gehouden. In dit licht bezien, is het te begrijpen, dat velen hunner er bitter weinig voor gevoelen over het gehele land in kleine groepen te worden verspreid, en dat zij derhalve aan het verblijf in woonoorden verre de voorkeur geven boven het wonen in kleine woonwijken.

Bovenbedoelde uitlatingen hebben dan ook geen geringe ontstemming verwekt. En dat niet alleen bij vele Ambonezen zelf, maar ook bij hun voormannen en bij hen, die de verzorging der Ambonezen ter harte gaat, zoals dit het geval is met het bestuur van de Stichting „Door de eeuwen trouw" en dat van het , Jnterkerkelijk Contact Comité Ambon", kortweg de Iccan genoemd. Namens de S.G.P.-fraktie werd deze aangelegenheid behandeld door Ir van Dis, die daarbij de navolgende rede hield.

Mijnheer de Voorzitter! Als er één woord is, dat tn deze tijd veelvuldig wordt gebezigd, dan is het wel het woord zelfbeschikkingsrecht. Voor het verwezenlijken hiervan is zelfs nimmer zulk een hardnekkige strijd gevoerd als in de laatste weken namens de Nederlandse regering werd gedaan door minister Luns ten behoeve van de bevolking van Nieuw-Guinea. Ik zou buiten de orde geraken, indien ik op deze aangelegenheid bij deze begroting verder zou Ingaan, en dat is niet mijn bedoeling. Dat Ik nochtans de

zelfbeschikking

bij deze hegroting ter sprake breng, vindt zijn oorzaak hierin, dat de hier te lande verblijvende Ambone- 25en ons er voortdurend, en wel in het bijzonder bij de behandeling van deze begroting, aan herinneren.

Aan dit volk toch, dat door een band van eeuwen met Nederland zo nauw was verbonden, dat Nederland zo trouw heeft gediend en waaraan Nederland zoveel verplichtingen heeft, werd ook het zelfbeschikkingsrecht toegekend, en dit niet alleen bij een mondelinge toezegging, maar bij de plechtig aangegane overeenkomsten van de Haagse rondetafelkonferentie. Wanneer zowel de Nederlandse regering als de Verenigde Naties er voor zorg hadden gedragen, dat dit recht ten aanzien van Ambon gerealiseerd was, dan hadden wij niet iaaa: op jaar in deze Kamer over de Ambonezenzorg behoeven te spreken. Er bestaat dus alle reden voor, bij de behandeling van deze begroting het zelfbeschikkingsrecht ook even ter sprake te brengen. Dit recht werd namelijk jammerlijk vertrapt. Geen geweldmiddel, al was het nog zo wreed, werd van Indonesische zijde onbeproefd gelaten om de

Ambonezen

ten onder te brengen. Zij werden uitgehongerd door een meedogenloze blokkade, uitgemoord door bombardementen vanuit de lucht en de zee op open steden en dorpen, uitgemoord in een ongelijke strijd met ongelijke wapens en eveneens ongelijk in aantal manschappen. De toenmalige Nederlandse regering ging daarbij niet vrijuit, door namelijk niet veel en veel krachtiger op te treden, en zelfs toe te staan dat Ambon met behulp van Nederlandse schepen beschoten en met Nederlandse wapens bestreden werd. Doch ook daarna is de Nedeinlandse regering schromelijk in gebreke gebleven het goede recht der Ambonezen, dat hun bij oi.rereenkomst was toegekend, te erkennen, toen zij op geheel rechtmatige wijze overgingen tot het proklameren van de Republiek der Zuid-Molukken. Tot op de huidige dag toe wordt deze republiek nog siteeds niet door de regering erkend, niettegenstaande het feit dat haar rechtmatigheid door niet minder dan

acht uitspraken

van Nederlandse rechterlijke instanties is bekrachtigd, tot zelfs door de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 2 maart 1961 toe. Gezien deze gehele gang van zaken, behoeft het niet te verwonderen, dat de goede verstandhouding dei Ambonezen tegenover Nederland daaronder niet weinig heeft geleden en dat zij met een zekere mate van achterdooht en de nodige reserve de maatregelen tegemoet treden, die ten aanzien van hen worden genomen. Hiertoe behoort ook de maatregel, welke er op gericht is de Zuid-Molukkers zoveel mogelijk te doen assimileren met de Nederlandse bevolking door de woonoorden op te heffen en deze te vervangen door woonwijken. Dat dit plan inderdaad bij de regering bestaat, wordt in de memorie van antwoord onder ia. 97 nog eens nadrukkelijk door de minister verklaaird, waar zij letterlijk opmerkt: het is de bedoeling op den duur alle woonoorden op te heffen.

Nu doet zich hierbij het merkwaardige voor, dat de regering voorts in de memorie van antwoord ons mededeelt, dat er van een groeiend konflikt ten aanzien van de huisvesting der Ambonezen geen sprake is. Er vallt integendeel, volgens de minister, dank zij geregelde voorlichting en propaganda, welke van de pioniers zelf uitgaat, een vermindering te koniStateren van de tegenstand naar de

woonwijken

te verhuizen. Zelfs begint de tegenstand volgens haar plaats te maken voor medewerking. Merkwaardig werd dit door mij genoemd, omdat van de zijde der Ambonezen zelf geheel andere geluiden worden vernomen. Hiermede wiUen wij allerminst ontkennen dat er onder de Ambonezen zijn, die vanwege de zeer ongunstige omstandigheden In sommige woonoorden bereid zijn naar woonwijken te verliuizen, maar tal van andere Ambonezen zijn daar besMst sterk tegen gekant, wat ongetwijfeld onder meer ook verband houdt met de hoop, die bij hen leeft, nog eens naar hun geboorteland te kunnen terugkeren. Met name geldt dit voor de woonoorden, die zich in goede staat bevinden, zoals b.v. het woonoord Schattenberg, waarvan kan worden gezegd, dat tussen de aldaar wonende Ambonezen en de omgeving in de loop der jaren een zekere binding is ontstaan, zodat de geisoleerde ligging van het woonoord geen reden geeft tot opheffing er van over te gaan.

De bezwaren van overplaatsing van woonoorden naar woonwijken zijn goed te begrijpen. Dit overplaatsen toch brengt mede, dat tal van gezinnen van het ene deel des lands naar het andere moeten verhuizen, wat voor de mannen de 'moeilljkhedd meebrengt, dat zij in een nieuwe woonplaats een andere werkkring moeten zoeken, en dat de kinderen van school moeten veranderen. Daarbij komt, dat men tn een

geheel nieuw milieu

wordt 'geplaatst met geheel andere zeden en gewoonten. Ook dreigt het gevaar van kerkelijke verstrooiing en versplintering. Dit doet zich vooral voor wanneer de woonwijken een geringe omvang hebben, wat bij ongeveer alle woonwijken het geval lis. De meeste woonwijken blijken namelijk volgens publikaties van personen, wier oordeel wij betrouwbaar achten, slechts 50 gezinnen of minder te bevatten, wat als zeer bezwaarlijk moet worden aangemerkt. Een dergelijke groep moet veel te klein worden geacht voor een behoorlijk kerkelijk of verenigingsleven, ook met het oog op gebrek aan voldoende personen, die leiding kunnen geven. Voorts lis in geen enkele woonwijk, behalve in Moordrecht, een schooltje ten behoeve van Ambonese kinderen in de eerste leerjaren. Verscheddene woonwijken hebben zelfs ook nog geen fcerkgebouwtje, wat b.v. 'geldt voor Hoogkerk, Nijverdal, Rijssen en Delfzijl, hoewel de woonwijk In laastgenoemde plaats reeds langer dan één jaar bewoond is. Is er ergens wel een kerkje, dan ontbreekt daaraan een vergaderlokaaltje, zoals b.v. in Applngedam, terwijl zulk een lokaaltje voor het houden van katechisatie en zondagsschool en het regelen van aUes, wat nodig is voor een geordend kerkelijk leven, onmisbaar is. Personen, die met deze aangelegenheid van nabij te maken hebben, en zich ter zake hebben georiënteerd, kunnen dan ook niet de indruk van zich afzetten, dat van de zijde van het kommissariaat alles wordt gedaan om de woonwijken zo klein mogelijk te houden om op die manier zoveel mogelijk de

assimilatie

te bevorderen. Zo was men in Tiel aanvankelijk van plan ©en woonwijk van 71 huizen te stichten, maar op verzoek van het Kommlssatóaat van Ambonezenzorg werden hiervan weer 22 wontogen afgestaan aan de gemeente. Dat inderdaad bij de regering de bedoeling voorzit om de Ambonezen zoveel mogelijk tussen de Nederlandse bevolking te verspreiden blijkt ook onwedersprekelijk uit de memorie van toelichting op de begrottog van Volkshuisvestmg en Bouwnijverheid voor 1962. Hierin toch wordt vermeld, dat bij de bouw van permanente woningen voor Ambonese gezinnen zal worden afgestapt van het tot nu toe toegepaste systeem van speciale woonwijken voor deze bevolkingsgroep. Voorts, dat de Ambonezen de voor hen te bouwen woningen liever zien opgenomen in de normale uitbreidingsplannen, en tenslotte dat bij deze maatregel vooral de overweging geldt, dat de Ambonese gezmnen de gelegenheid moet worden geboden tot integratie in de Nederlandse samenlevtog. Deze mededeling uit de genoemide memortie 'van toelichting heeft de Ambonezen en hun leiders wel

zeer pijnlijk

getroffen, daar wat hierin wordt gesteld lijnrecht mgaat tegen wat er onder de Ambonezen ten aanzien van de woongelegenheid leeft. De minister van Maatschappelijk Werk heeft onlan'gs zelf nog medegedeeld, dat het de kommissarls van Ambonezenzorg heel wat overredingskracht kost om de Ambonezen te bewegen van de woonoorden naar de woonwlj'ken te verhulzen. En nu zou het de wens der Ambonezen zijn ter wUle van de Integratie temidden van de Nederlanders te gaan wonen! Deze medede- Img heeft O'Ok bij de stichmg „Interkerkelijk Contact Comité Ambon" een zeer slecht onthaal gevonden. In een adres van deze stichting, dat ons werd toegezonden, werd dienaangaande opgemerkt:

„wy vto'den het ergerlijk, dat een officieel stuk als een memorie van toe'lichttog zulke grove onwaarheden bevat; ergerlijk omdiat 'Ook de Ambonezen recht hebben op een eerlijke behandeling en ook omdat het parlement recht heeft op een juiste voorlichttog".

Vervolgens maakt genoemde stichtmg er meldtag van, dat de praeses van de Envangelische Molukse Kerk to Nederland uitdrukkelijk gewaarschuwd heeft tegen het verbreken van het dorpsverband en heeft gepleit voor het behoud van woonoorden of het 'bouwen van grote woonwijken, omdat men anders op

kerkelijk gebied

voor grote moeilijkheden komt te staan. De regertog is dan ook wel steiik afgeweken van de richtlijnen, welke de kommissie-Verwey-Jon- 'ker ten aanzien yan het vraagstuk van de huisvesttog der Amboneesn heeft gegeven Daarto werd toch verklaard, dat het niet verstandig zou zijn het eiigen groepsleven vaa de Ambonezen te zeer aan te tasten en voorts dat hun eigen toekomstperspektieven zoveel mogelijk dienen te worden gerespekteerd. Door deze kommissie kon don ook todividuele huisvesttog in woningen tussen de Nederlandse bevolking voor de grote meerderheiid vooalsnog niet worden aangeraden. Daarbij komt nog, dat de hier besproken m'aatregelen werden igenomen zonder daarbij eerst kontakt met de leiders der Ambonezen op te nemen en hun advies te vragen.

Onder nr. 90 van de memorie van antwoord geeft de minister op de haar gestelde vraag wel ten ant- Tvoord dat de kommissainis van Ambonezenzorg regelmatig besprekingen heeft met de al dan nieit voltallig aanwezige besturen van de Ambonese belangenorganisatdets, en dat de maataregelen, die moeten Tvorden genomen, worden besproken, maar daar is toch wel het één en ander tegen in te brengen. In een schrijven van

Ir. Manusama

merkt deze naar aanleiding van genoemde passages uit de memorie van antwoord op, dat deze wel een zeer onjuiste indruk wekken. Men zou er uit opmaken, dat de te nemen maatregelen eerst dan ten uitvoer warden gebiraoht wanneer een zekere mate van overeenstemming met de diverse besturen Is verkregen, doch .dit is volgens hem helemaal niet het geval.

De betreffende bijeenkomsten worden namelijk door de kommissarls van Ambonezenzorg alleen gehouden om de diverse toestiiren der belangenorganisaties mede te delen, welke maatregelen van de zijde van het kommissariaat binnen afzienbare tijd zullen worden ulfigevoerd, opdat de besturen aan hun leden tijdig de nodige voorlichting kunnen geven. De besturen krijgen derhalve niet de kans om ten 'aanzien van de reeds vastgestelde regelingen enige invloed te kunnen uitoefenen. Slechts in gevallen van minder belang worden naar voren gebrachte wensen weleens ingewilligd, maar de door de kommissarls van Ambonezenzorg gemaakte plannen gaan door. De betreffende bijeenkomsten blijken dan ook in werkelijkheid van geringe betekenis te zijn. Aam de wensen, die bij de Ambonezen leven, aldus de heer Manusama, wordt geen behoorlijke aandacht igesohonken, terwijl de besturen zich met igrote tegenzin kwijten van hun taak de nodige voorlichting te geven. Zij gevoelen zich zodoende als werktuigen van 't kommissariaat van Ambonezenzorg en worden door hun mensen als zodanig beschouwd.

Deze manier van optreden is dan ook voor de heer Manusama tot zijn grote spijt reden geweest om van verder onderhoud met de kommlssaris van Ambonezenzorg af te zien. Dit

tot zijn spijt,

zo werd uitdrukkelijk door hem verklaard, omdat hij vóór 18 oktober van dit jaar regelmatig ontmoetingen en (gesprekken met de kommissaiTis heeft gehad en omdat hij deze 'gesprekken ook op hoge prijs had igesteld. Zijn vertrouwen was echter diep geschokt. Hierop ziende, doet het wel vreemd aan in de memorie van antwoord onder nr. 90 te lezen, dat de verhouding van de kommissairis van Amboniezenzorg met de leiders der Ambonezen de laatste tijd niet stroever 'is 'geworden. Al kon 'dajn het kontakt met de Bond ex- K.N.I.L. worden hersteld, anderzijds lis er een zeer belangrijk bontakt veitaroken.

Deze gang van zaken heeft er sterk toe bijgedragen, dart, de aanvankelijke bereidheid om medewerking te verlenen aan het 'instellen van een kommissie, waarover in het voorlopig verslag en an de mem'orie van antwoord ander de nns. 87 en 88 wordt gesproken, zeer sterk is afgenomen. Maar al te zeer bestaat de vrees, dat een dergelijke kommissie zelf geen invloed zal kimnen uitoefenen bij de te nemen maatregelen, doch alleen zal mogen helpen inzake de vraag, hoe het reeds vastgestelde beleid ten uitvoer kan worden gebracht. Bovendien zullen voorsibanders V'& iy de Republiek der Zuid-Molukken niet bereid zijn om Én een dergelijke kommissie zitting te nemen, wanneer daarin ook Indonesiërs zitting hebben.

Zoeven is door mij opgemerkt, dat wij er geen bezwaar tegen hebben wanneer Ambonezen, die 'gaarne naar een woonwijk wensen te verhulzen, daartoe de volle vrijheid wordt gelaten. Ook bij de leiders der Ambonezen bestaat daartegen geen bezwaar. Nu is mij bekend, dat een deel der Zuid-Molukkers, die In het woonoord

Laarbrug te Ommen

verblijven, zeer gaarne zou worden overgeplaatst naar de woonwijken te Krimpen aan de IJssel. En dat om meer dan één reden. Ten eerste, omdat zij dan niet langer verre reizen behoeven te maken naar de plaats, waar zij werken, o.a. helem'aal maar Almelo en Deventer, en ten tweede, omdat dit voor de geestelijk verzorger van deze Zuid- Molukkers een belangrijke verbetering zou zijn. Verleden jaar is dit door ons ook reeds verzocht, miaar de minister wees ons verzoek togn af. Hdlaas 'doet zij dit thans weer. In de memorie van antwoord toch vinden wij onder nr. 102 'het antwoord:

„Met het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S. is overeengekomen, dat 'in de woonwijk, welke in de gemeente Krimpen aan de IJssel gebouwd wordt, leden van deze organisatie met hun gezinnen gehuisvest zullen worden. Aiangezien de bewoners van Laarbrug geen lid van de B.P.R.M.S. zijn, komen zij reeds daarom niet in aanmerking voor verhuizing naar Krimpen aan de IJssel. De woonsituatie in Laarbrug is 'bovendien nog zodanig, dat de bewoners van vele andere woonoorden voorrang moeten hebben".

Dit amtwoord stelt ons bijzonder teleur. Wij hadden enige hoop, dat thans aan ons herhaald verzoek zou worden voldaan. Voor betrokkenen is 'het vanzelfsprekend nog zoveel 'te meer teleurstellend. De minister zegt, dat met het hoofdbestuur van de B.P.R.M.S. is overeengekomen, dat in 'de woonwijk

Krimpen aan de IJssel

leden van deze organisatie met hun gezinnen gehuisvest zullen worden. Moet die 'overeenikomst nu ook worden opgevat op de wijze, waarover door de heer Manusama bij 'de Kamer lis geklaagd, namelijk dat voornoemd h'oofdbestuur slechts had op 'te volgen wat door de kommissairis voor de Ambonezenzorg reeds was bepaald? Wij tasten hieromtrent in volslagen duisternis. Bekend is echter, dat lOok de B.P.R.M.S., verreweg 'de grootste en belan^ijkste longanisatie onder de Ambonezen in Nederland, in een nota al evenzeer ernsltige bezwaren heeft ingebracht tegen de omzettinig van woonoorden in woonwijfcen, zulks met het ook op de medische verzorging en de gezond­ heidszorg, het onderwijs, het zoeken van werk, ver van de gemeente waar men al jarenlang werkte. Er werd daarbij door genoemde vereniging van Am'bonezen vooral ook geklaagd over de verwarring, lontstaan doordat een veelheid van maatregelen over de Ambonezen werd uitgestort, waarbij telkens een nieuw plan in werking werd .gesteld, terwijl het voorgaande plan nog niet voldoende had kimnen doorwerken. Het laat zich indenken, dat door een dergelijke manier van handelen bij de Ambonezen een sterk gevoel van

onbehagen

heeft postgevat. Hierop afgaande, komt het ons voor, dat er bij de B.P.R.M.S. toch helemaal niet zulk een verlangen is om 'de woonoorden, althans die, welke zich in goede staat bevinden, zoals volgens de memorie van antwoord met het woonoord Laarbrug het geval is, te verlaten. Met het oog hierop zou 'men toch wel een weg hebben kunnen vinden om aan ons verzoek betreffende de Zuid-Molukkers uit het woonoord Laarbrug te voldoen. En 'diit 'te meer omdat wij niet hebben 'gevraagd om alle bewoners van dit woonoord naar Krimpen aan de IJssel over te brengen, doch alleen diegenen, 'die daartoe 'de wens te kennen geven. Het gaat hierbij slechts om een kwart van de bewoners van genoemd woonoord, dus, voor zover ik heb kimnen nagaan, om een negentigtal personen. Nogmaals dringen wij er dan ook bij minister op aan, alsnog te willen bevorderen dat aan de wens van diit kleine aantal Zuid-Molukkers voldaan wordt. Wat voorts de terugkeer van Ambonezen naar

Indonesië

betreft, 'daartegen bestaat bij ons geen bezwaar. Wie dat wil, moet idlt voor eigen verantwoordelijkheid en voor eigen risiko doen. Wij komen er echter tegen op, dat toegelaten werd, dat enkele uitgesproken voorstanders van Indonesië hun lamdgenoten 'aanspoorden naar Indonesië te vertreKken. Daarmede be- 'hoort ons inziens niet te worden voortgegaan. Uit de memorie van antwoord blijkt, dat één dezer leiders heden naar Indonesië zou vertrekken. Wij bepleiten bij de minister 'te willen bevorderen, dat ook andere Ambonezen, die zich met het ronselen van landgenoten voor Indonesië bezighouden, zo spoedig mogelijk naar Indonesië ziülen vertrekken

Een volgend onderwerp, waaroveir ik enkele opmerkingen wens te maken, heeft betrekking op de

ex-K.N.I.L.-militairen

Uit de memorie van antwoord blijkt, dat het vooroverleg over het vraagstuk van een pensioenvervangende uitkering aan pensioengerechtigde Ambonese ex-KNIL-militairen of aan hun weduwen en wezen nog steeds niet is afgesloten en dat deswege op de begroting voor 1962 nog geen gelden voor dit doel zijn uitgetrokken.

Deze zaak duurt toch wel erg lang, veel te lang zelfs. Wij achten het noodzakelijk, dat deze Ambonese oud-K.N.I.L.-mllitairen in hun rechten op pensioen worden hersteld. Zij hebben 'daarvoor indertijd moeten opbrengen, zodat het wel uiterst onbiUijk is dat hxm onthouden wordt wat hun toekomt. Nogmaals doen 'Wij een idrimgend beroep op de minister om voor deze mensen, die Nederland immer trouw hebben igediend, al het mogelijke te doen, opdat deze zaaJj eindelijk eens tot een 'goed einde wordt gebracht, en wel zo spoedig moge'lijk.

Tenslotte nog een enkel woord over hetgeen voorkomt onder nr. 63 in voorlopig verMag en mem'orie van antwoord, nl. de zorg voor de jeugdige 'gehandicapten. De minister merkt op, dat het peilen van de hier bedoelde behoeften buitengewoon moeilijk is. Dit geldt, zo lezen wij in de memorie van antwoord, vo'or de totale behoefte aan tehuizen voor gebrekklgen, idle niet meer thuis kunnen blijven, en dit geldt in versterkte mate als daarbij acht woTidt geslagen op differentiatie naar de soort han'dicap en naar de leeftijdsgroepen. Wij bevelen deze aangelegenheid ten zeerste In de belangste'lling en 'de zorg van de m'inisiter laan, waarbij wij in het bljzondeir haar aandacht ook wensen te vestigen op de noordelijke provincies die zich reeds In zo menig opzicht achtergesteld igevoelen.

In haar beantwoording der onderscheidene sprekers liet minister Mairga lOiompé zich op zeer geprikkelde 'toon uit tegenover Ir. van Dis. In het volgende nummer van „De Banier" zul'len wij hierop nader ingaan en dan tevens weergeven wat de heer Van Dis tegen de minister in zijn repllekrede opmerkte, wat haar tot 'de erkentenis bracht op een misverstand te hebben gereageerd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1962

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Maatschappelijk Werk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 juli 1962

De Banier | 8 Pagina's