Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorijtuigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorijtuigen

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede en repliekrede van de heer Kodde

Alhoewel er algemene bepalingen 5djn betreffende 'de aamsprakelljkheiid van ieder tegenover anderen voor daden, zoa'ls in artikel 1401— 1407 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald en ler dus wettelijke bepalingen zijn, op welke een benadeelde door daden van anderen zicto beroepen kan, heeft de regering gemeend dat er noodzaak is 'de vergoediing van de schade door het gebruik van 'motorrij tuigen aan anderen (derden) veroorzaakt, door middel van een verplichte verzekering te regelen.

SJiiteraard zij'n er geen bezwaren 'in te brengen tegen het vergoeden van de schade, aan araderen berokkend, 'doch wel tegen de wijze, vraarop dat geschiedt.

t> e sohade door het getoruik vam mo­ torrijtuigen kan zeer groot zijn. Niet alleen de materiële sctoade, maar inzonderheid toet verliezen van het leven, hetwelk niet te vergoeden is. Door het verlies van het leven van kostwinners is er echter niet alleen het leed van dat verlies, maar kunnen de betrekkingen ook wel in financiële nood geraken. Een streven - om dat leed te verzachten, is niet af te keuren, doch wel is er bezwaar dat zulks weer door een verplichte vexzekiering wordt nagestreefd.

Nu ds in toet wetsontwerp geen ongelimiteerde uitkerin'g vo'or de benadeelde geregeld. Het bedrag zal volgens de nu bestaande voornemens niet hoger zijn dan voor rijwielen en mo-torrijtuigen, waarvoor •geen kentekenbewijs nodig is, ƒ 100.000.—, en tot een maximum van ƒ 500.000.— per gebeurtenis. Tegen een begrenzing is door oncLerscheidene afgevaardigden bezwaar gemaakt. Immers er is dam geen algehele dekking en dan zal ^er in moeten worden berusit of wel getracbt moeten worden om de rest op de verantwoordelijke te verhalen. Dat zal niet altijd mogelijk zijn, want er kunnen door één ongeluk met-een motorrijtuig schaden ontstaan, die in de miljoenen lopen.

Aangezien onze afgevaardigden zich niet wUden mengen in de debatten rondom dat punit en zich ook aieifc wilden begeven in allerlei gevolgen, welke uit verzekeringen voortvloeien, alsook omdat de aanspirakelijkheid zowel voor de van verzekeriing vrijgestelden als voor de niet vrijgestelde blijf't, achten wij het niet nodig over die kwestie meer te melden. Wel dient nog te worden veirmeld, dat de bedragen bij algemene maaitregel van bestuur zullen worden vastgesteld, dus gemakkelijk steeds te wijzigen zij-n, en dat het waarborgfonds voor de van verzeke-ring vrijgestelden tot geen hoger bedraig aansprakelijk Is dan de verzekeiraar. De verzekerde blijft, zo'als reeds gemeld, aansprakelijk, en de niet-verzekerde, de vrijgestelde, eveneens, met dit verschil, dat voor de verzekerde de verzekeraar aansprakelijk is tot het gestelde maximiunbedrag, en de vrijgestelde in de eersite plaats voor alles aansprakelijk is 'en slechts bij onmacht uit het waarborgfonds zal worden betaald.

Nog moet worden vermeld, dat een bedrag van ƒ 50.— voor rekening van d'iogene blijft, die voor de schade verantwoordelijk is, met dien verstande, dat door een aangenomen amendement van de heer Lankhorst de verzekeraar aansprakelijk wordt voor het volle bedrag als de schade ƒ 50.—te boven gaat. De verzekeraar zal een regeling kunnen treffen, dat de verzekerde siteeds voor een te bepalen bedrag, dat ook hoger kan zijn dan ƒ 50.—, tegenover hem aansprakelijk blijft. De lieden der S.G.P. achtten dat door het arhendement Lanfchorst de verzekeringsplioht niet ds uitgebreid, maar dat de benadeelde, die zelf wel be'zwaar tegen verzekering kan hebben, daardoor op eenvoudiger wijze schadevergoeding kan verkrijgen.

Anderen hebben daarover een andere mening en er > is gebracht de S.G.P.-leden te betichten voor een amendement te hebben gestemd, dat de verplichte verzekering uitbreidt, doch zij hebben daarover een amdere mening. Hiermede achten wij ter inleiding te fcunmen volstaan, en laten nu hie'ronder de Tede van de heer Kodd volgen. De heer Kodde sprak als volgt:

Mevrouw de Vooo-zititer!

U zult begrijpen, dat het mijn bedoeling is dit wetsontwerp van een enigszins andere zijde te benaderen dan de vorige geachte sprekers hebben gedaan.

Onze bezwaren tegen dit wetsontwerp, dat 'het aantal verplichte veirzekeringen weer met één zal uitbreiden, indien het tot wet verheven wordt, zijn door hetgeen 'de bewindslieden iin de memorie van anitwooird hebben gesteld, niet weiggenomien. Verzekering achten wij in strijd met het

vertrouwen in Gods leiding,

Die alles regeert en alles bestuurt en in Wiens handen ons leven en al onze paden zijn, zoals ons dat in de negende zondagsafdeling van de Heidelbergse Katechismus wordt geleerd.

Tegengeworpen zal kunnen worden, dat daarin van verzekering niet gesproken wordt, doch de strekking is, dat

geheel ons leven in Gods hand

is en dat niets bij geval gebeurt. Dat wij oo'k niet meer of minder bezit zullen hebben dam er in Gods raad is bepaald. Zulks neemt onze persoonlij ke ver ant woordelij kheid niet weg. Dat wil ik duidelijk vooropstellen, omdat wij hebben te handelen naar Gods bevel, en Zijn besluit voo'r ons verborgen is. Ik zie dit 'dan ook wel enigszins anders 'dam 'de vorige geachte afgevaardigde de heer Lankhorst naar voren brac'ht. Ik meen, dat 'hij zeide, dat er personen zijn, die op onverantwoorde wijze, zonder verzekerd te zijn, zich op 'de weg begeven. Wij achten het meer onverantwoord wanneer men zich verzekeird op de weg begeeft.

De bewindslieden stellen in de memorie van antwoord, dat het gebruik van deze middelen, de verzekering, geenszins wegneemt dat men aich ten 'diepste afhankelijk weet van Gods bescherming. Verder kunnen zij niet toegeven,

dat het verantwoordelijkheidsgevoel zal verminderen

door 'de verzekering. Dat het verantwoordelijkheidsgevoel van etische aard 'is, is 'OOk mijn mening. Dat gevoel is echter niet beitrouwbaar en zal zeker kunnen" worden beïnvloed. Daarom is té vrezen, dat 'het verantwoordelijkheidsgevoel t.o.v. materiële schade ongunstig wordt beïnvloed en minder wordt gevoeld wanneer kan worden uitgegaan van 'de gedachte : verzekering dekt 'de schade. Dan aal immers worden gedacht, dat er f eiibelij'k dekking aanwezig is 'en kan worden uitgegaan van de mening, dat eigenlijk 'd'an geen materiële schade wordt toegebracht, maar alleen wat zakelijk ongemak.

Ten opaichte van het veroorzaken van levensgevaar meen ik, dat het wel anders ligt, maar 'hoe ook gesteld : 'daarin schieten wij zeker tekort. Er kan wel naar worden gestreefd om de materiële gevolgen van veirliies van ihet leven van verzorgers van anderen "te verzachten, doch nimmer zal het leven kunnen worden weergegeven, zodat daarin geen verandering komt. Moet niet wo'rden gevreesd, dat om reden

het verantwoordelijkheidsgevoel betreffende het materiële minder wordt,

ook 'het verantwoordijlkheldsgevoel ten opzichte van het in levensgevaar brengen van anderen zal dalen?

De bewindslieden bero'epen zich mede op het bepaalde in 'artikel 5, tweede 'Md. Dat beroep wijst er naar mijn mening op, dat 'de bewindslieden 'toch ook wel enige aarzeling hebben gevoeld; enige vrees, dat het verantwoordelij kheidsgevoiel minder zou worden. Weliswaar stellen d'e bewindslieden in 'de memorie van toelichting zich op het standpunt, dat de uitzondering voor de kleine schade tot minder werk en kosten zal leiden, maar m de memorie van antwoord beroepen zij zich ook ten aanzien van de verantwoordelijkheid op die bepaling. Daarmee dacht ik, dat de bewindslieden toch ook hellen naar mijn mening en naar de mening, dat de aansprakeiykhe'id voor een bepaald bedrag invloed heeft op de verantwoordelijkheid. Het ontwerp bedoelt 'derden, als er wat gebeurt, een materiële vergoeding te waarborgen.

Die waarborg is echter

volgens 'de memorie van boelichting cp artikel 22

niet volledig.

De vraag rijst of door het zo te stellen de aansprakelij'kheid, die in het Burgerlijk Wetboek zonder limie't is gesteld, niet wordt verminderd. Daardoor zouden de

rechten van de gedupeerden eerder kleiner dan groter worden.

Er mag worden gesteld, dat als degene, die de schade heeft veroorzaakt, niet bemiddeld genoeg is om vergoedmg voor de aangebrachte schade te geven, de getroffene de dupe wordt en 'dat het beter is iets te hebben 'dan niets, maar Mermede achten wij .toch wel duidelijk gesteld, dat door de

wettelijke maatregelen de vervulling van de plicht,

die wij allen tegenover onze naaste hebben,

niet is te vervangen en dat de vervulling van die plicht op een andere wijze tot betere resultaten zal leiden.

Naar onze mening m'oet de aansprakelijkheid blijven bij 'hem of hen en 'haar die schade ve'rooxzaken en zal die, zelf niet 'in staat zijnde de geleden schade te vergoeden, geholpen m.oe'ten worden uit naastenliefde om 'dat te kunnen 'doen. Menend'e, dat ons etisch gevo-el niet zodanig 'is, dat het niet 'beïnvloed zal woirden door een zogenaamd 'gedekt risiko, 'dat er een m'ogelij kheid is dat 'de volledige aansprakelijkheid wordt verminderd, 'dat 'de .getroffene niiet volledig zal zijn schadeloos 'gesteld, en 'dat

het verzekeren in strijd is met het vertrouwen in de leidingen Gods in ons leven,

hebben wij erns'tige bezwaren te'gen dit 'wetsontwerp.

Volgens de memorie van 'antwoord, bladz. 5, llnkerkolo-m, Z'al 'de zedelijke veranbwo'ordelijkheid voor de bestuurders van m'O'torrij tuigen in onverminderde mate op hen blijven rusten. Dat oniderschrijven wij ten volle. Maar waarom 'niet primair de bestuurder, dus haar of 'hem die het moboirrijtuig gebriiikt, aansprakelijk gesteld? De eigenaar wordt 'de verzëkeringsplicht opgelegd. Die wordt 'in de e-erste plaats 'aansprakelijk gesteld, en niet 'de bestuurlicT. De eigenaar is zelfs aansprakelijk wanneer hij niet voldoende zorg heeft gedr'agen 'dat het motorrij'buig niet 'door anderen zonder zij'n bO'estemm'in'g kan worden gebruikt. Dat brengt 'de op'zet van de wet inee, nam'elijk om de 'derde als getroffene meer mogelijkheid van een vergoeding te geven, doch daarmede is no'g niet bewezen dat 'de bestuurder niet primair verantwoordelijk moet zijn. Alles bijeengenomen menen wij, dat 'door 'deze be'palingen het etisch gevoel niet zal wo'rden versterkt en dat 'het weer een stap is om de mens rninder verantwoordelijkheid te doen gevoelen en

minder in afhankelijkheid van God te doen leven.

Het Verbond voor Veilig Verkeer heeft het vorige jaar een beroep gedaan op velen, inzonderheid door de weggebruikers voor te houden:

Gij zult niet doden.

Dat geto'Od uit de wet der zeden 'houdt 'niet alleen in, dat wij daaraan voi'doen als wij O'nze naaste niet 'do'den, maar eist, dat wij de nodige zorgvuldigheid zullen betrachten opdat onze naaste geen letsel of schade zal worden to-egebracht. Indien, zo is mijn mening, meer werd zorg ge'dragen, dat het Go'ddelijk gebod 'Onder O'ns volk meer be'kend zou zijn, 'dan zou er •meer verwachting kunnen zij.n, dat derden niet alleen 'een veirgoeding kregen voor söhade hun to'ege'bracht, maar ook dat er voorzichtiger wend 'gehandeil'd 'dan door het o-pleggen van een verzekeringsplicht.

Het ds niet mijm bedoeling op alle naar voren 'ge'brachte opmerkingen in 'te gaan. Ik meen mij te m'oeten en zelfs be 'kunnen beperken. Daarom wU ik nu nog alleen aandacht vragen 'Voor de vrijstellingen, inzonder'heid 'voor 'de

vrijstelling voor de zogenaamde gemoedsbezwaarden.

Reeds in het voorlopig verslag hebben wij doen 'blijken te waarderen dat er een regeiling 'is voor vrijstelling voor gemoedsbezwaarden. Daarbij moet ik echter opmerken dat het bezwaar tegen verzekeren vcoritspruiib uit heb geloof in de vooraienighel'd Gods, dus eigenlijk een 'Obiseh 'bezwaar is, en 'dat 'het daarom beter zou zijn geweest, te stellen „gewetensbezwaren", 'dan te stellen „gemoedsbezwaren", 'dodh hoe dam ook genaam'd of aangeduid, het heeft 'onze waardering, 'dat de bewindslieden een regeling'tot vrij- Htell'ing hebben opgeno'm'en. Volgens artikel 26 is het waarb'orgfionds niet verder aansprakelijk dan 'tot 'de maximumbeidragen, waarvo'or een verzekeraar aansprakelijk kan W'orden 'gesteld. De betrokkenen echter zullen naar mijn mening wel voor het ge'heile bedrag aansprakelijk zijn. Nu 'ga ik niet pleiten 'O'm, hoe zwaar 'O'Ok die aan- S'prakeiijtohe'id voor een perso'on, 'die tegen het verze'keren bezwaar heeft, kan zijn, die te verlagen, maar ik vraag mij 'toch wel af, of hier 'geen ongelijkheid is cn'tsbaan.

De vrijstelling wegens „gemoedsbezwaar" zal 'door de minister van Verkeer en Waterstaat, op verzoek, kunnen wor'den verleend.

Ziende v/at 'is 'gesteld in 'de memorie 'van antwoord, verwachten wij dat 'bij 'de 'beoordeling rekening aal WO'rden gehouden met de praktijk en dat er een tegem'O'et'komende houding zal worden aangenomen. De opvolgers achten wij 'do'or 'de om'Schrijving in 'de memorie van antwo'ord ook wel ge'bon'den. Wij waarderen wat de bewindslieden in de mem one van anitwoora (.DIZ. rechter kolom) daaromtrent hebjjen vermeid en wij menen dat zeker in beroepsgevallen 'daarmee rekening zal worden gehouden. Wij waarderen het - dat het in het voornemen ligt bij 'de jaarlijkse begrotiaig afzonderlijk te vermeiden welke middelen door de gemoedsbezwaarden zullen moeten worden bijeengebracht, zulks gesplitst naar de twee bestemmingen van deze geiden.

Samenvattend, merk ik op dat onze bezwaren tegen dit ontwerp blijven cm reden:

a. dat weer een verplichte verzekering wordt voorgeschreven; b. dat het verantwoordelijkheidsgevoel door de bepaiiingen zal worden verminderd;

c. dat door vermindering van het verantwoordelij kheidsgevoel het gevaar wordt vergroot;

d. dat de mogelijkheid tot volledig verhaal eer kleiner dan girober WC'idt, behoudens ten opzichte van de „igemoedsbezwaarden";

dat het verder onze waardering heeft, dat een regeling vooir de zogenaamde gemoedsbezwaarden is getroffen, en wel zodanig, da; t telkenjare zal kunnen worden nagegaan, dat het op hen te verhalen bedrag in overeenstemming is met dat, wa^t In toet waarborgfonds daarvoor aanwezig moet zijn. Dat laatste neemt echter vnsie bezwaren niet weg, zodat wij onze sitem aan dit voorstel niet zullen kTimnen geven.

De minister van Justitie heeft In zijn verdediging van het wetsontwerp ook de heer Kodde beantwoord. Teneinde inzicht te geven in de repiieikrede, welke de heer Kodde idaarna hield, wordt het gedeelte van de rede van de minister, tot de heer Kodde gericht, hieronder opgenomen en laAen wij daarna die repMekrede volgen.

De beantwoording van minister Beerman was als volgt:

De heer Kodde heeft geen instemming 'betuigd met dit wetsontwerp. De geachte afigevaardigde ziet maar mij'n mening de verzekeringsovereenkomst te iveel als een fcansovereenkomst. Ik moet hem toegeven dat tegen sommige verzekeninigsovereenkomsten bezwaren kunnen worden togetoracht.

Het mag de geachte afgevaardigde een troost zijn, dat de wetgever zelf kritisch de verzekenin'gsioveireenkomst beschoaiwt, doordat 'hij tal van toepalingen in de wettelijke regeling heeft opgenomen, 'die twijfel er over uitspreken of bij de verzeicerde wel steeds de vereiste goede trouw aanwezig is. Vandaar b.v. 'artikel 251 W.V.K. over de verzwijging, het verbod V8.n dubbele verzeikeirinig, de bepaling 'dat men een gereöhtvaardigd belan'g m'oet hebben bij het te verzekeren risiko. Wanneer ik een regenverzekering sluit, dan kaïn 'dat weleens gaan gelijken op een zuivere fcansovereenkiomst, indien ik weinig belang heb bij het al dan niet regenen. De geaöhte afgevaardigde de heer Kodde 'mo'et toöh ook oog hebben 'voor het amdeire aspekt, nameaijk dat in 'deze wettelijke regeling 'een 'steirik 'sociaal element sSit, namelij'k 'het: Draagt elkanders lasten.

Wanneer iiij zegt, dat die wettelijke aansprakelij kheidsverzekeriing er wel eens toe tean leiden, 'dat 'de veranitwóordelijkheid van een autobezitter of - bestuurder vermindeirt, spreekt hij zonder het te weten dezelfde zorg uit, die één van mijn ambtsvoorgaingers in 1924 In < de Kamer heeft uitgesproken, namelijk minister Heemskerk, bij de taehamdeling van artikel 25 vam de Motoren Rijwielwet. Hij ging zo ver, dat hij zeide, dat hij wel eens op middelen zou zinnen om een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid te beletten. Ik geloof, dat dit meer een ori de coeur was dan een orl de raison, maar er lajn natuurlijk bezwaren aan te voeren tegen extreme gevallen. Wanneer de geachte afgevaardigde echter op grond daarvaii zijn stem tegen het gehele ontwerp wil uitbrengen, kan ik dat niet volgen. Ik betreur dit, want ik vind dat de geachte afgevaardigde dan de andere elementen niet voldoende waardeert, te meer cmdat dit ontwerp tegemoet komt aan hetgeen hem dierbaar moet zijn, namelijik aan gewetensbezwaren tegen de verzekering. Dit is, voior zover ik weet, het enige ontwerp op dit terrein, dat dit soelaas biedt. Wanneer het ontwerp «iet spreekt van gewetensbe'zwaren, dan is dat iniiet daaraan toe te schrijven dat de regering een gemoed iager aanslaat dan een geweten, maar. ,

de heer Kodde (S.G.P.): Omdat het in andere wetten ook zo staat.

De heer Beerman (minister van Justitie): De geachte afgevaardigde zegt het mij al voor.

In zijn repMekrede sprak de heer K'O'dde als volgt:

Mevrouw de Voorzitter!

Een paar punten nopen nog van deze 'gelegenheid tot repliek gebruik te maken.

In de eerste plaats is bij mij 'de vraag 'gerezen, hoe nu in verfeand met de gedaohte, 'dat er zogenaamde verzekeringsplaatjes voor 'bromfietsen zo'uden worden ingevoerd, moet worden gehandeld ten opzichte van 'degenen, die zij'n vrij'geste'ld wegens gemoedsbezwaren. Immers, men zal toch nooit bereiken, dat elke bromfiets een plaatje heeft. Welke is 'dan de waarde van zo'n plaatje? Men kan dan namelijk 'toch geen toontrole oefenen. Ik diaoht 'dat men er eigenlij'k veel beter toe 'ZOU kunnen overgaan om, wanneer mien werkelijic een bewijs wilde hebben, voor te schrijven dat men dit 'bij zich moest dragen, zo­ dat men dit bij zich draagt in plaats van het in het openbaar te vertonen. d

Mevrouw de Voorzitter! Het heeft mij toch wel goed gedaan, dat de minister ook wel bezwaren ziet in sommige verzeke'ringsovereenkom- £ten. Of ik hem daarom kan volgen in het sterk splitsen van zogenaamde kansi^erzekeringsovereenkom- E'ten en andere, is nog een ander geval.

De minister heeft zich bij deze wet — en ik vermoed 'dat hij 'dat 'bij elke verzekerirag zal doen — beroepen op het woord „Draagt elkanders lasten". Dat is een woord, aan G-ods Woord ontleend. Ik vraag mij echter toch wel af, of men dan niet verder leest, want daarop volgt — ik citeer nu uit mijn hoofd — : „En vervult alzo 'de wet van Chnistus". Dit „draagt elkanders lasten" acht ik 'toch wel een soort nabootsing van 'de vervulling van de wet van Chri'Stus, want deze kan laUeen worden vervuld door de naaste lief te hebben als zichzelf en hem te helpen als hij in nood is. Wanneer men dit principe: Draagt elkanders lasten, in alle gevallen wil doorvoeren, heeft u deze wet niet nodig. Dan zal men elkanders lasten 'dragen, zoals ook in de praktijk getaeiirt bij dengenen, die niet verzekerd zijn.

De minister 'heeft gezegd, dat hij het eigenaardig vond, dat 'ik mijn stem 'daarvan zou laten afhangen, vooral 'om'dat ik inderdaad waardeer dat er een vrijstelling voor gemoedsbezwaarden is. Die vrijstelling heb ik echter niet nodig wanneer 'diC' wet er niet is. Wanneer die wet 'er niet komt, heb ik ook geen vrijstelling nodig. Waarom zou ik dan wUlen 'dat deze wet er komt? Ten einde vrijstelling te verkrijgen?

pe minister zal verder weten, 'dat ook in andere wetten vrijstelling voor gemoedsbezwaarden wondt gegeven. In 'de Invaliditeitswet, één van de eerste zogenaam'de verzekeringswetten, staat 'een bepaling voor gem'oedsbezwaarden. Het komt dus niet hier in 'de eerste plaats naar voren, maar het blijkt gelukkig uit alle webten. Wij stellen het zeer op prijs, dat met gemoedsbezwaren rekening wordt gehouden. Wij zo'uden eöhter liever zien, dat die wetten er niet waren. Wij zouden 'die vrijstelling dan niet van node hebben.

Mevrouwde Voorzitter! Ik vermoed niet, dat ik aU'e voorstanders van verzekering er van heb overtuigd, dat mijn standpimt juist is. Ik 'ben er echter ook 'niet van overtuigd, dat mijn standpunt onjuist is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1963

De Banier | 8 Pagina's

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorijtuigen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 februari 1963

De Banier | 8 Pagina's