Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vlak vóór de Tweede-Kamerverkiezing van 1956 schreef Prof. G. Wisse voor „De Banier" een meditatie naar aanleiding van Hoséa 14 : 4.

Daar de nagedachtenis aan Prof. Wisse onder zeer vele S.G.P.-ers nog voortleeft, zal het ongetwijfeld op hoge prijs worden gesteld als deze meditatie, die op de verkiezing was afgestemd, na zeven jaar nog eens wordt geplaatst. Het opschrift luidde:

Hoe zou de profeet Hosea hebben gestemd?

Assur zal ons niet behouden, wij zullen niet rijden op paarden, en tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Hoséa 14 : 4

Waarde lezers, gij weet wat er in het geding is aanstaande week: de verkiezing. Het gaat hierbij om de erve onzer vaderen, die in hun regeringsbeleid in het openbare leven de geboden Gods wensten gehandhaafd en nageleefd te zien. En dat niet slechts met mooie vrome woorden, maar met betrachting in de practijk, ook in staat en maatschappij.

Gelijk de profeet Hoséa zich hier in dit hoofdstuk wendt tot het ganse volk van Israël. Israël vertoonde in zijn dagen veel overeenkomst met ons land in onze dagen. Eerst rijk beweldadigd door de Heere; en als het wandelde naar Gods inzettingen, was Israël meester van zijn positie.

Het lag midden tussen de grote mogendheden als Assyrië, Egypte, Batael enz., welke rijken telkens een begerig oog op Jeruzalem en Samaria (het hoofd der tien stammen) sloegen. Maar de Heere was Israels Koning en Behoeder. Week Israël echter van die God af, dan had de Heere in deze vreemde, grote volken de gesel bij de hand om Israël te tuchtigen.

Reeds was het de profeet van Godswege geopenbaard wat te wachten stond en wat ook geschieden zou, namelijk: Samaria, gij zijt gevallen!

Gevallen vanwege uw ongerechtigheid. Het stond zó vast, dat God onderweg was met Zijn oordelen, dat de profeet sprak alsof het reeds een voldongen feit was geworden. En dat vanwege de ongerechtigheid, niettegenstaande de rijke weldaden en zegeningen, die het van de Heere genoten had.

O, wat was dat Israël allengs meer afgevallen en verdord. Net als met Nederland; behalve publiek ongeloof en afval, ook nog een schijngeloof en schijngodsdienst, waardoor men over zichzelf nog wonder tevreden was, maar wat voor Gods heiligheid de zaak nog al verwerpelijker en verfoeilijker maakte. Onder deze omstandigheden nu is er maar één uitkomst te wachten, en dat niet zoals dat in ons land heden ten dage maar al te veel het geval is, van zogenaamde cultuur, moderne cultuur, machtscultuur, genotscultuur, zelfverlossing en eigen kracht, met enorme zondige zelfoverschatting, opgeluisterd met muziek en dans en toneel, applaus en hoera's, enz. enz. absoluut niet! Dit alles is juist een gruwel te meer in de ogen Gods, als de ware, enige weg niet wordt gezocht; en die weg is: De weg naar God terug.

Bekeer u tot de Heere, uw God, toe. God heeft namelijk recht er op, daarom; „tot uw God". Ziet, dat is het wat de Heere van ons vraagt, van Vorstenhuis, regering, overheid en onderdaan, van staat en kerk. Met minder kunnen we voor Hem niet volstaan, met minder is er geen redding meer te wachten. Ook voor u niet, o land, land o^zer liefde; en waaraan God zulke grote genadebevsrijzen heeft geschonken.

En hoe moeten we dit dan doen? Wat is die weg naar 'God terug? Heerlijke God van Israël! O, wat wenst Gij toch Uw, ja Uw Israël aan Uw voeten terug! En daarom zegt Hij Zelf hoe ge u tot Hem wenden moet, en ook hoe gij de volgende week uw stem moet uitbrengen. De Heere Zelf stelt voor de wederkerende boeteling het request op, dat hij aan de voet van Gods genadetroon heeft neer te leggen. Ze moeten zelf het dan uitroepen wat de Heere hun onderwijst, namelijk: Assur zal ons niet behouden.

Israël hield er bij het missen van God nu een ongeloofspolitiek op na; dat was hulp bij Assyrië zoeken. Immers dat rijk was zeer machtig. Zonder God zouden ze het nu maar eens daarmede wagen. Een echte ongeloofspolitiek, welke in onze dagen zowel bij „links" als bij „rechts" zo zeer opgeld doet, maar die in het eind Israël tot verderf en ondergang zou strekken Assyrië heeft straks Samaria verwoest.

2. Wij zullen niet rijden op paarden. Dit ziet op Egypte, bekend in die dagen vanwege zijn geweldige, uitnemende ruiterij. Israël huurde dan wel voor sommen gouds die Egyptische cavalerie, maar ze is verslagen en verpletterd geworden. Op paarden rijden, ja, dat wordt dan gezocht in de plaats van Gods hulp. Op paarden, waarmede men zich dan overal gemakkelijk heen kan bewegen. Men zou kunnen zeggen : de politiek van „elck wat wils". En waarbij soms een pracht van vroomklinkende taal kan gehoord v/orden, maar welke woorden telkens niet worden toegepast in de practijk. Paardenvolk, prachtige paradepaarden, schitterende mamanoevres, met applaus, hoera's, met Gods Naam soms op het vaandel; maar dit belet niet om de sabbat in 't publiek te schenden, Gods '"aam te lasteren, enz. enz., alles te (.ver bekend, zodat we er hier geen v.'oord meer over behoeven te zeggen.

O, belijdt het, dat ge God de rug toegekeerd hebt, roept de profeet uit, en stuurt de hele ruiterij naar huis. Iets anders moeten we hebben.

3. En tot het werk onzer handen niet meer zeggen: Gij zijt onze God. Dit zag op de beeldendienst, waarbij Israël hout en steen tot afgoden stelde; de Baals in plaats van Jehova, en waarvan ze dan hun koren en most verwachtten; ja waaraan ze de schrikkelijkste offers brachten. Mede valt Rome hier ook onder te rangschikken; en kortom alle men­ sen- en beeldendienst, waar onze tijd vol van is.

Maar o Israël, dan, als ge dit alles nu eerlijk prijsgeeft en gans en al van uw eigengemaakte hulp afziet, en in de hand Gods zult vallen; o Israël, dan hebt ge niets meer, dan staat ge onverzorgd, onbeschermd, dan zijt ge in de gestalte van een „wees" gekomen.

Juist, en dat is toch de weg tot verlossing. Want, zo zegt Calvijn hiervan terecht in zijn commentaar, als gij zo arm en ontledigd voor God staat, dan, dan juist is nu de weg open gekomen voor God om u Zijn ontferming te betonen.

Immers, God belooft dat een wees bij Hem ontfermd zal worden. God kan Zijn hulp niet kwijt als gij nog één paard, nog één penning, nog één beeld van eigen of schepsel hulp hebt overgehouden. Zo zie ik de profeet Hoséa in een gestalte tot ons komen deze week, in zijn gestalte van waarachtige godsvrucht; waarbij het niet twijfelachtig is hoe hy zijn stembiljet zou ingevuld hebben.

In elk geval, als wij in deze gestalte eens ter stembus mochten opgaan, dan zullen we ons niet beschuldigd hebben te gevoelen als we onze stem op de S.G.P. hebben uitgebracht. Deze onze mannen in de Tweede Kamer zijn er toe verwaardigd geworden, dat zij ons volk teruggeroepen hebben tot de eis van Gods Woord. Zorgt er voor dat ge aan de avond van die dag u niets zult te verwijten hebben. Betracht maar het woord van wijlen onze oude Ds. van Brummen van Driebergen, die placht te zeggen: „Ik zou dit geluid niet gaarne in de Kamer willen missen".

G. WISSE

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1963

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 mei 1963

De Banier | 8 Pagina's