Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De percentages der op de S.G.P. uitgebrachte stemmen vanaf 1918

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De percentages der op de S.G.P. uitgebrachte stemmen vanaf 1918

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het jaar van de oprichting der S.G.P., 1918, nam zij al direct deel aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer, welke in dit jaar werden gehouden. Dat het niet gemakkelijk was geschikte kandidaten te vinden, laat zich gemakkelijk indenken. Na rijp beraad werden enige personen kandidaat gesteld. Predikanten waren er niet bij. Een zetel werd echter niet verkregen, wat ook niet te verwonderen valt van een pas opgerichte partij, waarvan zeer velen toen het bestaan nauwelijks wisten. Een partij-orgaan was er nog niet, de lijstaanvoerder was geen bekend persoon in het land, beide factoren van groot gewicht. De S.G.P. verkreeg dan ook een percentage van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen van slechts 0, 39%.

In 1922 ging het beter. Ds. Kersten had zich toen op veler verzoek bereid verklaard op no. 1 te gaan staan met het gevolg, dat bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1922 een percentage van 0, 91 werd verkregen, waardoor Ds. Kersten hoewel met een restzetel, in de Kamer kwam. In 1925 steeg het percentage aanmerkelijk, n.l. tot 2, 03% zodat Ds. Zandt zijn intrede in de Kamer deed. In 1929 bleek het percentage weer gestegen te zijn. De S.G, P. kreeg toen n.l. 2, 27% van het totaal aantal stemmen, wat haar een derde zetel bezorgde, welke door Ir. van Dis werd bezet. Deze zetel was echter niet met een volle kiesdeler verkregen, het was een z.g. restzetel. Bij de Kamerverkiezingen van 1933 gelukte het nog deze zetel te behouden, doch in 1937 ging hij voor haar teloor. De voornaamste oorzaak hiervan is wel het feit, dat in 1933 de kieswet gewijzigd werd in dier voege, dat de restzetels in het vervolg niet meer volgens het stelsel van de grootste overschotten, maar volgens dat van de grootste gemiddelden zouden worden toegekend. Dit was voor de S.G.P. funest. Ware deze wyziging nog vóór de Kamerverkiezing van 1933 in de wet aangebracht, dan zou de S.G.P. haar derde zetel reeds in 1933 verloren hebben.

De voorzitter der Eerste Kamer weigerde echter het desbetreffende wetsontwerp, dat reeds door de Tweede Kamer was aangenomen, zo vlak vóór de verkiezingen, namelijk één dag er voor, door de Eerste Kamer te doen behandelen. Hij deed dit begrijpelijkerwijs niet om de S.G.P. haar derde zetel te doen behouden, maar alleen uit de overweging, dat hij het niet juist achtte, midden in de verkiezingstijd, de kieswet te herzien.

Dat er nog aandrang op hem werd uitgeoefend om de behandeling toch te laten doorgaan, behoeft echter niet te verwonderen. Rome en de oude S.D.A.P. toch zagen er een mogeiykheid in om zich van een restzetel meester te kunnen maken. Vandaar dat het r.k. Eerste Kamerlid Mr. van Lanschot het voorstel deed om het wetsontwerp direct te behandelen. Mr. baron de Vos van Steenwijk (C.H.) weigerde echter dit voorstel in stemming te brengen, omdat hij zulks in strijd achtte met het reglement van orde, waarin het bepalen van de dag der openbare beraadslaging aan de voorzitter wordt opgedragen. Aan deze weigering van voornoemde voorzitter was het derhalve onder het albestuur Gods middelljkerwijs voor een groot deel te danken, dat de S.G.P. in 1933 haar derde zetel niet behoefde af te staan, aangezien het door haar toen behaalde aantal stemmen voldoende was om haar restzetel te behouden. Nog een tweede omstandigheid werkte hiertoe mede. In 1933 toch was het nog niet zo, dat de in de Kamer zitting hebbende partijen een voorkeumummer konden verkrijgen. Er moest toen door alle aan de verkiezing deelnemende partijen voor het lljstnummer worden geloot. Het geviel nu in 1933 zo, dat de lijst der r.k. op het stembiljet direct aan die van de S.G.P. voorafging. Tal van r.k. hebben toen bij vergissing hun stem op de lijst der S.G.P. uitgebracht. In de kieskringen Maastricht, 's-Hertogenbosch en Tilburg was dit al heel duidelijk waar te nemen. In Tilburg verkreeg de S.G.P. wel een paar duizend stemmen meer, in Limburg beliep het aantal stemmen op de S.G.P. (kieskring Maastricht) wel tegen de 1000, wat een ongewoon hoog aantal is. Zo moest in 1933 alles er toe medewerken dat de S.G.P. haar derde zetel kon behouden.

Zoals reeds werd opgemerkt, liep dit in 1937 anders, wat wel te voorzien was. De wijziging der kieswet (1933) liet zich nu ten volle gelden en voorts brachten de Kamerverkiezingen van dit jaar een eclatante overwinning voor Dr. Colijn, die de vorming van een „positief-christelijk" kabinet met liberalen en vrijzinnig democraten had aangekondigd, indien de A.R. een grootse stembusoverwinning zouden behalen. Was in 1963 de verkiezingsleus der A.R.: Stemt op de lijst der A.R.P., „uw eigen huis"; in 1937 heette het in de A.R.-propaganda: „Zet meer liberalen naast Colijn". Daarbij kwam de kort voor de verkiezingen plaats gehad hebbende devaluatie van de gulden. Hierdoor was in het bedrijfsleven een aanmerkelijke opleving ontstaan, zodat vele kiezers Dr. Colijn als de man beschouwden, die het land had gered. Velen, die dit anders nooit zouden hebben gedaan, gaven toen in 1937 hun stem aan Dr. Colijn. Het duurde echter niet zo lang of Dr. Colijns kabinet werd door een motie der K.V.P. tot aftreden genoopt. De S.G.P. behield in 1937 dus twee zetels, maar de zetel van Ds. Zandt was een restzetel geworden. Was haar stemmenpercentage in 1933 nog 2, 51; in 1937 daalde dit tot 1, 94. Kort daarop, in 1940, brak de oorlog uit. Ook Nederland werd er in betrokken. In 1941 werden alle partijen ontbonden, doch in 1946 had er weer voor het eerst een verkiezing voor de Tweede Kamer plaats. Deze leverde voor de S.G.P. een percentage op van 2, 14%, wat haar 2 zetels bezorgde: Ds. Zandt en Ir. van Dis deden bij vernieuwing hun intrede in de Tweede Kamer. Deze zetels werden met de volle kiesdeler behaald, terwijl er nog een overschot aan stemmen overbleef. In 1948 kreeg de S.G.P. een kleine winst te boeken: het percentage steeg tot 2, 37%.

In 1952 nam het een weinig toe tot 2, 42% om in 1956 af te nemen tot 2, 26% en in 1959 tot 2, 16%. In 1963 echter kwam er weer een stijging tot bijna 2, 3%. Hieronder volgt nu een tabellarisch

Volgens de Staatscourant werden er op 15 mei 6.258.521 geldige stemmen uitgebracht, en was de kiesdeler 41.723 71/150. Volgens dezelfde overzicht van het aantal stemmen met percentages, welke door de S.G.P. sedert 1918 verkregen werden:

officiële bron bedroeg het stemcljfer voor de S.G.P.: 143.818, dus nog 275 stemmen meer dan volgens het A.N.P. werd opgegeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1963

De Banier | 12 Pagina's

De percentages der op de S.G.P. uitgebrachte stemmen vanaf 1918

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 1963

De Banier | 12 Pagina's