Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Toenemend verzet tegen de P.B.O.  en de „schappen”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Toenemend verzet tegen de P.B.O. en de „schappen”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

SCHOENMAKERS

In „De Banier" van 16 mei j .1. kwam een artikel voor, waarin van een schoenmaker uit Oss werd melding gemaakt, die in één der grote ochtendbladen zijn grote ontstemming had uitgesproken over het bedrijfschap in zijn branche, het zo genoemde „Schoenmakersschap". Van één der „Banier"-lezers nu ontvingen wij een schrijven, waarin hij mededeelde het volkomen met die persoon uit Oss eens te zijn. Hij schreef letterlijk: „Ik ben het er ook niet mee eens, en heb voor dit jaar (1963) nog niet voldaan".

In een tweede schrijven deelde dezelfde persoon mede weer een kwitantie aangeboden gekregen te hebben van het Hoofdbedrijfschap Detailhandel en het Hoofdbedrijfschap Ambachten, welke vorderingen door de S.E.R. waren goedgekeurd. Hij voegde er aan toe: „Er is geen schoenmaker of winkelier, die hierom gevraagd heeft, n.l. om zo'n „schap". Wat brengt het voor voordeel mede, totaal niets. Moeten wij die pennelikkers betalen of de regering? "

Nader commentaar is niet nodig. Ook in de schoenmakersbranche blijkt grote ontstemming te bestaan over het hun opgelegde „schap", waarom zij nimmer gevraagd hebben, waarbij zij zich eigener beweging ook nooit hebben aangesloten, waarvan zy de noodzakeiykheid niet inzien en waarvoor zy elk jaar maar heffingen moeten opbrengen, wy brengen de Banierlezer, die op ons artikel reageerde, hiervoor harteiyk dank. Het wordt op hoge prijs gesteld, dat men zyn standpunt ten aanzien van de P.B.O.-organen ter onzer kennis brengt.

BLOEMBOLLENCULTUUR

Van één onzer oudere party genoten uit de bollenstreek ontvingen v/e de vorige week het „Weekblad voor Bloembollencultuur", orgaan vanaê „Koninkiyke Algemene Vereniging voor bloembollencultuiu: ", en wel het nummer van 17 mei 1.1. Op blz. 977 van dit weekblad troffen we een ingezonden stuk aan, dat we hier woordeiyk zullen weergeven.

Er boven stond: Ingezonden P.B.O. Hierna volgde: Nu in ons land zeer veel tegenstand tegen de P.B.O, is, zou het wenselyk zyn als onze Koninkiyke Algemene Vereniging zich mede krachtig gaat verzetten tegen deze dwaze instelling, welke vrywel door niemand is gewenst. Onze Koninkiyke Algemene Vereniging mag zo zoetjes aan alleen maar adviseren by de instanties boven haar gesteld. Waar is de tyd gebleven, toen de Algemene Vergadering als wetgevende macht alleen geldende was? Is het wel Koninkiyk zo onderdanig te moeten zyn?

P. Bakker Mzn. C. Boekee & Zonen Frans Roozen Grullemans P. Noordeloos J. de Wit & Zn. N.V. Gebr. Homan A. H. Lefeber H. Hoog J. F. C. Dix A. de Ruiter P. A. Zandbergen H. Nieuwenhuis Gebr D. & K. Mantel J. Valkering & Zonen D. de Jager

Ook dit ingezonden stuk behoeft geen nadere toelichting. Het spreekt voldoende voor zichzelf, nameiyk, dat men ook in deze bedrijfstak meer dan genoeg van de P.B.O. heeft. Onze party genoot zy harteiyk dank betuigd voor de toezending van voornoemd weekblad. Laten anderen zyn voorbeeld volgen of eigen ervaringen meedelen. Dit is zeer leerzaam en levert ons belangryk materiaal.

DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE

In , J)e Banier" van 16 mei wezen we er reeds op, dat de Publiekrechteiyke Bedrijfsorganisatie (P.B.O.) in de industriële sector er by vele werkgevers niet in wil en dat ze zelfs de werknemers, om het zo maar eens te zeggen, volkomen koud laat. Slechts 1/3 van het totale aantal werknemers zyn by P.B.O.-organen of „schappen" betrokken. Tot voor kort wilde men van regeringswege niet overgaan tot het toepassen van dwang om zo de onwillige werkgevers en de niet geïnteresseerde werknemers tot het vormen van bedrij f sschappen te pressen. Enkele jaren geleden heeft de r.k. minister De Bruyn wel met het aanwenden van dwang gedreigd, maar tot uitvoering van dit dreigement kwam het onder hem en de hem opvolgende ministers niet.

Zeer kort geleden echter werd namens de regering bij de Tweede Kamer een wetsontwerp ingediend, waarvan de inhoud hierop neerkomt, dat het instellen van P.B.O.organen met dwang zal kunnen opgelegd, indien het wetsontwerp door de beide Kamers der Staten-Generaal wordt aangenomen en alzo tot wet verheven wordt.

Dat dit wetsontwei-p in industriële kringen een allerminst gunstig onthaal gevonden heeft, laat zich indenken. Een bewys hiervoor werd de vorige week geleverd door de algemeen voorzitter van de Federatie in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (F.M.E.), Ir. W. van Osselen. Deze industrie is één der grootste bedryfstakken in ons land, waarin wel 400.000 werknemers werkzaam zyn. Ir. van Osselen wees er op, dat men in 1954 begonnen was met het economisch overleg met de werknemersorganisaties, doch dat dit als een nachtkaars was uitgegaan. In plaats van alle krachten op een verdere ontwikkeling van dit overleg te richten, ging men nameiyk zyn kostbare tyd na enkele jaren besteden aan een poging een bedryfschap op te tuigen, wat echter op een mislukking was uitgelopen. Zyn conclusie was dan ook, dat zyn vaste overtuiging was, dat de wet op de bedrijfsorganisatie in deze meer kwaad dan goed had gesticht.

Ir. van Osselen verklaarde voorts, dat de plannen voor een produktschap binnen afzienbare tyd niet kunnen worden verwezenlijkt. Ook uitte hy volgens het verslag in „De Telegraaf" van 30 mei scherpe kritiek op de voorgenomen herziening van de wet op de P.B.O., waarin hem twee punten getroffen hadden, die noch het gebrek aan sympathie noch het wantrouwen tegen een gedwongen organisatievorm zullen kunnen wegnemen. Het ene voorstel tot wyziging van de P.B.O.-wet, inhoudend, dat de Sociaal Economische Raad voortaan uit eigen beweging zal kunnen adviseren tot instelling van een PBO-orgaan, ook als daarover geen overeenstemming is bereikt met de organisatie van werkgevers en werknemers, achtte Ir. van Osselen in stryd met het vrijwilligheidsprincipe. Een andere voorgestelde wyziging, nameiyk, dat voor een wijziging van een instellingsbesluit het bestuur van een bedrij fslichaam in de plaats zou moeten treden van de organisatorische vertegenwoordiging van werkgevers en wernemers, werd door Ir. van Osselen een ongelukkig voorstel genoemd, dat van weinig democratische inzichten getuigt.

Men ziet uit het bovenstaande hoe men in de kringen van Nederlands grootste bedrijfstak over de P.B.O. en over het onlangs ingediende wetsontwerp tot wyziging van de wet op de P.B.O. denkt. Het ware te wensen geweest, dat deze wet er nimmer gekomen was. Het is toch wel overduideiyk gebleken, dat ze voor de welvaart helemaal niet noodzakelyk is en al evenmin voor het behoud van vrede en rust in het bedrijfsleven. Wat dit laatste betreft, is zelfs het tegendeel het geval. Heel de P.B.O. met haar organen toch bevorderen in sterke mate de onrust en de ontevredenheid onder de bedryfsgenoten. En dit zal er niet beter op worden indien de Staten-Generaal het zoeven genoemde wetsontwerp zou aannemen, want dan zal, naar het zich laat aanzien, ook in industriële kringen het verzet toenemen. Niet alleen onder de werkgevers, maar ook onder de werknemers. Dat ook de werknemers voor hel instellen van „schappen" niets ge- voelen is destijds wel zeer duidelijk gebleken met betrekking tot de machinefabriek Hensen te Rotterdam. De vakbondbestuurders wilden namelijk de directie dezer fabriek met alle geweld een P.B.O.orgaan opdringen. Zij deinsden er zelfs niet voor terug om de werknemers tot staking van het werk aan te zetten. De werknemers waren hiervoor echter niet te vinden, zodat het plan der vakbondbestuurders totaal mislukte. Bovendien werd hun streven nog door een rechtelijke uitspraak veroordeeld. Wij kunnen niet vooruitlopen op wat de gevolgen zullen zijn, wanneer het wetsvoorstel van staatssecretaris Schmelzer wet zou worden, maar veel goeds is er o.i. niet van te verwachten.

Heel die P.B.O., waarvan Prof. Romme en met hem de K.V.P. zulke sterke voorstanders waren en zijn, komt uit roomse koker. Het was toch een vorige paus, die in zijn encycliek „Quadragesimo Anno" beweerde, dat een volmaakt herstel van de maatschappelijke orde dan zou intreden, wanneer er in het lichaam der maatschappij welgeordende organen zouden v/orden gevormd, namelijk bedrij f s- en beroepsschappen. Wij komen hierop nog wel nader terug, maar willen er toch al vast de aandacht op vestigen, dat het gebeurde in het „Hollandse Veld" het tegenovergestelde te zien gegeven heeft van een herstel der maatschappelijke orde door de instelling van het Landbouwschar.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 1963

De Banier | 8 Pagina's

Toenemend verzet tegen de P.B.O.  en de „schappen”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 juni 1963

De Banier | 8 Pagina's