Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kabinetsformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kabinetsformatie

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het begin der vorige week zag het er naar uit, dat Dr. de Kort met zijn kabinetsformatie zou slagen. Hij maakte toen namelijk een einde aan de onzekerheid welke partij door hem als vierde naast de K.V.P., de A.R.P. en de C.H.U. in de formatie zou worden betrokken. Hij nam zijn besluit nadat hij tevoren nog ruim drie uur met H.M. de Koningin had gesproken, en voorts ook nog een onderhoud had gehad met de demissionaire minister van financiën. Prof. Zijlstra. Voordat hij zijn besluit echter publiek maakte, werden eerst de fractievoorzitters der K.V.P., A.R.P. en C.H.U. er mede in kennis gesteld, die hierdoor de gelegenheid kregen het met hun fracties te bespreken. Blijkbaar zijn deze er mede akkoord gegaan, want de vorige week dinsdagmorgen was reeds bekend, dat door Dr. de Kort de voorkeur

werd gegeven aan de V.V.D. Daar er nu enige wijziging nodig was in het basisprogram, waarmede Prof. Vondeling (P.v.d.A.) zich had kunnen verenigen, werden de voorzitters van de fracties der K.V.P., V.V.D., A.R.P. en C.H.U. schriftelijk van de aangebrachte wijzigingen op de hoogte gesteld. Tevens werd hun verzocht hun antwoorden nog vóór dinsdagmiddag 4 uur hem te doen toekomen. De beraadslaging over deze voorstellen blijkt vooral voor de K.V.P.-fractie nogal moeilijkheden te hebben opgeleverd, wat te begrijpen is, als men weet, dat een deel van deze fractie er sterk voor was om met de P.v.d.A. in zee te gaan in plaats van met de V.V.D. Dit blijkt ook wel zonneklaar uit het feit, dat zeer kortgeleden het N.V.V. en de K.A.B., dit zijn de z.g. neutrale en roomskatholieke arbeidersbonden, een gemeenschappelijk program hebben opgesteld en het licht hebben doen zien. Desniettemin schijnt toch dat deel der K.V.P.-fractie, dat aan de V.V.D. voor opneming in het nieuwe kabinet de voorkeur gaf, de overhand te hebben gehad, want anders zou Dr. de Kort wel of aan de P.v.d.A. de voorkeur hebben gegeven of hü zou reeds toen ontheffing van zijn opdracht aan H.M. de Koningin hebben gevraagd.

Dat de K.V.P.-fractie zo lang nodig had om tot een besluit te komen, zou echter volgens berichten in de pers, voornamelijk gelegen hebben aan het feit, dat er nogal ontstemming bestond over de wijze, waarop Dr. de Kort de P.v.d.A. aan de kant had gezet. Hij deed dit namelijk zonder aan de heer Vondeling direct de redenen op te geven, die hem tot zijn besluit hadden gebracht. Hij zou dit doen, zodra het ogenblik zou zijn aangebroken dat hij de heer Vondeling kon machtigen van zijn motivering in het openbaar gebruik te maken.

Dit ogenblik brak al spoedig aan, want Dr. de Kort bleek geen genoegen te nemen met het antwoord, dat de fractievoorzitter der V.V.D. hem naar aanleiding van zijn zes wijzigingsvoorstellen had gegeven. Ten aanzien van twee punten toch was dit antwoord afwijzend. In de eerste plaats handhaafden de liberalen hun tegenstand tegen medefinanciering uit de algemene middelen van de uitbreiding der kinderbijslagregeling tot het eerste en tweede kind van de zelfstandigen, en voorts bleven zij ten aanzien van de toekomstige oplossing van het televisievraagstuk op het standpunt staan, dat dit als een geheel vrije kwestie moest worden beschouwd. Vervolgens had Mr. Toxopeüs er op aangedrongen, dat Dr. de Kort met de vier fractievoorzitters het ontwerpprogram nader zou bespreken, omdat, zo schreef hij aan de formateur, diens program te veel in details ging, en wensen bevatte, die volgens de V.V.D.-Kamerleden, onvervulbaar zijn. Hij achtte het daarom dringend nodig het hele program aan een „aanpassingskuur" te onderwerpen.

Dr. de Kort was echter voor nieuwe besprekingen niet te vinden. Hij gaf dienaangaande te verstaan, dat het niet juist zou zijn ten opzichte van de verstoten Partij van de Arbeid, als hij na zijn keus ten gunste van de V.V.D. nog weer eens uitvoerig met de liberalen zou gaan onderhandelen. De formateur lichtte ten deze nog nader toe door op te merken, dat er wel een zeer onaangename situatie zou ontstaan voor het geval, dat de K.V.P., de A.R. en de C.H.U. met de V.V.D. om de tafel gingen zitten, dat vervolgens de drie eerstgenoemden bereid zouden zijn tot concessies aan de V.V.D, en dat dan resultaten werden verkregen, die minder aantrekkelijk zouden zijn dan men reeds van de Partij van de Arbeid verkregen had. Dit laatste komt ons wel als een zeer gezochte uitvlucht voor. Het is bezwaarlijk aan te nemen, dat de R.K., de A.R. en de C.H. tot het doen van zulke concessies aan de V.V.D. bereid zouden zijn geweest. Veeleer is aan te nemen, dat het de voorstanders van het opnemen van de P.v.d.A. in de K.V.P.-fractie is gelukt grotere aanhang te krijgen, waardoor Dr. de Kort er toe werd gebracht om van voortzetting der formatie af te zien en H.M. de Koningin om ontheffing van zijn opdracht te verzoeken.

Dit is in ieder geval gebeurd. Woensdagavond 26 juni werd van de zijde van het kabinet der Koningin het volgende medegedeeld:

„H.M. de Koningin heeft hedenavond ten paleize Soestdijk de formateur Dr. W. L. P. M. de Kort ontvangen. Dr. de Kort heeft de Koningin verzocht ontheven te worden van de opdracht een kabinet te vormen, dat zich verzekerd kan achten van een ruime steun in het parlement. H.M. heeft dit verzoek ingewilligd".

Dr. de Kort was des avonds naar Soestdijk gereden, alwaar hij van ongeveer negen uur tot half elf een onderhoud had met de Koningin, die hij over de gehele stand van zaken ingelicht en tevens zijn besluit kenbaar gemaakt heeft.

Nadat dit besluit ruchtbaar was geworden, kwam de schuldvraag aan de orde. Zoals dit gewoonlijk gaat, gaf de één de ander de schuld. Dr. de Kort deelde aan de pers mede, dat hij zijn opdracht had terug gegeven, omdat de V.V.D. de „aanpassingskuur" voor zijn hele beginselprogram eiste. Mr. Toxopeüs was derhalve volgens Dr. de Kort de schuldige.

De heer Toxopeüs echter vond het besluit van Dr. de Kort volkomen onbegrijpelijk. Hij vond het niet verstandig zoveel niet te verwezenlijken punten in een program op te nemen. Hij en zijn politieke vrienden hadden geen enkel punt op het oog, zij wilden ook over hun eigen punten praten.

Ook de heer Beernink, fractievoorzitter der C.H., die zich als voorstander van het opnemen van de V.V.D. in het kabinet had doen kennen, werd in het geding betrokken. Dr. de Kort had namelijk verklaard, dat de G.H. helemaal met zijn programma akkoord gingen, waarop Mr. Beerning echter liet weten, dat ook hij en zijn fractiegenoten hadden aangedrongen op een gezamenlijk gesprek van de vier fractievoorzitters met de formateur, alsook op Inkrimping en aanpassing van het programma op basis van de financiële mogelijkheden.

Dat Prof. Vondeling over de gang van zaken helemaal niet te spreken was, ligt voor de hand. Hij was de formateur zeer ver tegemoet gekomen. Van wat door de P.v.d.A. aan de kiezers in haar verkiezingslectuur in uitzicht was gesteld, bleef niets of maar heel weinig over. Zelfs de opheffing van het processieverbod had men al eerder op een presenteerblaadje de K.V.P. aangeboden indien de P.v.d.A. maar weer in de regering werd opgenomen, f

Toen dan ook Dr. de Kort circa vijf weken na de verkiezingen eindelijk met de mededeling kwam, dat hij de voorkeur gaf aan de V.V.D., stond Prof. Vondeling gewoonweg paf. Hij zei letterlijk: „Ik sta paf". Nadat voorts Dr. de Kort van zijn opdracht ontheven was en hij verklaarde met de P.v.d.A. gebroken te hebben, omdat de socialisten een verhoging van de A.O.W.-uitkeringen wilden financieren uit de staatskas, wat op ongeveer 200 a 250 mijloen zou komen, reageerde Prof. Vondeling hierop met op te merken, dat er nooit onderhandeld is op basis van cijfers en dat hü en zijn fractiegenoten nog altijd open stonden voor overleg.

Het is duidelijk, dat over heel deze kwestie het laatste woord nog niet is gezegd. Wanneer er een nieuw kabinet is en deze een regeringsverklaring aflegt, zullen er bij het openbare debat over deze verklaring ongetwijfeld nog heel wat woorden gewisseld worden.

Zo ver is het thans echter nog niet, en voor zover het zich thans laat aanzien, zal er nog wel enige tijd over heengaan voordat er een nieuw kabinet tot stand komt. Heel de formatiepoging van Dr. de Kort is toch geëindigd in een politieke spraakverwarring, waarbij het aan kritiek op het beleid van Dr. de Kort niet ontbrak. Zo schreef de redactie van de liberale Nieuwe Rotterdamse Courant (N.R.Crt.) de vorige week aangaande dit beleid, dat Dr. de Kort danig aan het „stuntelen" is geweest. Wat hij had gedaan, verdiende volgens dit blad zelfs niet een positief resultaat te krijgen, waarbij dan nog werd opgemerkt, dat niet Dr. de Kort alleen een verwijt kan worden gemaakt, maar ook zijn party, die „bij alle r.k. eenheid nu eenmaal gespletenheid vertoont". Vooral wordt het Dr. de Kort als een misgreep aangerekend, dat hij de P.v.d.A. en de V.V.D. tegenover elkaar heeft willen uitspelen in de hoop, dat één dezer partijen zichzelf zou uitrangeren. Ook is men in niet-r.k. kringen vrij algemeen van oordeel, dat hij veel te omslachtig is te werk gegaan door te gaan herhalen wat Prof. Romme als Informateur reeds had verricht. Zelfs onder de minister zou er over de door Dr. de Kort gevolgde werkwijze ontevredenheid bestaan. Volgens de redactie van „De Telegraaf" zou hierin zelfs de hoofdreden moeten liggen van het neerleggen door Dr. de Kort van zijn taak. Dit blad schreef toch, dat het onbehagen over de methode, waarop de formateur te werk ging, het veel te lange uitblijven van een politieke beslissing, de vrijwel dagelijkse uitgebreide briefwisseling, waarbij alle partijen zich moesten vastleggen, zodat een regering in wezen geen kant meer uit zou kunnen, heeft gemaakt, dat er vrijwel geen enkele animo onder de ministeriabele figuren aanwezig was om in een regering, geformeerd door Dr. de Kort, zitting te nemen. Er waren volgens voornoemd blad duidelijke aanwijzingen, dat Dr. de Kort van dit ontbreken van iedere animo definitief op de hoogte is gesteld, wat dan volgens dezelfde bron de reden zou zijn, waarom Dr. de Kort zijn opdracht heeft moeten terug geven. Dr. de Kort gevoelde zich echter onder en ondanks al deze over hem ten beste gegeven oordeelvellingen, zoals hij zelf verklaarde: „kiplekker". Hij had best nog een tijdje met formeren willen doorgaan en om zijn genegenheid voor de P.v.d.A. daarbij nog eens te demonstreren, voegde liij er aan toe, dat hij het liefst een vijf-partijen-kabinet, dus met de P.v.d.A. en de V.V.D. er in, zou hebben geformeerd, daar hij zulk een kabinet anno 1963 „niet gek" vond. Dergelijke opmerkingen van een kabinetsformateur als hierboven vermeld, verwekken allesbehalve een verheffende indruk.

Intussen is uit heel deze formatiepoging weer duidelijk gebleken, dat alles zich concentreert om „brood en spelen", en voorts, dat er van een regeringsbeleid, waarbij Gods Woord richtsnoer is, met geen woord wordt gerept.

Tenslotte zij nog vermeld, dat H.M. de Koningin andermaal adviezen heeft ingewonnen van de vicevoorzitter van de Raad van State, Prof. Beel, van de voorzitters der Eerste en Tweede Kamer, en van de fractievoorzitters der vijf grote partijen. Resultaat hiervan was, dat achtereenvolgens Prof. de Quay en Prof. Beel door H.M. ontvangen werden en dat hierna Prof. Beel tot informateur werd aangewezen. Hem is namelijk verzocht een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden om te komen tot de spoedige vorming van een kabinet, dat zich verzekerd kan achten van een vruchtbare samenwerking met de volksvertegenwoordiging.

Prof. Beel heeft reeds te kennen gegeven, dat hij eerst enige dagen nodig heeft om het schrikbarende aantal stukken door te werken en te bestuderen voor en aleer het hem mogelijk zal zijn te beoordelen wat er moet gebeuren. Wanneer het gaat als in 1959, toen Prof. Beel ook als informateur optrad, kan een nieuw kabinet eerder worden verwacht dan het zich thans laat aanzien. Het is niet onmogelijk dat ook nu weer een beroep op Prof. de Quay zal worden gedaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1963

De Banier | 8 Pagina's

De kabinetsformatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juli 1963

De Banier | 8 Pagina's