Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

En de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes. Efeze 6 : 15

Barrevoets komt er een eenzame wandelaar aan, een zwerver, die niets bezit dan wat vuile lompen. Op weg naar huis, dat zijn huis niet meer is; dat hij immers verlaten had om, naar hij zich voornam, er nooit meer terug te keren. Hij dacht het vaderhuis en het vaderhart te kunnen missen wanneer hij zijn kinderdeel maar gekregen had, om het met zijn vrienden in een vergelegen land te verbrassen. Welgemoed trok hij er op uit. Schoon gekleed, maar in eigen kracht. Zijn voeten betraden een brede weg, die naar 's mans ondergang leidde. Haastig repten ze zich om eigen bloed te vergieten en ook anderen mee te sleuren in zijn verderf. Onbegrijpelijk wonder, dat deze man, stilgezet, tot zichzelf mocht komen en de moeilijke tocht terug leerde afleggen. Een weg van berouw, van tranen, van geween, een bange gang van schuldverslagenheid en hartelijke belijdenis: „ik heb gezondigd, ik ben niet meer waardig uw zoon te worden genaamd, maak mij tot één van uw huurlingen".

We kennen allen deze „verloren, zoon". Hij is ons zo bekend uit de gelijkenis van Lukas 15. Maar één vraag mag hier wel worden bijgevoegd: hebt gij er uw eigen portret en levensgang in herkend? Of zou dat voor de mens in deze 20e eeuw niet meer nodig zijn: de weg van berouw, van wederkeer en van schuldbelijdenis? Zijn we altijd thuisgebleven, in wettische gehoorzaamheid, en weigeren we binnen te komen om mee te delen In de vreugde vanwege het hernieuwde leven en het geschonken behoud van één, die verloren, ja dood was in zichzelf?

Laat ons wel weten dat alleen de zwerver, die barrevoets weerkeerde, opnieuw uitging, doch niet in eigen kracht, maar in de mogendheid des Heeren, en kon uitgaan, omdat hij bezat dat wondere schoeisel, dat behoren mag tot de wapenrusting des geloofs. Hy kreeg van zijn vader „schoenen aan de voeten"! Daarmee kon hij rustig treden op de schorpioenen en op de puntige stenen en scherpe rotsen, ja zelfs op vergiftige slangen, die hij alom in deze wereld ontmoette. En anders is ons leven vervuld met eigenbelang, egoïsme, zelfzucht en trots, en gaan we niet de weg tot de ander, in verloochening van onszelf. Het is dan ook geen aanlokkelijke weg, die betreden wordt door de geestelijke wandelaar naar Sion, en door de worstelaar en strijder ïn Christus' kerk. Allerminst! Wat bergt dat nu üi zich: „de voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes", zoals het in onze tekst te lezen staat!

Wel, dat besluit allereerst in zich, dat deze krijgsheld vrede heeft mogen smaken in en door het Evangelie des vredes. Want van nature kennen zij die vrede niet, buigen zij immers nimmer voor de Koning des vredes, de meerdere Salomo, Jezus Christus. „De weg des vredes hebben zij niet gekend", vreselijk woord, wanneer dit uiteindelijk van ons zou moeten gelden. Ook al prijkt er dan op onze grafsteen: , 3ust zacht", of „Rust in vrede", de goddelozen, zegt de Heere, hebben geen vrede, noch aan deze, noch aan gene zijde van het graf. Men kan een heel mensenleven aan zich laten voorbij glijden, en dan die stille hunkering, dat laatste verlangen: in vrede te mogen neerliggen en zo de ogen voorgoed te mogen sluiten. En helaas, vele dwaalleraars helen de breuk tussen God en mens op het gemakkelijkst, zij spiegelen een vrede voor aan zieken en stervenden, buiten de zaak: waarlijk verzoend te zijn met God, om. Met een ingebeelde vrede zullen er al heel wat zuchten en kermen in de troosteloosheid van de eeuwige verlorenheid.

Er ligt evenwel nog een tweede zaak besloten in deze schone benaming: „de voeten geschoeid met bereidheid van het Evangelie des vredes". En wel dit, zoals ook de Kanttekeningen van onze Statenvertaling opmerken: „altijd bereid zijn om het geloof te belijden, en rekenschap af te leggen van de hoop, die in ons is". Zo wordt de weg van een christen gezien als een belijdend gaan door deze wereld.. Het mag, ja moet aan ons gezien en gehoord worden, zal het wel met ons zijn, dat wij geloven in die Vredevorst, Wiens vredeboodschap hoop deed Kijzen in het moegestreden zonuaarshart. Vaak is er in ons leven — is het niet zo, naam-, brood- en mondchristenen? — die vrees uit te komen voor de Naam des Heeren, voor Zijn eer en voor de behoudenis van uw medereizigers naar de eeuwigheid. Nu, dan hebt ge de wapenrusting niet compleet; dan ontbreken o.a. deze schoenen. Ge gaat en staat waar ge misschien niet behoort te zijn, zoals Petrus bij het vuur van de Romeinse soldaten, en dan, in plaats van Hem te belijden, die vreselijke ontkenning en verloochening: „ik ken die Mens niet!"

St. M'dijk Ds. J. V. d. Haar

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1963

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 augustus 1963

De Banier | 8 Pagina's