Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

REPLIEKREDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REPLIEKREDE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijnheer de voorzitter. Het antwoord, dat de minister mij in zake mijn betoog over de fluoridering van het drinkwater heeft gegeven, was wel zeer summier. Hij volstond met de opmerking, dat ik hem niet had kunnen overtuigen van de onjuistheid van zijn beleid ten aanzien van de fluoridering van het drinkwater, om voorts te verwijzen naar hetgeen door hem verleden jaar over deze kwestie is gezegd bij de behandeling van de begroting voor 1962. De minister heeft er zich dus wel zeer gemakkelijk van afgemaakt. Dit is daarom zozeer te betreuren, omdat sinds de behandeling van de begroting, die op 1962 betrekking had, de oppositie in ons land tegen de fluoridering zo sterk is toegenomen en er zowel van medische als van andere zijde uit de bevolking zulke ernstige bezwaren tegen zijn ingebracht. Ik heb gewezen op de artikelen van

Dr. Jansma en Dr. Ernsting,

artikelen, die bij de behandeling van de vorige begroting nog niet bekend waren, ook aan de minister niet, daar zij pas in 1962 werden gepubliceerd. Ook was er verleden jaar nog geen

„Vereniging ter bescherming van het drinkwater"

in het leven geroepen en was er dus ook nog geen

„Mededelingenblad"

van deze vereniging bekend. Wij hadden toen ook nog niet de beschikking over het documentatiemateriaal, dat op aanvrage bij de secretaris van deze vereniging verkrijgbaar is. Er is dus vergeleken met de behandeling van deze begroting met die van verleden jaar wel het één en ander veranderd. Er hebben zich

nieuwe gezichtspunten

voorgedaan. Het aantal dergenen onder ons volk, die ernstige bezwaren, ook gewetensbezwaren tegen het fluorideren hebben, is sterk toegenomen, zodat er voor de minister toch wel alle reden was zich er niet zo gemakkelijk van af te maken en er dus ook reden is, deze kwestie nog eens ernstig te overdenken en zich af te vragen of niet moet worden terug gekomen op het door hem te dezer zake ingenomen standpunt en gevoerde beleid. De minister heeft b.v. verleden jaar gezegd, van oordeel te zijn, dat aan de fluoridering

geen medische bezwaren

in de weg staan. Uit de door mij genoemde en andere publicaties is echter iets anders gebleken. Dr. Jansma schreef b.v. in 1962 in

„Medisch Contact",

dat het fluorideren moet worden afgewezen: a. op grond van het feit, dat de cariës-werende werking van fluorhoudend water nog niet bewezen is; b. op grond van het feit, dat de onschadelijkheid van fluor in het drinkwater in een concentratie van 1 tot 1, 2 milligram per liter nog niet onbetwistbaar is, en c. op principiële gronden. Om nog een Nederlandse arts te noemen, zij voorts gewezen op

Dr. J. J. de Vries,

tandarts te Utrecht, die in een uitvoerig adres aan de Haagse gemeenteraad omstreeks mei 1962 schreef, dat fluor een sterk vergif is voor de cellen van het lichaam. Hij wees er voorts op, dat bij onderzoekingen aan de universiteit te Rome is vastgesteld, dat zelfs bij geringe concentratie een verandering in de samenstelling van het bloed optrad; dat de wand van de lichaamsslagader wordt aangetast en een minder goede functie van de schüdklier werd geconstateerd. Ook werd er door Dr. de Vries op gewezen, dat in verschillende landen op medische gronden geen fluor aan het drinkwater wordt toegevoegd. Ik zou voorts nog kunnen wijzen op vooraanstaande personen in Amerika, die zich tegen de fluoridering hebben uitgesproken. Ik zal mij tot één hunner beperken, omdat dit ook juist een minister van volksgezondheid betreft, die tevens medicus is, n.l.

Dr. Dymond

te Ontario. Deze verklaarde in de „Canadian Press" van 29 december 1958, dat fluorideren een gokmethode is, omdat de een 10 glazen per dag zal drinken, de ander één glas. Als hij zijn patiënten behandelde, aldus deze minister-medicus, schreef hij hun bepaalde doses voor wat uitgesloten is, wanneer er fluoride aan het drinkwater wordt toegevoegd. Ook was het de minister bij de behandeling van zijn begroting 1962 blijkbaar nog niet bekend, dat

directeuren van waterleidingbedrijven

ernstige bezwaren tegen de fluoridering van het drinkwater hebben. Ik wijs slechts op de directeur van het waterleidingbedrijf te Amsterdam. Dit werd bekend toen er dit jaar door de gemeenteraad van Amsterdam een voorstel van B. en W. werd behandeld om tot het fluorideren van het drinkwater over te gaan.

De heer Veldkamp, minister van sociale zaken en volksgezondheid: De gemeenteraad nam het wel aan. De heer Van Dis (S.G.P.): Ik heb het over directeuren van waterleidingbedrijven. Voorts heb ik gister­ avond reeds gewezen op

Jhr. Storm van 's-Gravesande,

de directeur van het intercommunale waterleidingbedrijf Leeuwarden te Leeuwarden, die ook een sterk tegenstander is van fluoridering, en dan zou ik de minister nog willen wijzen op een geval, dat zich ook dit jaar, dus zeer recent, in Amerika voordeed en dat hem in december 1961 ook nog niet bekend kon zijn. Het werd medegedeeld in

„Elseviers Weekblad"

van 27 oktober 1962 en komt hierop neer, dat op 3 maart 1962 te Wilmington in de staat Massachusetts met 2/3 meerderheid werd besloten de fluoridering van het drinkwater te staken, mede naar aanleiding van een brief van de hoofdingenieur van het plaatselijke waterleidingbedrijf, waarin deze het volgende mededeelde:

„Sinds 1955 was ik er verantwoordelijk voor, natriumfluoride aan ons drinkwater toe te voegen. Na veel ervaring met deze giftige stof te hebben opgedaan voel ik mij verantwoordelijk voor de inwoners van Wilmington en wil ik een verslag uitbrengen voordat u zich zaterdag a.s. uitspreekt over het al dan niet voortzetten van de waterfluoridering. Sedert de fluorideringsinstallatie in het pompstation werd geplaatst is deze herhaaldelijk uitgevallen ten gevolge van corrosie van metalen onderdelen van de installatie. ik voel mij verplicht te melden, dat ik reeds in de gehele stad een versterkte corrosie waarnam sedert wij fluoride aan het drinkwater toevoegen. Ik moet onze stadgenoten er eveneens op wijzen, dat het onmogelijk is gebleken de aanbevolen concentratie van 1 ppm" — dit zal wel betekenen: 1 mg per liter — „aan te houden. Dit is de concentratie, die wij in het pompstation toevoegen; maar steekproeven in de leidingen hebben uitgewezen, dat schommelingen optreden tussen 0, 4 tot 1, 4 ppm, hetgeen gevaarlijk dicht nadert tot de 1, 5 ppm, waar volgens de U.S. Public Health Services de grens ligt, waarboven water niet meer veilig wordt geacht als drinkwater te dienen. Het is mijn persoonlijke overtuiging, dat het waterleidingsysteem alleen moet worden gebruikt voor het verstrekken van zuiver water en dat het toedienen van natriumfluoride en andere medicamenten moet worden overgelaten aan daartoe meer geeigende methoden".

Mijnheer de voorzitter! Ik zal het wat de fluoridering betreft, hierbij laten. Op grond van wat door mij in eerste instantie en ook thans werd aangevoerd, handhaaf ik ten volle mijn standpunt en dring ik er nogmaals bij de minister op aan om order te geven, dat het fluorideren van drinkwater wordt gestopt. Wat voorts de strijd tegen de

vivisectie

betreft, wens ik er bij de minister op aan te dringen, dat, wanneer het rapport der door hem benoemde commissie is verschenen, door hem ten spoedigste maatregelen zullen worden genomen, die er toe zouden kunnen dienen om een remmende werking uit te oefenen op de thans heersende vivisectiepraktyken. Vooral zou ik ten sterkste bij de minister willen bepleiten, daarbij steeds het bestuur van de

Anti-Vivisectie-Stichting

te raadplegen, daar dit bestuur op dit terrein over langjarige ervaring en grote kennis van zaken beschikt. Ik stel het zeer op prijs, dat de minister er toe bereid taleek om op dit gebied een eerste stap te doen door een commissie te benoemen. Vóór hem was dit nooit gebeurd, zodat wij hiervoor de minister erkentelijk zijn, maar ik voeg er toch aan toe, dat het zeer is te hopen, dat deze commissie later geen kapstokcommissie zal blijken te zijn geweest.

De minister antwoordde op deze repliekrede uitvoeriger dan in eerste termijn door hem werd gedaan. Bij interruptie greep Ir. van Dis nog even de gelegenheid aan er op te wijzen, dat het bestuur van de „Vereniging tot bescherming van het drinkwater" voor een belangrijk deel uit liberalen bestaat. De minister toch zeide, dat de heer Van Dis de enige was, die zich tot tolk van de bezwaren tegen het fluorideren had gemaakt. Dit was inderdaad zo. Van liberale zijde werd er over deze kwestie met geen woord gerept. En dat terwijl de genoemde Dr. Jansma, die behalve arts ook tandarts is, nog wel lid van de gemeenteraad voor de V.V.D. is te Hilversum. Zijn partijgenoten in de Kamer echter deden er het zwijgen aan toe. Zij gaven slechts uiting aan hun vrolijkheid, toen de zoeven genoemde interruptie werd geplaatst. Hier volgt het antwoord van de minister in tweede termijn:

De geachte afgevaardigde de heer Van Dis is teruggekomen op mijn summiere beantwoording in zake de fluoridering. Ik wil geenszins betwisten, dat na 1961 tal van geschriften hierover zijn verschenen, waarvan ik voor 1962 geen kennis heb kunnen nemen. Ik vraag mij wel af, of er na 1961 nu eigenlijk zoveel nieuws over de zaak ten principale naar voren is gekomen, ook al zijn er wat meer artikelen over verschenen. Ik dacht, dat dit niet het geval was. De geachte afgevaardigde heeft gezegd, dat er vanuit de bevolking steeds meer bezwaren naar voren komen tegen de fluoridering. In deze Kamer heeft bij de behandeling van deze begroting alleen de geachte afgevaardigde de heer Van Dis zich tot de tolk van die bezwaren gemaakt. Ik respecteer de opvatting van de geachte afgevaardigde, maar hij kan mij op dit ogenblik er toch niet toe brengen de opdracht te geven, die de geachte afgevaardigde mi] aan het slot van zijn betoog graag wilde laten geven. De heer Van Dis (S.G.P.): Ik heb verschillende personen genoemd, o.a. bestuursleden van die vereniging. Ik moge er u opmerkzaam op maken, dat dit geen leden van mijn partij zijn. De heer Veldkamp, minister van sociale zaken en volksgezondheid: Maar, mijnheer de voorzitter, dat heb ik helemaal niet gezegd. De heer Van Dis (S.G.P.): Ik vermoed, dat het hoofdzakelijk personen van liberale kant zijn. De heer Veldkamp, minister van sociale zaken en volksgezondheid: Ik ben er alleen maar gelukkig over, dat ten aanzien van een zo neutrale zaak als de fluoridering is, de opvattingen als het ware dwars door ons volk heengaan. De geachte afgevaardigde heeft een ogenblik in dit verband gesproken over de gemeente Amsterdam en over het standpunt, dat daar door de directeur van de waterleiding ter zake naar voren is gebracht. Ik heb dit niet onmiddellijk kunnen verifiëren, maar ik wijs er op, dat er ook een besluit van de gemeenteraad is geweest en de gemeenteraad van Amsterdam heeft toch, dit oordeel kennende, een besluit tot fluoridering genomen, voor zover ik mij althans herinner.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1963

De Banier | 8 Pagina's

REPLIEKREDE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 oktober 1963

De Banier | 8 Pagina's