Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

II. Oost-West verhouding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

II. Oost-West verhouding

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tweede afdeling, voorkomend op de agenda voor bovengenoemde vergadering, ging o.m. over de Oost-West-verhouding en omvatte circa 22 punten, zoals de Cubaanse crisis en de eventuele herwaardering van het Russisch buitenlands beleid; de betekenis van het conflict tussen Rusland en China voor de verhouding Oost- West; het kernstopakkoord enz. Hierbij maakte Ir. van Dis de navolgende opmerkingen:

Mijnheer de voorzitter!

In de Cubaanse crisis is het bewijs geleverd, dat de Organisatie van de

Verenigde Naties,

als het er op aankomt, geheel bui­ ten spel blijft en dat alleen met een sterke bewapening en een vastberaden optreden tegenover Rusland iets te bereiken valt. De conclusie die uit de Cubaanse crisis valt te trekken, is dan ook, dat de bewapening in geen geval mag verslappen, doch dat deze op zo hoog mogelijk peil dient te worden gehouden, en, zo mogelijk, zelfs moet worden opgevoerd. Wat dit betreft zijn wij het dus volkomen eens met het standpunt, dat door de minister in de memorie van toelichting is uiteen gezet. Wat betreft het verkrijgen van een

duurzame vermindering

van de spanningen tussen Oost en West, menen wij, dat hierop niet valt te rekenen. Dat blijkt wel uit hetgeen zich kort geleden voordeed en zich thans weer voordoet ten aanzien van Amerikaanse konvooien, die op weg naar West-Berlijn worden aangehouden. Op het ogenblik is dit weer het geval en het is ons allen bekend uit de berichten in de pers, dat minister Rusk zich hierover in die zin heeft uitgelaten, dat de toestand zeer ernstig is. Men zou er dan ook verkeerd aan doen, aan het conflict tussen

Rusland en China

te grote betekenis toe te kennen, daar het volgens goede kenners van China zeer wel mogelijk is, dat dit conflict niet meer is dan een schijnconflict om de westerse mogendheden om de tuin te leiden. De eerste uitlating in deze geest is enige maanden geleden gedaan door Prof. van Bemmelen in een artikeltje in „De Telegraaf". Door goede kenners van China werd met die gedachte ingestemd. Voorts meldde de pers onlangs, dat het voornemen bestaat dat Rusland en China opnieuw besprekingen zullen gaan voeren om te trachten het conflict bij te leggen. Ook echter als deze besprekingen spaak lopen, zodat dit conflict blijft bestaan en het zelfs op een breuk tussen Rusland en China zou uitlopen, mag dit het Westen niet tot vermindering der waakzaamheid brengen. Dit is al evenzeer het geval ten aanzien van het

kernstopverdrag.

Wij vragen ons af waarom Nederland dit verdrag eigenlijk heeft ondertekend, althans voorlopig, meen ik, terwijl toch Nederland geen atoommogendheid is, geen proefnemingen in die richting doet en ook niet van plan is in die richting proeven te gaan doen. Behalve, dat proefnemingen onder de grond gewoon kunnen doorgaan, de produktie van atoom- en waterstofbommen ook gewoon wordt voortgezet en de bestaande voorraden atoom- en waterstofbommen blijven bestaan, is het voor ons ook 2iog de grote vraag, of Rusland zich wel aan het akkoord zal houden. De ervaring heeft toch geleerd, dat verdragen met Rusland door dit land even gemakkelijk verbroken als gesloten worden. Ik vsójs b.v. op wat in 1939 gebeurde, toen Rusland het

niet-aanvalsverdrag met Polen

verbrak. Het verbrak ook het verdrag met Finland en voorts verdragen met Estland, Letland en Litauen en, om bij de laatste tijd te blijven, Rusland verbrak een paar jaar geleden de overeenkomst met de Verenigde Staten om geen kernproeven in de lucht meer te nemen. Rusland begon toen met proeven met kernbommen tot honderd megaton, waardoor de atmosfeer zo sterk radio-actief werd besmet, dat zelfs voor eigen volk gevaar dreigde te ontstaan. Rusland heeft dus genoeg ervaring op dit gebied opgedaan, zodat het aangaan van dit akkoord voor Croetsjef niet het minste offer heeft betekend. Volgens hetgeen van Russische zijde zelf voorheen is verklaard, is het dan ook zo gesteld, dat men verdragen verbreekt, als dit in het eigen belang te pas komt en nodig wordt geacht. Lenin b.v. heeft eens verklaard: Laat in de oorlog nooit je handen binden door overwegingen van formaliteiten. Het is

belachelijk

niet te weten dat een overeenkomst een middel is om kracht te winnen. En Harriman heeft niet lang geleden volgens de buitenlandse redacteur van „Associated Press" verklaard, dat de Russen sommige overeenkomsten hebben gehouden, maar hij voegde hieraan toe: Laat men zich echter niet vergissen; de Sovjets zullen deze overeenkomst niet langer houden dan met hun plannen overeenkomt. Wanneer bovendien het conflict met China inderdaad slechts een schijnvertoning zou zijn of als dit wordt bijgelegd, zal Rusland in China tot proefnemingen kunnen overgaan, daar China het akkoord niet heeft getekend, ook niet wil tekenen en proefnemingen aldaar door het Westen niet bemerkt zullen kunnen worden. Ook Duitsland, dat volgens het Verdrag van Versailles geen oorlogstuig mocht fabriceren, heeft in de jaren van 1918 tot 1939 in de Sovj et-Unie wapens ontwikkeld en beproefd. Wat

West-Duitsland

betreft, kunnen wij ons voorstellen, dat dit heeft geaarzeld het kernstopakkoord te ondertekenen. Het wil ons voorkomen, dat er voor die vrees alle reden bestaat. Wij vragen ons ook af, of Nederland door dit akkoord te tekenen Oost-Duitsland niet zal erkennen. Toen toch Rusland destijds tot de Volkenbond werd toegelaten, werden hiermede volgens rechtsgeleerden van naam de staat en het regime van de Sovj et-Unie door Nederland erkend, omdat het bij die toelating zich niet uit de Volkenbond heeft teruggetrokken. Ik wijs b.v. op

Prof. Mr. Telders,

vroeger adviseur van de regering, die op colleges aan de Leidse universiteit en ook tegenover Jhr. Snouck-Hurgronje, eertijds secretaris-generaal van het departement van buitenlandse zaken, heeft verklaard dat door het blijven in de Volkenbond Nederland hiermede de facto en de jure Rusland toen heeft erkend. Ook

Mr. van Kleffens,

oud-minister van buitenlandse zaken, heeft in colleges over de soevereiniteit voor de academie voor internationaal recht enkele jaren geleden hetzelfde gezegd. Beide rechtsgeleerden verklaarden dit, niettegenstaande de diplomatieke betrekkingen met Nederland, toen Rusland tot de Volkenbond werd toegelaten, niet officieel waren hersteld. Dit had pas daarna plaats, en slechts ten overvloede met het oog op de wederzijdse vestiging van diplomatieke vertegenwoordigingen. Ten overvloede wil ik nog wijzen op het werk van

Prof. Francois,

n.l. „Grondlijnen over het volkenrecht", tweede druk 1957, waarin op blz. 110 door deze hoogleraar wordt gezegd:

„De erkenning van de facticiteit van een regering of staat wordt uitsluitend door factoren van feitelijke aard beheerst; zijn deze aanwezig, dan heeft het geen zin het bestaan van die regering of die staat niet te erkennen. Het scheppen van staatsrechtelijke vacua of ficties, los van de realiteit, is reeds uit praktische overwegingen verwerpelijk".

En op blz. 113 zegt hij het nog sterker.

„De facticiteit van de regeringen, aan wie deelneming aan een collectief verdrag is toegestaan door de overige partijen bij dat verdrag, ook indien zij niet tot de facto- of de jure-erkenning wensen over te gaan, zal niet langer kunnen worden bestreden".

Met deze uitspraak is mijns inziens de verklaring van de minister over de niet-erkenning van Oost-Duitsland bij ondertekening van het kernstopverdrag door

Nederland en Oost-Duitsland

alle betekenis ontnomen. Het zou toch wel zeer gewenst zijn, dat de Kamer weet welke lijn er in het erkenningsbeleid der regering zit. Als een Nederlander bij voorbeeld in staats- of militaire dienst zou treden van het regime in Oost-Duitsland, zou hij dan het .Nederlanderschap verliezen? Dit zal zeer waarschijnlijk wel het geval zijn, doch dan zou de regering daarmede toch erkennen, dat Oost-Duitsland een staat is, ook al zou Nederland dit niet uitdrukkelijk erkennen. Op grond van de door mij gemaakte opmerkingen menen wij dan ook, dat Nederland het kernstopverdrag niet moet ratificeren. Doet de regering dit wel, dan zal zij daarmede Oost-Duitsland erkennen. Omgekeerd, als Nederland die erkenning niet wenst, dan moet de regering het verdrag niet ondertekenen. Wat een

niet-aanvalsverdrag

tussen de N.A.V.O.-landen en de landen van het Pact van Warschau betreft, is het begrijpelijk, dat Rusland op zulk een verdrag hoge prijs stelt, daar hiermede de regering van Oost-Duitsland zonder enige twijfel zou worden erkend.

Wij kunnen ons dan ook voorstellen, dat de West-Duitse regering in de eventuele besprekingen over een dergelijk verdrag wil worden gekend voordat zij voor een fait accompli wordt gesteld. Wij kunnen ons dus op dit punt met het standpunt van de minister, in de memorie van toelichting gegeven, verenigen, wanneer daarin wordt opgemerkt, dat er een duidelijke vooruitgang bij de oplossing van het Duitse vraagstuk en bij de algemene ontwapeningsbesprekingen zou moeten zijn gemaakt vóórdat een niet-aanvalsverdrag wezenlijke en nuttige betekenis zou kunnen krijgen.

Minister Luns merkte in zijn beantwoording op, dat de heer Van Dis het geschil tussen de Sovjetunie en China zijns inziens pessimistisch beziet. Hij meende dat er, gezien de persberichten en de daden, ook wat betreft de houding van de Sovj et-Unie in sommige conflictsituaties met China, waarbij hij aan India dacht, wel degelijk sprake is van een situatie van bepaald minder goede verhoudingen. Het is echter wel opmerkelijk, dat de heer Couzy (V.; V.D.), toen deze onlangs bij de begroting van defensie sprak, al evenmin van oordeel was, dat de strubbeling tussen Rusland en China niet al te ernstig moet worden genomen. Hij zag er een taktische manoeuvre in. Voorts verschijnen er herhaaldelijk berichten in de pers, waarin wordt meegedeeld, dat Rusland en China besprekingen gaan voeren of willen gaan voeren om het z.g. ideologische geschil op te lossen. Zo b.v. kwam er kort geleden het bericht, dat het Russische communistische partij-orgaan de „Prawda" besprekingen tussen Rusland en China bepleitte, doch dan binnenskamers. Hoe het overigens moge zijn, ook al zou het geschil werkelijk ernstig moeten genomen worden, het zou hoogst roekeloos en onverantwoordelijk zijn, indien het Westen in de bewapening ging verslappen.

Op de kwestie of Rusland zich wel aan het verdrag zal houden, antwoordde de minister als volgt:

Zegt de geachte afgevaardigde, de heer Van Dis, dat men op Ruslands woord niet kan vertrouwen en dat Rusland het onmiddellijk zal verbreken, dan wil ik daarop antwoorden, dat men dit onmiddellijk zal kunnen constateren bij proeven in de ruimte. Eén van de grote bezwaren is juist de onzekerheid. Men zal een verdrag inzake het verbod van ondergrondse proefnemingen moeten combineren met controlemogelijkheden en daartegen heeft de Sovj et-Unie overwegende bezwaren.

Hierbij zij aangetekend, dat de heer Van Dis niet gezegd heeft, dat Rusland het' verdrag „onmiddellijk zal verbreken", doch slechts de mogelijkheid heeft gewezen, gezien de met Rusland in de loop der jaren opgedane ervaringen. Of het dit nu met het kernstopverdrag weer zal doen, valt door niemand met zekerheid te zeggen. Er dient echter wel met die mogelijkheid rekening te worden gehoude: a.

In zake de al of niet erkenning van Oost-Duitsland door met dit land een verdrag te tekenen, merkte de minister op:

De stelling van de geachte afgevaardigde de heer Van Dis, dat Oost-Duitsland wordt erkend doordat de Nederlandse regering in Moskou, Londen en Washington het verdrag heeft mede ondertekend, zou ik niet tot mijne willen maken. Ik kan de geachte afgevaardigde verzekeren, dat algemeen, ook door de juristen in de andere landen, door de Sovj et-Unie trouwens erkend, de D.D.R. door de eenzijdige ondertekening alleen in Moskou, niet is erkend.

De heer Van Dis (S.G.P.): Mijnheer de voorzitter! De minister is niet ingegaan op wat door mij is gezegd naar aanleiding van wat indertijd is verklaard door Prof. Telders, minister Van Kleffens en Prof. Frangois.

Minister Luns: Mijnheer de voor- zitter. Ten eerste heeft deze mening praktisch geen uitwerking gehad, want met beider goedvinden heeft de Nederlandse regering in 1941 in Londen met de Sovj et-regering tot wederzijdse erkenning besloten. Verder wil ik er op wijzen, dat dit kemstopverdrag geen organisatie schept, waartoe men toetreedt. Dit is dus een andere situatie.

Dat de Nederlandse regering in 1941 met beider goedvinden in Londen met de Sovj et-regering tot we­ derzijdse erkenning heeft besloten, wordt niet betwist. Dit is een niet te weerspreken feit. Volgens bovengenoemde staatsrechtgeleerden had die erkenning echter in feite al plaats, toen Rusland tot de Volkenbond toetrad en Nederland daarin geen reden zag zich uit de Volkenbond terug te trekken. Het kemstopverdrag schept voorts wel geen organisatie, maar volgens Prof. Frangois wordt een land, in dit geval Oost-Duitsland in feite erkend, als men het deelneming aan een collectief verdrag toestaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1963

De Banier | 16 Pagina's

II. Oost-West verhouding

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 december 1963

De Banier | 16 Pagina's