Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de openbare vergadering der vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de openbare vergadering der vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

42—46 Hulpverlening aan de onontwikkelde landen

Reeds bij de algemene politieke beschouwingen werd van staatkundig gereformeerde zijde één en ander opgemerkt over de hulpverlening aan de onontwikkelde gebieden. Die hulpverlening toch, waaraan Nederland ettelijke miljoenen bijdraagt, geschiedt voor het grootste deel multilateraal. Dit wil zeggen, dat hierbij al die miljoenen in één of ander fonds of een pot van de Verenigde Naties worden gestort, zodat Nederland er verder helemaal geen zeggenschap over heeft.

Deze kwestie kwam vanzelfsprekend aan de orde bij de behandeling van de begroting van buitenlandse zaken in de openbare vergadering van de vaste commissie voor buitenlandse zaken. Daarbij bleek andermaal, dat het overgrote deel der Kamer voor die multilaterale hulpverlening is. Rooms-katholieken en antirevolutionairen wedijveren daarbij om het hardst met de Kamerleden van de P.v.d.A., zoals dit in het laatst van 1962 bleek, toen de heren Blaisse (K.V.P.) en Biesheuvel (A.R.) nog een slordige honderd miljoen aan het op de begroting reeds gevoteerde bedrag voor hulpverlening wilden toevoegen.

Er bestaat by velen onder ons volk tegen dit soort van hulpverlening ernstig bezwaar. Behalve de personen, die hieronder vermeld zullen worden in wat van de zijde der S.G.P. Kamerfractie in de vergadering der vaste commissie naar voren werd gebracht, zou nog gewezen kunnen worden op Prof. C. D. de Langen. Deze Bandoengse oudhoogleraar en - tropenarts verklaarde in september 1962 op een congres, dat aan de wereldhongerproblemen was gewijd:

„We storten thans zonder voldoende controle bijdragen in de bodemloze put der Verenigde Naties".

Men wil zulke taal in de Kamer echter niet horen en als men het toch waagt om tegen die wijze van hulpverlening bezwaren'in te brengen, dan wordt men een verzorger van „schandaal-kroniek" genoemd. Dit zag althans Ir. van Dis zich toegevoegd in de openbare vergadering der vaste commissie door de heer Patijn van de P.v.d.A., die het op zijn Frans zei en van „chronique scandaleuse" gewaagde, zoals blijkt uit het onderstaande, dat aan de Handelingen der Tweede Kamer is ontleend.

De heer Van Dis (S.G.P.): Mijnheer de voorzitter! Onder punt 43 wordt gesproken over coördinatie van de nationale hulpverlening. Ik wil opmerken, dat wij voorstanders zijn van particuliere hulpverlening.

Wanneer honger wordt geleden, onverschillig in welk land, moet er inderdaad hulp worden verleend, maar wij zijn van oordeel, dat dit op de beste wijze langs particuliere weg kan geschieden. Ook dan echter zal er een sterke controle nodig zijn. In een hoofdartikel van het weekblad „Burgerrecht" van 6 oktober 1962 vertelt de schrijver zelf te hebben gezien, dat op de markten in één of ander Afrikaans land zakken tarwe, die door het Amerikaanse volk waren geschonken, gewoon te koop werden aangeboden. Daar rijden degenen, die de tarwe verkopen, in dure auto's van.

Mijnheer de voorzitter! De regering wil de hulp niet overlaten aan particulieren, zij is overgegaan tot voornamelijk multilaterale steunverlening. Daar zijn wij ten sterkste tegen, want dan worden miljoenen in een pot van de V.N. gestort en weten de volkeren, die daar iets uit krijgen, niet eens van welk land zij het krijgen. En als het goederen zijn, die daar dan verkocht worden — dit wordt ook in het zoeven genoemde artikel medegedeeld — dan weten de mensen ook helemaal niet, dat zij dit via de V.N. krijgen, want zij moeten de goederen kopen. Als er dan toch hulp wordt verleend, zal dit langs bilaterale weg moeten gebeuren. Nu heb ik zoeven van mejuffrouw De Vink gehoord, dat de regering in die richting wil gaan werken, maar tot nu toe heb ik daar niet veel van bespeurd. In 1960 gaven Duitsland, Engeland, Frankrijk en Japan 72 pet. en de Verenigde Staten zelfs 92 pet. bilateraal, terwijl Nederland maar 4 pet. bilateraal gaf. Daarom zouden wij er ten sterkste bij de minister op aan willen dringen, het daarheen te sturen, dat de multilaterale hulp wordt losgelaten en wordt overgegaan op uitsluitend bilaterale hulp, waarbij voorwaarden kunnen worden gesteld. Daarbij behoort ook het bedrijfsleven te worden ingeschakeld, zoals Duitsland en zelfs Rusland dat doen. Rusland geeft uitsluitend bilaterale steun, maar het stelt daarbij zeer belangrijke voorwaarden.

Mejuffrouw De Vink (K.V.P.): Mijnheer de voorzitter! Ik heb niet gezegd, dat ik alleen voor bilaterale hulpverlening ben.

De heer Van Dis (S.G.P.): In die richting gaan.

Mejuffrouw De Vink (K.V.P.): Dat heb ik niet gezegd. Wij gaan wel in die richting, maar dit betekent niet, dat ik de multilaterale hulp zou willen verminderen. Misschien kom ik er nog wel op terug, omdat ik hieraan binnen het kader van de begroting nog wel meer wil uitgeven.

De heer Patijn (P.v.d.A.): Mijnheer de voorzitter! Ik constateer, dat in deze vergadering de heer Van Dis de chronique scandaleuse van alle internationale organisaties ver­ zorgt. Het is goed, dat er iemand is, die dat doet.

Mevrouw Stoffels-van Haaften (V.V.D.): Mijnheer de voorzitter! Ik kan, na hetgeen mejuffrouw De Vink heeft gezegd, wel kort zijn. Mij volkomen distanciërende van het betoog van de heer Van Dis — de heer Patijn heeft daar al behartigenswaardige opmerkingen over gemaakt — wil ik even spreken over de controle op de besteding van de ontwikkelingshulp. Heeft de minister ook niet het gevoel, dat, wanneer de coördinatie op de verschillende terreinen beter geschiedt, de controle die er toch altijd zal moeten zijn op de besteding van de ontwikkelingshulp, ook effectiever zal worden? Wij behoeven ons niet te verdiepen in allerlei praatjes, maar de regering heeft wel tot taak er zoveel mogelijk op toe te zien, dat het geld, dat naar de ontwikkelingslanden gaat, voor het totaal van de bevolking zo goed mogelijk wordt gebruikt.

De heer Bos (C.H.U.): Mijnheer de voorzitter! Wat de richting van de ontwikkelingshulp betreft, geloof ook ik, dat een betere besteding op haar plaats is; beter gezegd, dat men meer controle heeft op de besteding. Wij hebben zo de indruk, dat bij het verlenen van meer bilaterale hulp de controle aanmerkelijk gemakkelijker zal zijn. Evenals mevrouw Stoffels-van Haaften ben ik zeer nieuwsgierig naar wat de minister zal zeggen omtrent de taak en de bevoegdheden van de adviesraad.

Minister Luns merkte o.m. op, dat er in toenemende mate aandacht wordt besteed aan het probleem van de controle. Hij gaf echter toe, dat er bij de grote projecten, met name bij de verlening van landbouwhulp, wel eens sprake is van corruptieverschijnselen. In zake de verhouding tussen multilaterale en bilaterale hulp, waarbij Nederland rechtstreeks aan een land hulp verleent dus zonder tussenkomst van de Verenigde Naties, zei de minister, dat dit een kwestie is van l'ast de grouper les cliiffres (de kunst van het groeperen van cijfers). Voorts zei hij, dat de Nederlandse regering meermalen dankbetuigingen van de regeringen van onontwikkelde landen heeft gekregen voor aandelen in multilaterale programma's.

De heer Van Dis (S.G.P.): Mejuffrouw De Vink heb ik bepaald verkeerd begrepen. Ik meende, dat zij in de richting van bilaterale hulpverlening wilde gaan, maar nu is mij duidelijk, dat zij toch ook nog wil vasthouden aan de multilaterale hulpverlening. De minister heeft gezegd: men moet rekening houden met wat men noemt „l'art de grouper les chiffres". Ik heb slechts het percentage van bilaterale hulp van Nederland genoemd; dat was voor 1960 4 pet. Ik heb hier een artikel van Drs. Hoogendijk, die in „Elseviers Weekblad" schreef:

„Nederland geeft 23 pet. multilateraal voor 1960, 4 pet. bilateraal, 73 pet. regionaal, via de E.E.G.fondsen; dat is voor Suriname en de Antillen".

Daar staat tegenover, dat een land als Duitsland 19 pet. multilateraal gaf en 72 pet. bilateraal en 9 pet. regionaal, terwijl Engeland, Japan en Frankrijk ongeveer hetzelfde percentage bilateraal gaven. Amerika geeft maar 8 pet. multilateraal en 92 pet. bilateraal. Dat is dus be­ langrijk meer bilateraal bij die landen dan bij Nederland.

Mijnheer de voorzitter, de heer Patijn schijnt het vandaag op mij begrepen te hebben; hij heeft n.l. nu weer gezegd, dat ik de verzorger van de chronique scandaleuse ben aangaande alles, wat betrekking heeft op de Verenigde Naties. Het was wel te verwachten, dat de heer Patijn zich in die geest ongeveer zou uitlaten. Ik moge opmerken, dat velen van ons volk in zake de hulp aan onontwikkelde landen het in dezen met ons eens zijn, niet alleen zij, die in ons land in kommervolle omstandigheden verkeren, maar ook vele anderen, die onder de hoge belastingdruk gebukt gaan. Bij die verzorgers van de chronique scandaleuse zou ik dan ook Drs. Hoogendijk moeten rekenen, want die heeft precies bepleit wat ik zoeven heb gezegd, n.l. het gaan in de richting van bilaterale hulp. Nog sterker: Mr. van den Mandele, de oud-voorzitter van de Kamer van Koophandel te Rotterdam, behoort dan ook al tot de groep der chronique scandaleuse, want hij heeft dat ook ten sterkste bepleit. Hij zei indertijd:

„mensen, denk toch eerst eens goed na, onderzoek toch goed wat je wil doen en gooi het geld niet zo dom over de boeg, overleg wat wij met al dat geld willen bereiken, gebruik het kapitaal voor de hulpverlening zodanig, dat ook onze eigen welvaart er mede gediend wordt, dat is de enige manier, waarop de uitgaaf verantwoord is".

De heer Patijn zal wel hebben bemerkt, dat ik mij nog niet in zulk een slecht economisch gezelschap bevind. Mijnheer de voorzitter! Ten sotte nog een woord aan het adres van mevrouw Stoffels-van Haaften, die zich blijkbaar kon verenigen met wat de heer Patijn in zake die chronique scandaleuse heeft gezegd. Zij en de heer Bos hebben mij echter toch ook steun verleend door er op aan te dringen, dat er een sterke controle zou komen op datgene, wat aan de onontwikkelde landen wordt gegeven. Zij komen hiermede toch ook enigszins in de groep der chronique scandaleuse, zij het dan heel in de achterhoede.

Mevrouw Stoffels-van Haaften maakte gewag van „allerlei praatjes", daarbij kennelijk doelend op de corruptie bij de hulpverlening. Hierover hoort men ook blijkbaar liever maar niets. Toch zijn er bewijzen genoeg, dat hierbij van „praatjes" geen sprake is. Het zou te ver voeren hierop thans verder in te gaan. Verwezen zij naar de rede, gehouden bij de „Algemene Financiële Beschouwingen", voorkomend in „De Banier" van 14 november 1963.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1964

De Banier | 8 Pagina's

Uit de openbare vergadering der vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 januari 1964

De Banier | 8 Pagina's