Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WIJZIGING DER PRIJZENWET

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIJZIGING DER PRIJZENWET

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir, van Dis

Het was te verwachten, dat de loonsverhogingen van de laatste tijd hun invloed op de prijzen zouden doen gelden. Tal van artikelen, ook eerste levensbehoeften, zijn dan ook reeds in prijs gestegen. Het staat de ondernemers echter niet vrij om de prijzen onbeperkt op te voeren. Daarvoor zorgt de Prijzenwet, die in 1961 in werking trad. Wanneer het de overheid namelijk blijkt, dat het bedrijfsleven zich niet houdt aan bepaalde prijsregels, welke door overleg met het georganiseerde bedrijfsleven tot stand zijn gekomen, dan kan zij volgens voornoemde wet de prijsvastètelling overnemen. De Minister kan dan maximum prijsvoorschriften uitvaardigen voor alle ondernemingen •in een bepaalde bedrijfstak, wanneer de economische situatie hem dit noodzakelijk doet zijn.

Over het algemeen kan worden vermeld, dat het bedrijfsleven zich aan de spelregels heeft gehouden. Dit kan o.m. blijken uit de verklaring van de Minister van Economische Zaken, welke hij op 13 februari 11. inde Tweede Kamer aflegde en waarin hij met lof sprak over de wijze, waarop het bedrijfsleven de spelregels van het prijsbeleid had nageleefd. Het deed dan ook wel zeer vreemd aan, dat dezelfde Minister op 5 maartopmerkte, dat hij in januari reeds aan zijn ambtenaren opdracht had gegeven zo snel mogelijk een wijziging van de Prijzenwet voor te bereiden. Een wijziging, welke hem in staat moet stellen niet slechts tegen de ondernemingen in een bedrijfstak op te treden, maar ook tegen een individuele ondernemer, wanneer diens prijszetting door de Minister onjuist wordt geacht. Het is te begrijpen, dat een dergelijke wijziging op sterke tegenstand stuitte. Allereerst bij de ondernemers, maar ook in de Tweede Kamer was het verzet sterker dan destijds bij de behandeling van de Prijzenwet. Vooral ook het feit, dat de Minister zijn wetsontwerp had ingediend zonder vermelding van tijdsduur en zonder dat eerst door hem advies was gevraagd aan de Sociaal-Economische Raad, was oorzaak, dat hij het wetsontwerp er niet doorkreeg zonder veren te moeten laten. Door middel toch van een aangenomen amendement werd verkregen, dat de wijziging slechts van kracht zal zijn tot 1 januari 1966. Voorts werd door de Minister toegezegd, dat hij alsnog de S. E. R. advies zal vragen om zich over het te voeren prijsbeleid uit te spreken. Een derde wijziging opent de mogelijkheid, dat de ondernemer wat meer gelegenheid krijgt om zich te verweren dan in het wetsvoorstel was voorzien. Daarbij zal rekening moeten worden gehouden met de reden van de prijszetting indien deze voortvloeit uit de financiële omstandigheden van de onderneming. Ook gaf de Minister de verzekering, dat zijn ingrijpen ten aanzien van een individuele ondernemer er niet toe mag leiden, dat de ondernemer voor zijn product een prijs in rekening moet brengen, die lager is dan gebruikelijk was.

Door al deze wijzigingen heeft- de ondernemer dus wel wat meer rechtszekerheid gekregen, maar hiermede waren voor verscheidene Kamerleden de bezwaren tegen het wetsontwerp nog niet weggenomen. Zij waren en bleven van oordeel, dat de bestaande Prijzenwet de Minister reeds genoeg vérgaande bevoegdheden geeft om, waar dit nodig wordt geacht, op te treden. Tot de tegenstanders behoorden de V.V.D., de S.G.P., B.P., G.P.V. en enige leden der K.V.P., onder wie ook de voorzitter der Tweede Kamer, Mr. van Thiel. Tezamen konden zij echter slechts 24 stemmen opbrengen. Na de aangebrachte wijzigingen gaven namelijk ook de andere K.V.P.leden, alsmede de A.R. en C.H. met de P.v.d.A. en de andere linkse groepen hun stem aan het geamendeerde wetsontwerp, zodat er 99 vóór stemden.

Na deze toelichting laten wij thans de rede volgen, welke bij deze gelegenheid namens de S.G.P.-fractie werd gehouden. Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Reeds bij de behandeling van het wetsontwerp Prijzenwet in 1960 zijn daartegen namens onze fractie door de heer Kodde verscheidene bedenkingen aangevoerd. Wij waren nl. van oordeel, dat in deze wet aan de Minister van Economische Zaken te

grote bevoegdheden

werden toegekend. De Regering kon toch met deze Prijzenwet, die in juni 1961 van kracht werd, onder meer maximumprijsvoorschriften uitvaardigen, vervolgens voorschriften geven betreffende het voeren van een adininistratie, waaruit prijsvorming blijkt en ook voorschriften inzake de prijsaanduiding. Hoewel een prijsvoorschrift, volgens deze wet afgekondigd, ' een jaar na de inwerkingtreding vervalt en jaarlijks aan de Staten-Generasd verslag moet worden uitgebracht over de toepassing van deze wet en er een mogelijkheid bestaat voor een individuele onderne­ mer om bij het college van beroep voor het bedrijfsleven in beroep te gaan, wanneer hem een ontheffing van een prijzenbeschikking wordt geweigerd, was het voor ons wel een zeer groot bezwaar, dat de Prijzenwet een administratief rechtelijk beroep tegen algemeen verbindende voorschriften niet toelaat. Onze bezwaren tegen de Prijzenwet waren niet en zijn ook nu nog niet, dat wij de

overheid

in alle omstandigheden het recht willen ontzeggen, prijsregelend te kunnen optreden. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarin ingrijpen der overheid in de prijzen wel degelijk noodzakelijk is. Wij denken hierbij aan gevallen van noodtoestand, zoals deze zich voordoen in een tijd van oorlogsdreiging of oorlog, van schaarste aan produkten voor de eerste levensbehoeften of in geval van rampen, zoals deze zich in 1953 met de watersnoodramp voordeed. In de Prijzenwet wordt echter aan de Minister de bevoegdheid verleend, prijsregelend in te grijpen, wanneer deze dit nodig acht voor het algemeen sociaal-economisch belang. Bij de behandeling van de Prijzenwet 1960 was het voor ons dan ook de grote vraag, of de Minister niet zodanig kon ingrijpen, dat er voor de ondernemers geen ruimte meer zou overblijven, terwijl ook mogelijk zou zijn, d.at de prijsregeling, welke van vraag en aanbod uitgaat, zou worden belemmerd met het gevolg, dat de prijzen

hoger

zouden blijven dan bij volledige vrijheid het geval zou zijn. Het is dan ook wel zeer opmerkelijk, dat de vorige Minister van Financiën de heer Zijlstra gisteren in de Eerste Kamer de Minister van Economische Zaken heeft aangemaand met het afkondigen van prijsbeschikkingen niet te overhaast te werk te gaan, zelfs heeft hij de Minister aangeraden, reeds afgekondigde prijsbeschikkingen in te trekken en liever de weg van het overleg te bewandelen. Nu stelt de Minister een wijziging van de Prijzenwet voor. Wanneer dit wetsontwerp door de Staten-Generaal wordt aanvaard, zal aan de Minister een nog grotere bevoegdheid om in te grijpen worden gegeven dan de Prijzenwet hem reeds verschaft. De huidige Prijzenwet is nl. beperkt tot de mogelijkheid om prijsstoppen voor goederen of diensten uit te vaardigen. Zij richt zich niet rechtstreeks tot de

individuele ondernemer

doch geeft een algemeen rechtsvoorschrift, geldend voor allen, die de betrokken goederen of diensten leveren of verlenen, dus voor de gehele bedrijfstak. In het wijzigingsontwerp wordt de Minister de bevoegdheid gegeven om voor een individueel geval een bevel uit te vaardigen, wat wel een zeer vér gaande en ingrijpende maatregel is. In buitengewone omstandigheden zou zulk een ingrijpen verdedigbaar zijn, doch hiervan is volgens ons thans geen sprake. De bevoegdheid, die aan de Minister in het wetsontwerp wordt toegekend, achten wij dan ook zeer ongewenst. Het komt er toch vrijwel op neer, dat hem een

blanco-volmacht

wordt, gegeven om in elk individueel geval van prijsverhoging op te treden. Volgens de huidige Prijzenwet bestaat nog de waarborg, dat de organisaties van de betrokkenen moeten worden gehoord, maar volgens het wijzigingsontwerp zal dit niet meer nodig zijn. Wat de zaak des te bezwaarlijker maakt is, dat de Minister of wel de controlerende ambtenaren kunnen ingrijpen alleen op het

vermoeden

dat in een onderneming wordt afgeweken van wat inzake de prijsvorming voor de betrokken goederen of diensten gebruikelijk is. Het behoeft dan ook niet te verwonderen, dat In ondernemerskringen, waaronder ook de middenstand, deze maatregel worde gezien als een inquisitoriale maatregel, als een maatregel, zoals in een der ons toegezonden adressen wordt vermeld, van de

economische inquisitie,

omdat zonder rechtsnorm per geval wordt ingegrepen, zonder dat van enig overleg sprake is geweest. Een andere grief, welke door de ondernemers tegen de voorgestelde wijziging van de Prijzenwet wordt ingebracht, is, dat dit wetsontwerp is ingediend zonder eerst het advies van de S.E.R. in te winnen. Waar het hierbij om zulk een gewichtige wijziging gaat, welke vér gaande consequenties voor het economisch en rechtsbestel zal hebben, achter wij dit toch wel een zeer ernstige grief tegen de door de Minister gevolgde weg. De Miiiister zal zich wellicht erop beroepen, dat het te veel tijd zou hebben gekost, eerst de S.E.R. te raadplegen, maar het komt ons voor, dat het zeer wel mogelijk ware geweest, de S.E.R. om een

spoedbehandeling

te verzoeken, desnoods met vermelding van een datum, waarop de Minister gaarne het advies zou ontvangen. Er zouden nog meer bedenkingen tegen het wetsontwerp kunnen worden aangevoerd, doch aangezien deze door mij voorafgaande sprekers reeds genoegzaam zijn belicht, zullen wij het mede om de vergadering op dit late uur niet te rekken bij de opmerkingen laten en besluiten met de opmerking, dat wij vooralsnog ons niet met het wetsontwerp kunnen verenigen, daar onzes inziens de bestaande Prijzenwet de Minister reeds voldoende bevoegdheden ten aanzien van de prijzen verleent en het hem aan slagvaardigheid ook bij de huidige wet niet ontbreekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1964

De Banier | 8 Pagina's

WIJZIGING DER PRIJZENWET

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1964

De Banier | 8 Pagina's