Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kleine partijen en de Eerste Kamer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kleine partijen en de Eerste Kamer

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit wat bij d^ behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken in de Tweede Kamer naar voren werd gebracht, kan het bekend zijn, dat daarbij ook weer de kwestie der kleine partijen aan de orde werd gesteld. Deze partijen toch zijn een doom in het oog van de grote partijen. Zelfs nog sterker dan vóór de laatste wereldoorlog. Toen toch in 1932 door een antirevolutionaire minister een voorstel werd ingediend met de bepaling, dat een partij driemaal de kiesdeler moest behalen om in de Tweede Kamer vertegenwoordigd te kunnen zijn, kreeg hij een meerderheid der Kamer tegenover zich, zodat hij genoodzaakt was de betreffende bepaling terug te nemen. Socialisten en christelijk-historischen waren met de Ubereden van oordeel, dat met deze voorwaarde een niet te verdedigen aanslag werd gedaan op het beginsel der evenredige vertegenwoordiging, dat in de Grondwet verankerd lag. Thans is de situatie anders. Na de oorlog was het eerst dé christelijkhistorische heer Tilanus, die bij minister Drees er op aandrong om het voor de kleine partijen moeilijker te gaan maken. Hij sprak zelfs van vijfmaal de kiesdeler, zodat hij minister De Wilde van 1932 nog overtrof! Ook werd door de heer Tilanus gewezen op West-Duitsland waar men een gemengd stelsel heeft. Een deel der parlementsleden \yordt daarbij gekozen volgens het stelsel der evenredige vertegenwoordiging, en het andere volgens het districtenstelsel. Wanneer men dit hier te lande zou gaan toepassen, dan zou het voor de kleine partijen zeer moeilijk worden om in de Karner één of meer zetels te verwerven.

De heer TUanus kwam op deze kwestie een jaar later nog eens terug, maar minister Drees voelde er blijkbaar niet veel voor op de suggestie van de heer Tilanus in te gaan. Onder het vorige kabinet was het mr. Beemink, de huidige fractievoorzitter der G.H.U. in de Tweede Kamer, die opnieuw begon aan te dringen om het de kleine partijen moeilijker te maken. Minister Toxopeüs was hiervoor echter niet te vinden en legde zelfs een te dezer zake door de heer Beernink ingediende, en door een Kamermeerderheid aanvaarde motie naast zich neer. Bij de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken voor 1964 kwam dezelfde kwestie andermaal aan de orde. De heer Beernink deed zich nu echter veel gematigder voor. Hij zou dit keer geen motie indienen. Wat zullen hij en de andere leden zijner fractie echter doen als er bij een vóór 1967 te verwachten voorstel tot wijziging der kieswet door de P.v.d.A.—fractie een amendement wordt ingediend, waarin als voorwaarde wordt gesteld, dat men meer dan eenmaal dekiesdelermoethebben om in de Tweede 'Kamer vertegenwoordigd te kunnen zijn?

Minister Toxopeüs heeft bij de behandeling van genoemde begroting toegezegd, dat hij de kwestie der kleine partij en nog eens aan de Kiesraad zou voorleggen, waarbij dan ook advies zal worden gevraagd in zake het weder invoeren — zij het gedeeltelijk — van een districtenstelsel.

De kwestie der kleine partijen kwam vervolgens bij de Eerste Kamer aan de orde.

Eerst in de eifdelingen, zoals blijkt uit het Voorlopig Verslag van de commissie van rapporteurs. Aangaande de kieswet vermeldt dit verslag met betrekking tot het voornemen van de Minister van advies aan de Kiesraad te vragen het volgende:

Vele leden hadden met instemming kennis genomen van de mededeling van de Minister, dat het oordeel van de Kiesraad was gevraagd terzake van eventuele wijzigingen van de genoemde wet. Evenwel had het hen bevreemd, dat de Minister ten aanzien van één der onderwerpen van de adviesaeinvrage, nl. het onderwerp, wasurop betrekking had de motie van het lid der Tweede Kamer, de heer Beernink c.s., had verklaard, dat van hem geen stappen terzake zijn te verwachten. Deze leden behielden zich het recht voor, hierop bij de openbare behandeling van dit hoofdstuk nader terug te komen. Voorts vroegen de aan het woord zijnde leden, of het in de bedoeling van de bewindsman ligt, het rapport van de Kiesraad ter kennis van de Kamer te brengen.

In de Memorie van Antwoord beantwoordde Minister Toxopeüs bovengenoemde opmerkingen als volgt: De ondergetekende heeft de Kiesraad een aantal onderwerpen om advies voorgelegd en dit college verzocht daarbij tevens andere punten van de Kieswet, welke naar zijn oordeel wijziging behoeven, te betrekken. Tot de met name genoemde aangelegenheden, waaromtrent de ondergetekende de Éaesraad heeft gevraagd zijn standpunt kenbaar te maken, behoorde ook de gedachte om door een verdeling van het Nederlandse kiesgebied in enkele kiesdistricten het zitting hebben van zeer kleine partijen in de Tweede Kamer te beperken. Hij heeft deze aangelegenheid mede bij de Kiesraad aanhangig gemaakt in verband met de meermalen in het peirlement geuite wens tot een beperking te komen, welke o.m. tot uitdrukking is gebracht in de motie van de heer Beemink, strekkende tot een verhoging van de kiesdeler, wdke motie de vorige regering besloten heeft niet uit te voeren. Hij achtte het zijn plicht, mogelijke oplossingen, die aan een 'sterk levend verlangen tot beperking van het aantal in de Staten-Generaal vertegenwoordigde partijen, tegemoet komen, althans op hun wenselijkheid, bruikbaarheid en mogelijkheid te doen onderzoeken. De Kiesraad heeft de ondergetekende inmiddels doen weten, tot deconclusie te zijn gekomen, dat het geen aanbeveling verdient thans over te gaan tot het treffen van een wettelijke regeling, welke tot een beperking van het aantal kleine partijen zal leiden. De ondergetekende heeft zich met dit standpunt kunnen verenigen. Naar aanleiding van de vraag, of het in de bedoeling ligt het rapport van de Kiesraad inzake de komende wijziging van de Kieswet ter kennis van de Kamer te brengen, wijst de ondergetekende erop, dat de adviezen van de Kiesraad plegen te worden uitgebracht in de vorm van een voorontwerp van wet met toelichtingen. Indien de Regering een zodanig advies opvolgt, zullen de desbetreffende stukken in de regel vrijwel gelijkluidend zijn aan het voorstel van de Kiesraad. Voor zover van het advies wordt afgeweken, kan daarvan in de toelichting op het regeringsontwerp melding worden gemaakt. In een enkel geval kan er aanleiding zijn het advies omtrent een bepaald onderdeel ter kennis van de Kamers te brengen, zoals onlangs is geschied met het advies inzake het houden van tussentijdse raadsverkiezingen bij wijziging van de gemeentegrenzen.

Uit het antwoord van de Minister blijkt derhalve, dat de Kiesraad van oordeel is, dat de kleine partijen geen moeilijkheden in de weg behoren te worden gelegd. De Minister heeft zich hierbij aangesloten, zodat van de zij de der regering voor de kleine partijen geen gevaar te duchten is.

De vraag is nu of er van de zijde der P.v.d.A, in de Tweede Kamer een amendement te verwachten is, wanneer de Minister komt met een wetsontwerp ter wijziging der Kieswet, wat nodig is om deze wet aan te passen aan de leeftijd waarop iemand aan de verkiezing mag deelnemen. Deze leeftijd was namelijk in 1963 nog 23 jaar, maar is inmiddels verlaagd tot 21 jaar, zodat de Kieswet op dit punt wijziging behoeft.

Voornoemde vraag valt allerminst ontkennend te beantwoorden. Wij althans achten het zeer wél mogelijk, dat er van die zijde getracht zal worden om heel kleine partijen uit de

Kamer te weren. Afgaande op wat hieromtrent op 17 maart 11. in de Eerste Kamer van socialistische zijde werd gezegd, dan zou er zelfs op een am.endement van die kant gerdsend kunnen worden.

Dit blijkt uit de rede van de heer Troostwijk (PvdA), gehouden bij de behandeling van de begroting van Binnenleindse Zaken. In deze rede vroeg hij eerst aan Minister Toxopeüs wat deze nu eigenlijk aan de Kiesraad had gevraagd met bettekking tot het sluiten van de Tweede Kamer voor vertegenwoordigers van zeer kleine partijen. Voorts verklaeirde hij de Kiesraad ongeschikt om te oordelen over de vraag of een partij meer dan eenmaal de kiesdeler zal moeten hebben behaald om haar intrede in de Kamer te kunnen doen. Dit toch, zo zei deze spreker, is geen juridischtechnische, maar een politieke kwestie en voor het geven van antwoord daarop is de Kiesraad als zijnde niet-politiék een weinig geëigend orgaan.

Vervolgens zei hij woordelijk: Ter voorkoming van ieder misverstand wens ik op te merken, dat wij blijven bij ons ingenomen en reeds vaker gemotiveerde standpunt, dat splinterpartijen in het parlement geen kans moeten krijgen. Wij achten de eenlingen in de Kamer bepaald niet bevorderlijk voor een gezonde democratie.

Op grond van deze laatste opmerking kan men dus wel degelijk stellen, dat er van socialistische zijde nog een amendement als vorengenoemd te verwachten is, wanneer de Tweede Kamer fractie van de P.v.d.A. het standpunt van de heer Troostwijk blijft delen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1964

De Banier | 8 Pagina's

De kleine partijen en de Eerste Kamer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 april 1964

De Banier | 8 Pagina's