Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heere HEERE deed mij aldus zien; en ziet, Hij formeerde sprinkhanen in het begin des opkomens van het nagras; en ziet, het was het nagras, na des konings afmaaiingen. En het geschiedde, als zij het kruid des lands geheel zouden hebben afgegeten, dat ik zeide: Heere HEERE! Vergeef toch; wie zou er van Jakob blijven staan? want hij is klein. Toen berouwde zulks de HEERE. Het zal niet geschieden, zeide de HEERE. Amos 7 : 1—13

Amos, de eenvoudige ossenherder, was een man die voor zijn Zender durfde uit te komen. Hij vreesde niet voor het aangezicht van enig mens, hij nam geen blad voor de mond. Amos moest tegen de stroom oproeien, het ging juist zo goed in de tijd waarin hij leefde.

Er heerste onder de regering van Jerobeam II een ongekende welvaart. Nog nooit was het in Israels historie voorgekomen dat de grenzen zó ver waren uitgebreid. En nu komt me daar temidden van die weelde een profeet uit het rijk van Juda de oordelen Gods aankondigen. Amos verheft zijn stem tegen de weelderigen op hun koetsen, tegen degenen die wonen in elpenbenen huizen en liggen op elpenbenen bedsteden. Hij verhief ook zijn jStem tegen de afgodische altaren, die het volk overal had opgericht, en wel bijzonder de kalverendienst, door Jerobeam I ingesteld.

Dit was helemaal niet naar de zin van de valse profeet Amazia, die te Beth-El woonde. Wat heeft die Amos in het tienstammenrijk te maken? Laat hem in Juda blijven; wat doet hij hier? Zo lezen wij dan dat Amazia tot Amos zegt: , , gij ziener! ga weg; ^lied in het land van Juda, en eet allaar brood, en profeteer aldaar. |[aar te Beth-El zult gij voortaan niet $eer profeteren, want dat is des koifngs heiligdom, en dat is het huis dès koninkrijks".

Wat zegt die Amazia daar? Heeft mios het goed gehoord? Spreekt hij vin , , ziener"? Och; Amos was geen ifcer, noch eens zieners zoon, hij was ®i ossenherder en las wilde vijgen af. «aar de Heere had tot hem gespro- ^n: , , ga heen, profeteer tot Mijn volk iraël". Zo is dan Amos door God gefinden om te profeteren; dit zal Ama- ^a niet kunnen verhinderen. De Heere gaf Zijn knecht niet alleen te spreken, maar Hij liet hem ook vele gezichten zien. Van één van deze visioenen spreekt bovenstaande tekst. Wat ïagAmos?

Si] zag een zwerm van sprinkhanen. Oit schouwspel is de vroegere woesijnzwerver niet vreemd geweest. Wij ivesterlingen kennen deze dieren nau- '^'elijks, maar de oosterling des te beter. De verklaarders wijzen erop dat ^r niet minder dan veertig soorten sprinkhanen worden onderscheiden. Sommige soorten dienden de mens zdfs tot voedsel. Lezen we niet dat Johannes de Doper sprinkhanen at en wilde honing? Deze sprinkhanen waren door de Heere geformeerd; zij kwamen tot een oordeel over Israël. Zij kwamen op een voor het volk zeer ongelegen tijdstip, het was de tijd van het opkomen van het nagras. De eerste afmaaiïng had reeds plaats gehad, de koning had zijn deel reeds binnen. Door deze plaag werd dus , , de kleine man" getroffen. Lezen we niet: , , en zie het was het nagras, na des konings afmaaiïngen"?

Wie hier wil begrijpen, balt de vuist en twist met de Almachtige vanwege het tijdstip dat de Heere kiest. Een zwerm van sprinkhanen verduisterde de lucht en streek neer op de groene weiden en vruchtbare akkers. Deze ramp kwam van God; de sprinkhanen zijn voorbeeld van de vijandelijke legers, die het land zullen overstromen, opetend, plunderend en - "ernielend.

Amos onderbreekt het visioen, hij grijpt in door het gebed. De Heere gaf Amos te roepen. Het is een wel-' daad als de Heere het gebed nog niet afsnijdt. Het is nog groter weldaad als we zien waarom de hand des Heeren ten oordeel is uitgestrekt. Hoeveel mensen bUjven koud en stom onder de oordelen Gods! De één zegt: het zal mijn tijd wel duren; een ander vergeet de schuld bij zichzelf te zoeken, en een derde sluit moedwillig de ogen, hij wil de naderende gerichten Gods niet zien.

Amos zegt niet: Heere, neem toch die sprinkhanen weg. De Farao's gestalte is hem vreemd; Amos weet waarom de Heere Zijn volk tegenkomt. Hij zegt ook niet: wat is er nu aan de hand? we zijn immers juist zo ijverig in het dienen van God!

Wordt er ook nu niet een geweldige aktiviteit ontplooid? Zijn we niet druk bezig te werken aan een valse verbroedering met mensen die Sion gram zijn? Met mensen die van het bevindelijke leven niets moeten hebben? Toen het volk van Israël in vroeger tijd door de Filistijnen werd verslagen, vroegen zij zich af hoe dit mogehjk was. Ze zeiden: waarom heeft de Heere ons voor het aangezicht der Filistijnen verslagen? Komt, laat ons de ark Gods, die te Silo is, halen. Het schuldbewustzijn was bij het volk niet levendig; zij werkten over de schuld heen.

Daar waren Amos' ogen voor open; hij zegt: „Heere HEERE vergeef toch; wie zou er van Jakob blijven staan? Want hij is klein".

Op de bodem aller vragen ligt de vraag der zondeschuld. De Heere zegt in Zijn Woord: , .Alleenlijk, kent uw ongerechtigheid dat ge tegen den Heere Uw God hebt gezondigd". Ais de Heere aan schuld ontdekt, roept de ziel niet meer om afwending van plagen, maar om vergeving. Onze ongerechtigheid getuigt tegen ons; wij hebben God op 't hoogst misdaan. We kunnen ook niet anders dan schuld met schuld vermeerderen; we hebben het oordeel verdiend.

Waarop zal Amos pleiten? Hij wist dat als de Heere naar recht handelde, niemand zou büjven staan. Waarop zal de ontdekte zondaar pleiten? Hij heeft niets waarmee hij God zou kunnen bewegen.

Amos roept de Naam van Jehova aan, dat is zijn enige pleitgrond, de HEERE kan het alleen doen om Zijns Zelfs wü. Hij heeft Zijn Naam voor Mozes uitgeroepen zeggende: , , HEE­ RE, HEERE, God barmhartig en genadig, lankmoedig en groot van weldadigheid en waarheid". Hij is die Gt'd, Die de ongerechtigheid, en overtreding, en zonde vergeeft. Hij vergeeft de zonde, Hij ziet ze niet door de vingers.

Als de Heere de zonden vergeeft, dan doet Hij dat op grond van de voldoening van Christus. Dit gaat niet buiten de ziel om, de gerechtigheid van Christus wordt de zondaar uit loutere genade toegerekend en door het geloof van 's zondaars zijde aangenomen. Wie hier meer van wil weten, leze zondag en 23 en de verklaringen die hierover zijn.

Jakob is klein; d.w.z. gering in aantal, het wil ook zeggen: klein van krachten. Toch was Jakob een voorwerp van verkiezende liefde. De Heere had Jakob liefgehad met een eeuwige liefde. Het verbond Gods en Zijn beloften geldt Jakob en zijn geestelijk zaad. Jakob is klein, het is niet anders dan een wormke; maar de Heere kan van Jakob niet af. Is ook nu Jakob niet klein? Zeker, er is nog godsdienst genoeg, maar met al die godsdienst is Jakob dun geworden. Het is meerdere malen in de historie voorgekomen dat de Heere met Zijn oordelen niet doortrok omdat er nog zuchters waren die Hem als het ware tegenhielden. Amos is zulk een , , tegenhoud er" geweest; we lezen immers: , , Toen berouwde zulks de Heere. Het zal niet geschieden, zeide de Heere".

Dit bleef niet zo; zie maar eens wat er in vers acht staat opgetekend. De tijd zal aanbreken dat de Heere niet meer zal voorbijgaan. Als de maat der ongerechtigheid vol is, dan zegt de Heere: , , Ik zal het weten". Dan is er geen Amos of Jeremia die Hem zal tegenhouden.

, , Toen berouwde ziilks de Heere", zo lezen wij. Dit berouw is geen verandering in God, maar het wil zeggen dat Hij aflaat van toorn. Op Golgotha heeft de Heere afgelaten van toom. Het offer van Christus is geen ijdel offer.

Zie dan in Hem geborgen te worden, want Hij alleen is de toren der verlossingen Zijns volks. Hij aUeen is de schuilplaats voor bedrukten en door onweder voortgedrevenen. Zolangwe in deze schuilplaats niet zijn opgenomen, is Gods toorn nog niet afgekeerd maar is Zijn hand nog uitgestrekt.

Zeist

Ds. A. Hofman

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1964

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 juni 1964

De Banier | 8 Pagina's