Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

En nu blijft geloof, koop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde. (1 Korinthe 13 : 13).

Geloof, hoop en liefde. Dat zijn de drie gezellinnen op het levenspad van een christen. Alle drie onmisbaar, want al is de liefde de meeste, zonder geloof en hoop is de liefde ook niet vol maakt.

Deze drie, ze blijven, zegt Paulus. Ze blijven ook na de dood. Het geloof is immers een kennend vertrouwen en een vertrouwend kennen. Welnu, dan zal het ook voor Gods kerk in de eeuwigheid een volmaakte kennis worden en ook een volmaakt vertrouwen, want daar zal God nooit meer worden gewantrouwd. Zeker, het geloof zal overgaan in aanschouwen, maax het kennen en vertrouwen zal toch eeuwig blijven. Zo staat het ook met de hoop. Het is wastr, dat de Schrift zegt: , , De hoop die gezien wordt, is geen hoop". Het is waar, dat Gods kind hier nog slechts in hope zalig wordt en dat die hoop ook eens vervuld zal worden. Maar er zal in de hemel toch ook geen stilstand zijn. Eii in deze zin zal de hoop blijven, dat er een eeuwige voortgang zal zijn van de ene heerlijkheid tot de andere. Leven is hopen. En dat geldt toch zeker niet minder van het eeuwige leven.

Zij zullen blijven, deze drie. Doch de meeste van deze is de liefde. Een hemel zonder hefde is geen hemel. Dat geldt nu reeds van het hemelleven op aarde. Als het geloof mag gdoven en als de hoop mag leven, dan is dat nooit zonder de hefde. De Uefde is het hart van beide. Want God is Liefde. En wie niets van de liefde heeft, die heeft niets van God. Liefdeloos is goddeloos.

Daarom is geloof zonder liefde een vals geloof. Zoals het ook staat in de eerste verzen van dit hoofdstiik. Al hadden we het geloof om bergen te verzetten, al hadden we het geloofsinzicht, dat we al de verborgenheden wisten, en al spraken we de taal des geloofs als de taal der engelen, dan nog wEiren we zonder de liefde niots meer dan een klinkend metaal. Jen metalen instrument, dat wel zuivere klanken kan geven, maar dat zelf dood en koud en hard is. Zuivere klanken, waarvan een ander zelfs nog wel wat leren kan, doch waarin dat éne ding, de hefde, wordt gemist.

Zo is ook de hoop zonder de liefde een valse hoop. Al zou er ook gewezen worden op Christus, het anker der hoop, als het een hoop zonder liefde is, dan is dat toch niet meer dan een zelfzuchtig begeren, een hoop uit baatzucht. En al zou iemand dan zijn lichaam geven om verbrand te worden, al wat uit baatzucht geschiedt, dat zal toch niet baten.

De liefde, de meeste. Maar dan kunnen we veel hebben en toch niets zijn. Dan kunnen we zuivere klanken doen horen en spreken van de hoop des eeuwigen levens, en dat het toch alles waardeloos is, want zonder de liefde is alles waardeloos voor God. De Heere vraagt ten slotte maar één ding, de Uefde. En zodra Gods Geest in ons •leven gaat werken, krijgen we God lief, want het is alleen de Uefde, die onder God kan komen en die de zonde tot smart maakt.

Misschien is er iemand die wel eens zegt: „Ik wou dat ik eens geloof had" of: , , Ik wou dat ik eens hoop had". Zou het niet beter zijn om te zeggen: „Ik wou dat ik eens hefde had" ? Want de Uefde gelooft alle dingen. De Uefde zegt: „Heere, het is waar, dat ik heiwaardig voor U ben". En het is ook door diezelfde Uefde, dat een zondaar met Christus wordt verenigd. De Uefde hoopt alle dingen. Al weten ze soms niet hoe het er ooit moet komen, en al worden ze geheel ontkracht geUjk Jacob te Pniël, zij zullen toch hopen en zeggen: „Iklaat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent". Zonder de liefde komt ge als een Judas tot wanhoop. Maar met Petrus ging de Uefde mee, ook in zijn val, en hij hoopte nog door zijn hopeloze tranen heen. Juist een ontdekte zondaar zal nu zeg­

den: , , Dan zal ik de Uefde wel missen". De naamchristen schrikt niet zo gauw als ei- op dat éne ding gewezen wordt. Hij vindt het zo vanzelfsprekend, dat de Uefde er zijn moet en hij kan de Uefde nog wel bij zichzelf vinden. Maar wanneer we onszelf in de spiegel van Gods wet hebben gezien, dan predikt Gods Woord ons hier juist wat .we missen. Ook al zouden we niet mogen ontkennen dat die Uefde in ons hart geen vreemde is, dan nog zullen we dageUjks moeten sterven aan liefdeloosheid. Het is ook juist de Uefde, die om liefde leert vragen. Want de Uefde is een gave. Daarom is het een zaak, die we in onszelf missen. Zó arm zijn we door de zonde geworden. We missen het allervoornaamste. En toch, wat is het voor missenden gelukkig, dat die Uefde een gave is. Daarom is het ook, dat de Heere niets van zulke mensen verwacht. Ja, meer, dat Hij ze wil geven wat ze zichzelf niet kunnen geven. De Heere Zelf gaat trekken met banden der Uefde en dan zullen ze Hem Uefhebben in Zijn recht en in Zijn ' genade.

Dan wordt het ook persoonlijke beleving, dat de Uefde de meeste is. Zoals met de vrouwen, die naar het g af gingen in de Paasmorgen. Zij konden met meer 'geloven, want als ze dat wel hadden gekund, dan hadden zij de specerijen niet bij zich gehad om een dode Jezus te balsemen. Ze konden ook niet meer hopen, want wat viel er nog te verwachten van een dode Jezus? Maar toch hadden ze de Uefde nog. De Uefde was toch de meeste. En zo kan er veel zijn wat rüd; s is, maar ook weinig zijn wat alles is, want de Heere ziet het hart aan. De Uefde ging bij de vrouwen voorop en toen kwam het ook met het geloof en de hoop wel in orde, want Uefdetranen worden door de Heere Zelf gedroogd.

Zo moeten we in ons leven terecht komen op de leerschool der liefde. Dat is bij de Bron van liefde. Dat is bij God ZeU. Alleen uit Gods Uefde kunnen we leren wat Uefde is. Hoe dichter bij God, hoe dichter bij de Uefde. De trekkende Uefde des Vaders, de stervende Uefde des Zoons, de toepassende Uefde des HeiUgen Geestes. Dat is een liefde, die het stenen hart doet breken en die een onsterfeUjke wederUefde meebrengt, en waardoor ge uzelf leert verloochenen. Die Uefde is het leven en dat zal ook de zaUge gemeenschap zijn in het eeuwige leven.

Lezers, hoe staat het met u? Is dat ook uw Uefde? Onderzoek het eens uit welke beweegredenen uw godsdienst voortkomt? Kunt ge ook ondanks aUes met Petrus zeggen: , , Heere, Gij weet aUe dingen; Gij weet dat ik U Uefheb" ? .

Driebergen. "

Ds. F. Bakker.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1964

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juni 1964

De Banier | 8 Pagina's