Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.

, En zij kwamen tot Jezus, en zagen de bezetene zittende en gekleed en wel bij zijn verstand, namelijk, die het legioen gehad had; en zij werden bevreesd". Mare. 5: 15.

Tijdens Zijn omwandeling op aarde heeft Christus vele wonderen gedaan. In het verband van de bovenstaande tekst zien we dit bevestigd. Als er een grote storm opsteekt, zodat zelfs ervaren vissers, zoals de dicipelen, roepen: „Wij vergaan!", bestrafte Christus de wind enzeidetotdezee: „zwijg!" en de wind ging liggen en er werd' grote stilte. De discipelen waren onder de indruk van dit aUes en zeiden tot elkander: „Wie is toch Deze, dat ook de wind en de zee Hem gehoorzaam zijn? '

Na dit grote wonder, waarin Christus Zijn Godheid bewees, zijn zegekomen aan de andere zijde van het meer van Galilea, in het land der Gadarenen. Gadara was de hoofdstad van dit land, dat bewoond was door mensen, die half joodenhalf heiden waren. Een gemengde godsdienst van jodendom en heidendom werd door hen beoefend Als Christus daar voet aan land zet komt Hem uit de graven een krankzinnige tegemoet. Deze arme man woonde in de graven, die buiten de stad waren. In de sombere en lugubere grafkelders had hij zijn woning. Marcus zegt ons, dat de inwoners van de stad Gadara menigmaal geprobeerd hebben om hem te binden, daar hij een gevaar voor zichzelf en zijn omgeving was. Magir de ketenen en touwen had hij steeds verbroken. Niemand was machtig hem te temmen, zegt Marcus. Zo zwierf hij nacht en dag op de bergen en in de graven, roepende en zichzelf slaande met stenen. Nooit vond hij rust. Altijd maar werd hij voortgedreven als een gewillig werktuig des duivels. VreseUjk is de ellende waarin deze m£in verzonken is. Zie hem daar dolen dag en nacht op bergen en in graven. Zie zijn geschonden lichaam, dat hij steeds beukt met stenen.

Eenmaal was ook dit het pronkjuweel der schepping Gods en zie nu eens! Wat is de zonde toch een vreselijke verwoester! Het heeft ons van al onze uitnemende gaven beroofd, maar ons ook geworpen in de armen des duivels. Het is immers ons beeld, wat we hier ontmoeten. Wij allen zijn immers Satan toegevallen en zijn gevangenen geworden. Ook wij willen niet gebonden zijn door de liefelijke touwen van Gods wet en inzettingen. We werpen dat alles verre van ons. Uwazen die we zijn menen we daar anze vrijheid mee bevochtentehebben en het is juist onze slavernij. De gebondenheid aan Gods Woord is alleen de ware vrijheid en daarbuiten is niets anders dan Satans gevangenis. Maar laten we verder eens letten op deze man. In de graven was zijn woning. Waarom brengt Gods Woord de macht van Satan en het graf zo dikwijls met elkaar in verband? Nu omdat ieder graf als het ware een overwinningsteken des duivels is. Hij heeft door zijn verleiding de mens als in het graf gebracht. Hij ziet in de graven de bijzondere bewijzen van zijn overwinning op de mens. En hij meende, dat ook deze bezetene daar bij hoorde. Stevig had hij hem in zijn helse klauwen. Deze prooi zou hem zeker nooit meer worden ontnomen. Maar dan heeft hij toch vergeten dat er EEN sterker is dan hij, nl. Hij, Die daar voet aan land zet in het land der Gadarenen.

Christus komt met een bepaald doel naar dat land der Gadarenen. Hij komt Zijn eigendom opeisen. Deze bezetene is namelijk reeds van eeuwigheid Zijn eigendom. Het is een lieveüng des hemels. Een verkorene Gods! MaEir zegt ge me: hoe komt die man in zulke diepe ellende? Kan dat wel met elkander bestaan? Een verkorene Gods en dan daar in de graven dolen als een speelbal des duivels. Och geliefde lezer, waar vindt God Zijn volk al niet? Hij vond Manas se in de kerker, de zondares in een hoerehuis en Saulus op de weg naar Damascus. En waar doolden Gods kinderen rond toen God ze vond? Ze doolden rond buiten en zonder God en was dit gelukkig niet in de wereld en zonde, dan toch in dat kille graf van een godsdienst zonder God. Temidden vdn de doodsbeenderen van hun dorre rechtzinnigheid. Maar nu komt Christus' om Zijn eigendom op te eisen en als die arme bezetene Hem tegemoet komt gebiedt Hij tot de onreine geesten, die hem gevangen hebben genomen: , , Ga uit van de mens!"

Doch de geesten des satans verzetten zich en roepen door de mond en lippen van de bezetene Hem toe: „Wat heb ik met u te doen, Jezus, Gij Zoon Gods, des Allerhoogsten? Ik bezweer U bij God, dat Gij mij niet pijnigt". Wat een belijdenis! Jezus Zoon Gods des Allerhoogsten. Daar is Petrus belijdenis nog gering bij, maar let goed, het begint met: , , Wat'heb ik met U te doen!" Dat is onze natuurlijke belijdenis. Wel roepen Jezus, Zoon Gods des Allerhoogsten; maar voorop staat , ; Wat heb ik met u te doen" Satan kende dus Christus, ja wist dat Deze sterker was dan hij. Daarom vrezen de onreine geesten, die zo satanisch deze bezetene gepijnigd hebben, nu zelf de rechtvaardige pijniging te ondergaan en baden!', , dat Gij ons niet pijnigt" Later bidt de onreine geest om toch in de kudde zwijnen te mogen varen. In alles zien we, dat de Christus, Die zoeven bewees over de dementen der natuur te regeren, óók over de machten des bozen regeert. Daarom zijn ze Hem onderworpen, hoewel niet vrijwillig en uit Uefde. Daarom zal de bezetene verlost worden van de onreine geesten, die hem nu zoveel jaren plaagden.

Nu richt Zich Christus tot de bezetene zelf en vraagt hem: „Welke is uw naam? "

Christus wü weten wie hij is en hoe hij heet, die daar in de graven rondzwierf. Op deze vraag antwoordt de bezetene: , , Mijn naam is Legio, want wij zijn velen".

Hij noemt zichzelf Legio. Een woord dat afgeleid is van hrt romeinse , , Legioen", hetwelk een troepensterkte was van 6000 man.

Door zovele duivelen ben ik bezeten, antwoordt hem de bezetene. Mijn naam is - Legio! Hij noemt eigenlijk niet eens zijn eigen naam, die hij in de geboorte zal hebben medegekregen, maar spreekt over zijn tegenwoordige naamenverbintenis.aan de boze geesten, die in hem zijn en hem gevangen hebben genomen.

Hij zegt: „Mijn ellende is zo groot en de machten des bozen in mij zo machtig en vele; mijn naam is „Legio".

Dit antwoord is Gods kinderen niet vreemd. Ook zij leren zo verstaan hun verkocht zijn onder de zonde en de machten van de boze, die steeds op hen de overwinning schijnen te behalen. Zonderzondezoudenzevoor God willen leven, maar desmarteUjke inleving is: „Als ik het goede wil doen, ligt het kwade mij nabij". Niet één zonde kunnen ze doden; niet één gebrek en tekort zelf te boven komen. Ze roepen met deze man uit: „mijn naam is Legio". Het is alles in mij verkeerd en zonde, ja „Het is niet alleen dit kwaad dat roept om straf, maar ik ben in zonde ontvangöi en in ongerechtigheid geboren."

Het kan alles zo hopeloos worden, ledere keer weer verliezen ze de strijd t^en de zonde. Het bederf en boze des harten doet soms vrezen als in de machten en klauwen van de boze om te komen. Wat een l^.oen van boosheden leeft er niet in een mensenhart als Gods Geest ons er eens diep in laat blikken. Dan wordt onze naam , , Legio".

Utrecht Ds. C. Harinck

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 1964

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juli 1964

De Banier | 8 Pagina's