Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

CALVIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CALVIJN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

11.

1564 - 27 mei - 1964

Niet alleen voor het godsdienstige en kerkeUjke leven is Calvijn voor Geneve en andere landen van zeer grote. betekenis geweest, maar niet minder ook voor het burgerlijke en maatschappelijke leven. De ere Gods ging hem zeer ter harte. Daaraan behoorde bij hem alles ondergeschikt te zijn. Tegen al wat daartegen inging, achtte hij scherpe maatregelen geboden. Vandaar dat hij op grond van de Wet Gods van oordeel was, dat de overheid openbare afgoderij, lastering tegen Gods Naam en Zijn waarheid, of andere dergelijke ergernissen t^en de godsdienst, niet mocht dulden. Hij erkende echter evenzeer, dat de zorg der overi iid zich ook behoort uit te strekken o. "-r de stoffelijke be­ langen der birrgers, of zoals hij dit in zijn Institutie schreef: „dat de mensen leven, eten, drinken en onderhouden worden". Daarbij stelde hij voorop, dat ieder verpücht is met getrouwheid de arbeid te verrichten, welke God hem of haar op de schouders heeft gelegd. Gedachtig aan wat zo terecht wordt uitgedrukt door het spreekwoord, dat ledigheid des duivels oorkussen is, en voorts dat wie niet werken wil, ook niet zal eten, eiste Calvijn, dat de dag niet in ledigheid zou worden doorgebracht, maar dat ieder zou doen wat zijn hand vond om te doen. Wat de aard van het werk was, dat kwam er ^ij hem niet op aan. Zelfs hij, die in het allergeringste en verachtelijkste bedrijf met getrouwheid arbeidt, vervult volgens hem nog zijn goddelijke beroep. Er waren er in Calvijns dagen, die daar anders over dachten. De Libertijnen bijvoorbeeld gingen er van uit, dat het uitoefenen van het aardse bedrijf voor de christen ongeoorloofd moet worden geacht. Calvijn ging daartegen echter met alle nadruk in. Hij schreef aangaande zulke lieden, dat ze verdienden de gehele dag in een kamer te zitten met niets anders dan de Bijbel bij zich. Zonder dat zij voedsel en kleding kregen. De verheerlijking 'Gods ook in het aards beroep, de erkenning van Zijn soevereiniteit in het menselijk bedrijf is dan ook een gedachte, welke door geen der reformatoren zo zeer op de voorgrond is gesteld als juist door de hervormer van Geneve. Voor de bedelarij was dus in Geneve geen plaats. Wie zich daaraan schuldig maakte, werd gestraft, daar leegloperij en luiheid als een zonde tegen God en als een maatschappelijk euvel moesten worden beschouwd. Gebeurde het dat er niet voldoende werkgelegenheid was, dan bleef de overheid niet werkeloos toezien, maar werden maatregelegen beraamd om werkgelegenheid te bieden. Aan Calvijn werd dan verzocht zich hierover te wUlen beraden en plannen te wülen beramen om nieuwe bronnen van bestaan te verkrijgen. Zo werd b.v. op zijn advies degrondslag gel^d voor een bloeiende fluweelen lakenindustrie; waardoor Geneve tot grote bloei kwEtm.

Die bloei werd ook in geen geringe mate bevorderd door het feit, dat het Calvijn is geweest, die het geoorloofde van het vragen en nemen van rente krachtig heeft bepleit. In dit opzicht zou Calvijn progressief genoemd kunnen worden. In zijn tijd toch stond men in het algemeen beslist afwijzend tegenover het nemen van rente. Men vond dit een onchristelijke en minder eervolle daad. Vanzelfsprekend moest het volgens Calvijn matige rente zijn en geen woeker. Het nemen van woekergeld vond ook in hem een geducht bestrijder, terwijl ook het eisen van rente van armen door hem ontoelaatbaar werd geacht. Een matige rente van ten hoogstezes procent vond in Calvijn echter een warm verdediger. Hierin was hij dus zijn tijd ver vooruit. Volgens het roomsekanonieke recht toch was het nemen van rente een verboden zaak. Reeds verscheidene kerkvaders hadden er hun afkeuring over uitgesproken zoals Ambrosius, Chrysostomus en Augustinus. En dat niet aUeen in zake woeker, maar ook als het ging om een matige rente. Gold het renteverbod aanvankelijk meer voor de geestelijken, in 1443 deed paus Leo een uitspraak, welke een algemeen renteverbod inhield. Nadien spraken kerkvergaderingen meermalen sterke veroordeling over de rente uit, evenals dit later door pausen werd gedaan. Het is dan ook een uitgemaakte zaak, dat de pauselijke wetgeving Op derente in de 12e en 13e eeuw haar hoogtepunt bereikte. Dit hield nauw verband hiermede, dat met de opkomst der steden in de 12e eeuw ook handel en verkeer meer begonnen toe te nemen. Ook de herleving van het Romeinse recht, dat geen renteverbod kende, werkte er toe mede, dat van kerkelijke zijde al het mogelijke werd gedaan om het renteverbod te handhaven. Herhaaldelijk werden daartoe met banvloek en straf de overtreders gedreigd. Zo bedreigde paus Alexander III hen, die het renteverbod overtraden met een drietal straffen, namelijk excommunicatie, het niet-ontvangen van een kerkelijke begrafenis en het verbod om schenkingen te maken. Ook moest de rente worden teruggegeven aan hen van wie men ze aangenomen had, of anders aan hun erfgenamen, en indien deze er niet waren, aan de armen. Voorts moesten bezittingen, welke men

uit de opbrengst der rente verkr^en had, worden verkocht. Ook indien de rente geheel vrijwillig gegeven was, dus zonder dat er een overeenkomst was aangegaan, moest teruggave plaats hebben. In de 13e eeuw werd het renteverbod andermaal bekrachtigd. Aan de Joden trachtte men het nemen van rente onmogelijk te maken door de leden der kerk, die op enige wijze met hen in verbinding stonden, met de ban te bedreigen. Later in de 14e eeuw werd de strijd tegen de rente nog heviger. Geen wet of rechterlijke uitspraak mocht met het renteverbod, dat tot een dogma geworden was, in strijd zijn. Had tot nog toe vrijwel alleen de geestelijkheid voor dit verbod geijverd, nu traden ook gezaghebbende juristen er voor in het krijt. Het gevolg was, dat het koopcontract geheel in het teken van het renteverbod kwam te staan. Het werd bijvoorbeeld niet toegelaten een hogere prijs te bedingen voor goederen, omdat ze niet direkt, maar later betaald werden. Door een dergelijke maatregel werd de koop op krediet en op levering feitelijk geheel onmogelijk gemaakt, daar de tijd niet de minste invloed op de prijs mocht uitoefenen. Wij gaan vanzelfsprekend op deze kwestie niet verder in, ook niet op de wijze waarop men aan het renteverbod trachtte te ontkomen, het was slechts ons doel om een indruk ervan te geven hoe zeer het renteverbod het maatschappelijk leven in de dagen van Calvijn beheerste en welk een baanbrekend werk door hem werd verricht door zich met alle macht tegen dit verbod te verklaren. Hij ging hiermede toch tegen de tijdgeest in, tegen wat Rome's kerk van oude tijden af had geleerd, en ook tegen Thomas van Aquino, die in één zijner werken breedvoerig over de renteheeft gehandeld en deze in navolging van Aristoteles heeft veroordeeld. Hierin onderscheidde zich Calvijn ook van Luther. Laatstgenoemde toch heeft zich ook als een sterke tegenstander van de rente doen kennen. Zwingli en Melanchton hebben zich er wel niet zo heftig over uitgelaten als Luther j maar ook zij hadden er een afkeer van. Zelfs Erasmus, één der voornaamste vertegenwoordigers der humanisten uit die tijd, heeft zich nimmer tegen het renteverbod verklaard. Zonder bezwaar kan dan ook worden gesteld, dat het Calvijn geweest is, die de algemeen heersende, mening ten aanzien van de rente doorbroken heeft en daarmede aan handel en industrie een grote dienst heeft bewezen. Hij deed dit op verschillende plaatsen in zijn geschriften, het meest uitvoerig echter in een geschrift onder denaam: Consilium, waarin hij raad geeft aan een vriend, die hem er om had gevraagd. • Hoewel niet met alsolute zekerheid bekend is aan wie deze raad gegeven is, wordt door de uitgevers van Calvijns werken aangenomen, dat het . een zekere Sachinus is geweest. Calvijn heeft zich in dit advies zeer voorzichtig uitgedrukt. Eiierzijds was hij er op bedacht, dat de menselijke boosheid zich in onbeteugelde overmoed aan geen grezen gebonden zou achten, indien het nemen van rente onbeperkt zou worden toegestaan, anderzijds echter meende hij, dat bij onvoorwaardelijk^ afkeuring een nauwere band om de consdentiewerd gelegd dan God Zelf ooit verordend heeft. In het vervolg toont hij dan aan, dat het beroep op Bijbelteksten, waarop men het renteverbod had gegrond, geen steek houdt. Gods Woord toch verbiedt volgens Calvijn wel de woeker, maar niet het nemen van een matige rente. Hij striemde dan ook alle sofistische redeneringen, welke gebezigd werden om langs een slinkse manier toch het geld produktief te maken, zeggende, dat het lenen op rente van heel wat christelijker geest getuigt dan het sluiten van een zogenaamde rentekoop, zoals in die tijd veelvuldig werd toegepast. Ook drong hij sterk aan op het betrachten van waEurheid en gerechtigheid. Op welk een hoge waarde dit , , Consilium" werd getaxeerd, blijkt uit het feit, dat de „ American Society for Political Education" in 1884 de brief van Calvijn in de vorm van een traktaat liet verspreiden. Ook door gezaghebbende economen van latere tijd wordt met grote waardering en zelfs bewondering van Calvijns optreden tegen het renteverbod gewag gemaakt. Voor vele geestverwanten van Calvijn, diebij dehandel betrokken waren en voor wie het nemen van rente "vaak een moeilijk punt was, omdat zij er geen zekerheid over hadden of dit volgens Gods Woord wel geoorloofd was, was het een hele opluchting toen zij kennis namen van Calvijns op Gods Woord gegronde standpunt. Voor velen werd hierdoor zelfs deweg gebaand om zich in de handel te begeven.

Evenals de rente toch stond dehandel in vroegere tijden in een zeer slechte reuk. Thomas van Aquino bijvoorbeeld leerde aangaande de handel, dat deze alleen geoorloofd was wanneer de voorwerpen of produktenwerden verkocht in een andere staat dan waarin zij gekocht zijn, zodat in de prijs vergoeding voor verrichte arbeid begrepen is. De handel echter, bestaande in het kopen en onveranderd doorverkopen werd door hem op enkele uitzonderingen na, ten sterkste afgekeurd. Met Thomas van Aquino dachten alle roomse leidslieden dier dagen zo over de handel.

Calvijn daarentegen brak met deze opvatting. Wel waarschuwde hij tegen de misbruiken van de handel, maar eerlijke handel had zijn voUe goedkeuring, wat nauw verband hield met zijn Eifwijzen van het renteverbod. De nieuwe door Calvijn ontwikkelde denkbeelden in zake rente en handel kwamen Geneve zeer ten goede. Handel en nijverheid, waarin de Franse immigranten, die voor het merendeel handwerkslieden en kooplui waren, een groot aandeel hadden, kwamen er onder Gods zegen door tot grote bloei. Van overheidswege werden handel en industrie krachtig bevorderd, waarbij zowel op het rentepercentage als op de prijzen voortdurend controle werd gehouden. Wie zich van oneerhjke praktijken in het handelsverkeer bediende, werd beboet of met een zwaardere straf gestraft. Opmerkelijk is het wel, dat Calvijn, die voor Geneve zo zeer ten zegen was geweest, eerft in 1559 het burgerrecht der stad verkreeg. Tot in december van dit jaar verkeerde hij in Geneve als vreemdeling! Zelf had hij nimmer aan de Raad willen verzoeken hem het burgerrecht te verlenea Hij deed dit niet om de vijanden geen wapen in de hand te geven waardoor zij bij de vele verdachtmakingen er nog één aan zouden kunnen toevoegen. Geheel eigener beweging dus werd Calvijn door de Raad het burgerrecht geschonken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1964

De Banier | 8 Pagina's

CALVIJN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juli 1964

De Banier | 8 Pagina's