Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
Kortgeleden deelden we reeds mede, dat, het in het voornemen der regering ligt deze wet op 1 januari 1965 in werking te laten treden. VanEif deze datum mag dus niemand met een motorrijtuig op de weg komen zonder aan de verplichtingen dezer wet te hebben voldaan. Bromfietsen' vallen er op 't ogenblik nog buiten.
Elén dezer verplichtingen vindt men in artikel 21 der wet, waarin wordt bepaald, dat aan het verkeer motorrijtuigen slechts mogen deelnemen, indien de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, waartoe zij aanleiding kunnen geven, gedekt is door een verzekering, welke aan de bij en krachtens deze wet gestelde bepalingen beantwoordt.
Voorts bepaalt art. 21, dat de verplichting tot het sluiten van de verzekering rust op de eigenaar van het motorvoertuig. Indien echter een ander persoon de verzekering heeft gesloten, wordt de verplichting van de eigenaar geschorst voor de duur van de door die andere persoon gesloten overeenkomst.
Ten derde moet de verzekering worden gesloten bij een tot dat doel door de Minister van Financiën toegelaten verzekeraar. In hoofdstuk 2 dezer wet worden de vrijstellingen geregeld. Daar er onder onze lezers ongetwijfeld belangstelling zal bestaan voor de mogelijkheid van vrijstelling van de verzekeringsplicht voor gewetensbezwaarden, zullen wij ons daartoe bepalen.
Artikel 18 der wet luidt als volgt: 1. Van de verplichting tot het sluiten van een verzekering kunnen, op een daartoe aan onze Minister van Verkeer en Waterstaat gedaan verzoek, worden vrijgesteld de eigenaars van motorrijtuigen, die gemoedsbezwaren hebben tegen het sluiten van een verzekering. Het bepaalde in de tweede en derde zin van het eerste lid van artikel 17 is in dat geval van overeen- •komstige toepassing. Die tweede zin van art. 17 houdt in, dat aan de bestuurder, die vrijstelling verkregen heeft een bewijs wordt uitgereikt, waaruit van de vrijstelling blijkt. De derde zin van art. 17 kunnen we buiten beschouwing laten.
2. Het verzoek geschiedt door indiening bij onze Minister van Verkeer en Waterstaat van een door de verzoeker ondertekende verklaring, waarvan het model door onze Minister wordt vastgesteld. Uit de verklaring moet blijken, dat de verzoeker overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen elke verzekering, welke ook, en dat hij mitsdien noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd.
Artikel 19. Indien de in artikel 18 tweede lid bedoelde verklaring naar het oordeel van onze Minister van Verkeer en Waterstaat overeenkomstig de waarheid is, verleent hij de verzoeker de gevraagde vrijstelling. Hij trekt deze in, indien de gemoedsbezwaren, op grond waarvan vrijstelling is verleend, niet langer geacht kunnen worden te bestaan. Ten bewijze van de vrijstelling reikt hij voor elk van de motorrijtuigen van de vrijgestelde een bewijs uit, dat een jaar geldig is. Zolang de vrijstelling geldt, wordt het bewijs op verzoek van de vrijgestelde van jaar tot jaar vernieuwd. Het model van dit bewijs wordt vastgesteld door onze voornoemde Minister. Artikel 20. Onze Minister van Fi
nanciën stelt jaarlijks het bedrag vast, dat de verzoekers zijn verschuldigd voor het verkrijgen van het in het vorig artikel bedoelde bewijs. De procedure, die gevolgd moet wor
den voor het verkrijgen van vrijstelling blijkt o.i. duidelijk genoeg uit het hierboven vermelde artikel 18. De vrijstelling kan worden aangevraagd vanaf 1 augustus a.s. bij de Minister van Verkeer en Waterstaat. De adressering moet als volgt geschieden:
Aan Zijne Excellentie Mr. J. van Aartsen, Minister van Verkeer en Waterstaat, Den Haag.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 september 1964
De Banier | 8 Pagina's