Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oordeel van Mr. v. Heyningen over beantwoording vragen inzake brochure-Voortman

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oordeel van Mr. v. Heyningen over beantwoording vragen inzake brochure-Voortman

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van mr. Van Heyningen, advocaat en procureur te Den Haag, ontvingen wij een stuk, waarin hij in beknopte vorm zijn oordeel geeft over enkele antwoorden, welke door de ministers van Justitie en Landbouw gegeven werden op aan hen gestelde vragen over de brochure van de heer Voortman, landbouwer te Eefde gem Gorssel. Wij laten het stuk hier volgen:

De vragen van Ir. C.N. van Dis aan de Ministers van Justitie en van Landbouw over de brochure van de heer G.W. Voortman te Eefde zijn nu beantwoord.

Nu trof het, dat met name de minister van Landbouw van de zaak reeds voUedig op de hoogte was, omdat Voortman reeds jaren geleden met de heer Biesheuvel deze zaak heeft besproken. Deze was toen nog voorzitter van de ChristeUjke Boeren- en Tuindersbond, had dus toen de plicht om voor de boeren op te komen. Hij heeft toen dan ook, in aanwezigheid van een plaatseUjk bestuursUd van die bond, hulp toegezegd. Verder werd niets meer van hem vernomen, totdat dit antwoord kwam. Dat dit het laatste woord zal zijn, kan niemand, die nog geloof heeft in recht en gerechtigheid, aEtnnemen.

De antwoorden zijn rondvdt teleurstellend en verontrustend vanwege de geestesgesteldheid, die uit deze antwoorden blijkt.

Lakoniek wordt medegedeeld, dat geen enkel wettelijk voorschrift bepaalt, dat de ministeriële goedkeuringsbeschikking op de statuten van de Provinciale Gezondheidsdienst voor dieren in Gelderland slechts zou gelden indien deze tevoren was gepubliceerd. Het is een algemeen rechtsbeginsel, neergelegd o.m. in de oudste wet van ons Koninkrijk, de wet houdende algemene bepalingen der wetgeving van het Koninkrijk van 15 mei 1829, dat geen wettelijk voorschrift kan binden, indien dit niet behoorhjk is bekend gemaakt. Hoe kan de burger weten waaraan hij gebonden is, indien dit niet ondubbelzinnig vaststaat? Het is dus reeds erg genoeg, dat de Hoge Raad tot zulk een beslissing moest komen. De bewindslieden, die de vragen moesten beantwoorden, hadden wel tot uiting kunnen doen komen, dat zij het een ernstige tekortkoming in de wetgeving achtten, dat een rechterlijke uitspraak aldus moest uitvallen en dat men daarom reeds doende was om met spoed een wetswijziging te verkrijgen, in overeenstemming met voormeld algemeen rechtsbeginsel. De wetgever kan toch wel met spoed werken als het moet. Men denke slechts aan de Anti-Rem-Wet! Echter ontbreekt iedere uitlating in die zin aan het antwoord, hetgeen ronduit verontrustend kannvordenigenoemd.

Op de vraag van Ir. van Dis of het waar is, dat het hoofd van de betrokken gezondheidsdienst heeft opgemerkt, dat hij met recht niets te maken had, wordt slechts geantwoord met de mededeling, dat de betrokkene ten steUigste ontkent een opmerking als deze te hebben gemaakt. Niet bUjkt uit het antwoord, wat de ministers gedaan hebben om de waarheid te weten te komen. Gelet op het antwoord zal men wel volstaan hebben met het betrokken hoofd hiernaar te vragen. Ieder, die de heer Voortman kent, wordt getroffen door de oprechte en eerlijke indruk die hij maakt. Dat de heer Voortman zou liegen, lijkt niet waarschijnlijk. Wel zijn de gedragingen van he t hoofd van de gezondheidsdienst, zoals zij blijken uit de affaire Voortman, van die aard, dat het aannemelijk voorkomt, dathij een opmerking als in de vraag gesteld, kan hebben gemaakt Het is dan ook te betreuren, dat de bewindslieden niet verder hebben gezocht naar de waarheid.

Verder wordt gesteld, dat het niet waarschijnlijk zou zijn, dat de heer Voortman op geen enkele wijze inzage zou kunnen verkrijgen van de statuten van de provinciale gezondheidsdienst. Ook hier treft wederom de oppervlakkige vnjze van beantwoorden. Immers heeft de heer Voortman in zijn brochure uitvoerig met vermelding van feiten en data uiteengezet, dat het hem niet mogelijk was deze statuten ter inzage te verkrijgen. Hij is daartoe geweest bij de zuivelfabriek, die de voorschriften van de gezondheidsdienst mede uitvoerde, bij het hoofd van de dienst en bij de voorzitter van het bestuur van die dienst. Tenslotte is, nadat reeds vee in beslag was genomen en veroordelingen hadden plaats gevonden, een exemplaar ter tafel gekomen^ waaruit echter bleek dat de ministeriële goedkeuring op deze statuten vereist was. Verder is toen bij dat gesprek, dat onder veel getuigen plaats vond, gezegd door de voorzitter dat deze goedkeuring er nog niet was. Achteraf beweert men het tegendeel.

Dat de beantwoorders tegenover al deze gedocumenteerde mededelingen van Voortman niets stellen dan een blote ontkenning, is voldoende om in ieder geval verontrust te zijn. Met name valt op, dat de ministers niet mededelen waar deze statuten nu open­ lijk en officieel voor de veehouders ter inzage lagen. Waarom deze terughoudendheid bij het beantwoorden van deze vragen?

De heer Voortman stelt verder in zijn brochure, dat en wanneer hij op het ministerie van Landbouw is geweest en met wie hij aldaar heeft gesproken over de ministeriële goedkeuring dezer statuten. De ministers zeggen slechts, dat Voortman zich nooit tot het ministerie heeft gewend „voor zover valt na te gaan". Al wederom rijst de vraag, wat de ministers hebben gedaan om dit na te gaan. Zij hadden eenvoudig de betrokken, door de heer Voortman genoemde ambtenaren tegenover de heer Voortman kunnen stellen. Doch dit is niet gebeurd.

Eén en ander geeft grond om te vrezen, dat de heer Voortman gelijk heeft. En dit is erg. Omdat dan blijkt, dat inderdaad de ergerlijkste onrechtvaardigheden in Nederland mogeUjk zijn en dat de verantwoordeUjke bewindslieden nalaten hier kraditig in te grijpen.

L. van Heijningen

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1964

De Banier | 8 Pagina's

Oordeel van Mr. v. Heyningen over beantwoording vragen inzake brochure-Voortman

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1964

De Banier | 8 Pagina's