Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden? Markus 10 : 26.

Doch dan gaat Christus verder en geeft hem antwoord op zijn vraag. Het is een voor de joden zeer bekend antwoord. „Hij zegt hem: „Gij weet de geboden". Hij wijst hem op het aloude: , , doe dat en gij zult leven!" Tevens noemt Christus enkele van die geboden op: , , Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen vals getuigenis geven; gij zult niemand tekort doen; eer uw vader en uw moeder".

De geboden, die Christus hier opnoemt zijn de meest overtreden geboden door mensen, die in de positie verkeren van deze rijke jongeling. De zonden van de jonkheid en van de rijkdom bestaan immers in de overtreding van deze geboden. Men doet dan zo dikwijls iemand tekort. Een voorname positie zoals hij bekleedde, kan er zo toe leiden het recht door vals getuigenis naar eigen voordeel te buigen. En hoeveel rijken en voornamen is het te verachtelijk geworden nog aan hun eenvoudige ouders te denken?

En wat zal hier deze jongeling op antwoorden? Zal hij aan Jezus' voeten neervallen en roepen: „Wees mij arme zondaar genadig"? Nee! Hij antwoordde Hem; „Meester, al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af'. We zouden haast roepen: hoe durft hij dit te zeggen! Dit kan toch niet? Deze jongeling meent met de eis van de wet al lang klaar te zijn. Hij meent al de geboden onderhouden te hebben. Nee, dat stuit op teveel tegenstand om het te geloven. En toch is het niet maar een vroom gezegde geweest van deze jonge man, want dan lezen we: „En Jezus hem aanziende, beminde hem". Christus beminde hem. Hij beminde hem als mens om zijn uitwendige levenswandel. Het woord in de grondtekst wijst op „vriendschap", op „toegenegenheid". Christus gevoelde dus toegenegenheid tot deze jonge man. En wel vanwege zijn onberispelijke levenswandel.

Het was dus waar, wat deze rijke jongeUng had gezegd. Hij had werkelijk alle geboden onderhouden van zijn jeugd af aan. Daarom beminde hem Christus. Hier leren we, dat een uitwendige wandel naar Gods geboden de Heere aangenaam is. Zo'n wandel wil God zegenen en heeft Zijn hoge goedkeuring. Nu na dit alles gezien te hebben zal wel niemand onzer meer lust hebben zich met deze jongeling te vergelijken. Zo stipt, zo nauwgezet, nee die zal zeker zahg worden.

Hier schijnt niets meer aan te ontbre­ ken. Doch, zo lezen we, Jezus zeide tot hem: „Eén ding ontbreekt u!" Christus achtte hem dus niet volmaakt. Eén ding ontbrak er nog aan. We zouden zeggen: dat is toch niet veel. Maar geliefde lezer, laten we niet vergeten, dat het hier gaat over eeuwig wel of eeuwig wee.

Denk in deze eens aan koning Agrippa. Hij was bijna een christen, maar is er toch buiten gevallen.

En wat ontbrak dan deze jongeman nog? Nu, dit wilde de Heere Jezus ontdekken. Hij zou het openlijk aan het licht brengen wat deze jongeling ontbrak. Daarom zeide hij tot hem: „Ga henen, verkoop alles wat ge hebt en geef het de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op en volg Mij". Er werd hem een proef voorgelegd of hij nu werkeUjk God lief had boven alles. Een keuze werd van hem gevraagd tugsen Christus en zijn goederen.

En wat was het resultaat? Markus deelt ons mede: „Maar hij treurig geworden zijnde over dat woord, ging bedroefd weg; want hij had vele goederen".

Nu bleek wat of hij miste. Het ene ding, waarover de Heere Jezus had gesproken, dat hij nog miste, was de liefde. De waarachtige vernieuwing des harten, waarin God Zijn liefde uitstort in het hart, werd doorhem gemist. Dit nu had de Heere Jezus reeds eerder gezien.

Het huis leek zo mooi, maar het was op een zandgrond gebouwd. Hij was onrustig; viel aan de voeten van Christus; was bekommerd over het hiernamaals, maar miste toch één ding, ja miste alles!

Reeds eerder zeiden wij u, had Christus dit gezien. En waar Hij ons er op attent gemaakt heeft, kunnen wij het nu terugziende ook bemerken. Want waarover ging nu eigenlijk zijn bekommernis?

Wel, over het eeuwige leven. Hij vroeg immers: , , Goede Meester, wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve? " Hij vroeg naar de hemel en was dus een hemelzoeker. Hij vroeg niet naar God. Hij riep niet: hoe kom ik ooit met God verzoend; hoe ooit hersteld in Zijn gunst en gemeenschap? Nee, zijn bekommernis ging uitsluitend over het eeuwige leven . Er was geen droefheid naar God, geen heimwee naar Gods gemeenschap.

Eén ding ontbreekt u! O, laten we ons toch eerlijk hieraan toetsen. Er kan zoveel zijn, terwijl toch nog alles wordt gemist. Er kan angst zijn voor de dood; vrees voor de straf; onrust over het eeuwige leven, maar één ding ontbreekt u, zeide Christus tot hem. Hij miste de ware liefde tot God. Die immers vindt ge juist in de door God levend gemaakte zondaar. Het is zulken om God te doen. Ze zijn God kwijt en kunnen hem toch niet missen. Met David roepen ze het uit: , , Gelijk een hert schreeuwt naar de waterstromen, alzo schreeuwt mijn ziel tot U, o God!"

Verder kende deze overste der synagoge de wet niet. Ja maar, zegt ge, dan was deze man toch nooit zo jong overste geworden?

Inderdaad, de letter der wet kende hij als geen ander, maar de geestelijkheid der wet kende hij helemaal niet. Want als hij daarvan iets gekend had, had hij niet zoals Mattheus ons mededeelt, gezegd: „Wat ontbreekt mij nog? "

Nee, dan had hij de Heere Jezus geant-' woord: „Voor de daden heeft de Heere mij genadiglijk willen bewaren, maar in mijn hart heb ik al deze geboden overtreden! Hij had nedervaUende aan Zijn voeten geroepen: , , 0, God wees mij zondaar genadig!"

Als immers de wet levend wordt, dan zegt ons Paulus: toen ben ik gestorven. Gods kerk leert op zo'n vraag antwoorden: „Ik heb tegen U o Heer', zwaar en menigmaal misdreven".

Ze gaan gebukt onder hun last van zonden en plagen over de aarde. Al Uw geboden overtreden, en niet één van dezelve gehouden. De wet doet dezulken niet anders dan vloeken en veroordelen.

Tenslotte zien we nog een zeer belangrijk ding wat hij bleek te missen. Hij .kon nameUjk niet kiezen tussen de Heere Jezus en zijn goederen. Hij kon zijn vele goederen niet loslaten terwille van de Heere Jezus. De aardse schat trok hem meer dan de hemelse schat, die Christus in het vooruitzicht stelde. Hoe velen zijn in deze hem gelijk. Half God en half de wereld dienen trekt ons nog wel aan, maar met de wereld breken, nee dat is te veel van ons geVraagd.

Dan gaan velen gelijk Orpa slechts mee tot aan de grens. Als het op een keuze aankomt, zelfs met haar terug gaan naar Moab.

Hoe geheel anders wordt het als God in onze harten met Zijn Geest werkt. Dan wordt met Mozes uitgeroepen liever de smaadheid van Christus te hebben, dan alle schatten van Egypteland.

Een onvoorwaardeHjke keuze wordt dan gedaan. Met David uitgeroepen: „Eén ding heb ik van de Heere begeerd, dat zal ik zoeken; dat ik al de dagen mijns levens mag wonen in het huis des Heeren, om de lieflijkheid des Heeren te onderzoeken in Zijn tempel".

Eén ding ontbrak hem dus. Wij zien dit veelal niet, waar wij aanzien hetgeen voor ogen is. Maar Christus zag het en zeide: één ding ontbreekt u!

Utrecht

Ds. C. Harinck.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1964

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 1964

De Banier | 8 Pagina's