Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kabinetsformatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kabinetsformatie

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat de drie fractievoorzitters, de heren Schmelzer (K.V.P.), Vondeling (P.v.d.A.) en Smallenbroek (A.R.P.) van hun partijbesturen de goedkeuring hadden ontvangen op het door hen gevoerde bdeid inzake het concept-regeringsprogram, kon de heer Cals met de drie genoemde heren in het begin der vorige week aan dit program de laatste hand gaan leggen. Moeilijkheden hebben zich daarbij niet voorgedaan, althans niet in die mate, dat er stagnatie kwam in de gang van zaken.

Dezelfde dag kon alzo nog een aanvang worden gemaakt met het bespreken van de volgende fase, nameUjk het verdden der zetels, het eventued uitbreiden van het aantal ministers en departementen en de voor een ministersfunctie in aanmerking komende personen.

Al spoedig bledi echter, dat deze besprdcingen niet zulk een vlot verloop hadden als bij die van de vorige fasen het geval was. Wat wij reeds eerder hadden voorspeld, wat te verwachten was, begon in deze fase pas goed het zogenoemde touwtrekken. Allereerst ging het om de vraag hoeveel zetels aan dk der drie partijen zou worden toegekend. Volgens de pers zou aanvankeUjk een accoord zijn bereikt over een zdelverdeüng van 5 voor de K.V.P , 5 voor de P.v.d.A. en 3 voor de A.R.P. Wanneer men echter het aantal Kamerleden der drie hierbij betrokken fracties bezid dan kan niet worden ontkend, dat de A.R.P dan ruimschoots bedeeld zou zijn, te ruim zelfs. Vasthoudend aan het aantal ministers van 13, zoals het onder de heer Marijnen was, dan zou deA.R.P. slechts recht kunnen laten gdden op hoogstens 2 ministers. Wanneer de

A.R.P. bij een gdijkbUjvend aantal ministers zich desniettemin drie ministerzetels zou zien toegewezen, zou dit als een grote tegemoetkoming van de heer Cals en de K.V.P.-fractiemoeten worden gezien. Een bdoning voor hetfdt dat de A.R.P. aan de kabinetsformatie deelneemt en hiermede de K.V.P. de onaangename situatie bespaart om alleen met de P.v.d.A. in zee te moeten gaan. Terwijl wij dit schrijven, is echter nog niet met zekerheid bekend of de samenstelling van het te vormen kabinet inderdaad èen verhouding van 5, 5, 3 te zien zal geven. Het zou niet onmogelijk zijn als van de zijde der K.V.P. alsnog de eis werd gesteld, dat men nid 5 maar 6 zetels wenst te bezetten. Of, de K.V.P. met die eis zou komen, aldus verluidde het zou gehed afhangen van de vraag of de vijf voor de K.V.P. bestemde zetds van voldoende gewicht zouden zijn.

Een moeilijker kwestie was aan wie de diverse departementen moesten worden toegekend. Vast scheen wel te staan, dat de ministers van Ddensie, van Volkshuisvesting en van Landbouw uit hdkabinet-Marijnen zouden overgaan naar het kabinet volgens de formatie van de heer Cals. Dit betrof dus de heren De Jong, Bogaers en Biesheuvel. Hiermede wilde de P.v.d.A. blijkbaai: wd genoegen nemen, zodat hierover geen verschil van mening behodde te ontstaan. Anders stond het echter met de overige departementen. Blijkbaar wUde men van. K.V.P. zijde de rooms-katholieke ministers uit het kabinet-Marij nen zo ved mogelijk op hun plaats laten zitten Dit bdrof derhalve de ministers Luns (Buitailandse Zaken), Veldkamp (Sociale Zaken) en Bot (Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen), al zou het wat minister Bot aanging wel moeilijk worden wanneer de K.V.P. niet zes, maar vijf ministers zou krijgen. Wanneer toch de heer Cals zelif minister-president zou wordenj zouden er zonder de heer Bot reeds vijf roomskatholieke ministers zijn.

De resterende departementen zouden dan voorts moeten worden verdeeld tussen de P.v.d.A. en de A.RP. Daar de heer Smallenbroek reeds kenbaar had gemaakt dat de A. R.P. geen aanspraak maakte op de departementen van Financiën en tk-'onomische Zaken zouden deze dus voor rekening van de P.v.d.A. moeten komen. ,

Hiertegen scheen bij een deel der K.V.P. echter nogal bezwaar te bestaan, daar dan de P.v.d.A. overtwee zeer belangrijke departementen zou krijgen te beschikken, met het gevaar dat het financieel-economisch beleid een andere richting zou worden uitgestuurd dan gewenst zou zijn De voorzitter der K.V.P., het Kamerlid mr. Aalberse, toch had reeds kort nadat het kabinet-Marijnen zijn ontslag had aangeboden, in een rede verklaard, dat wat er ook voor een kabinet zou komen, het beleid van het kabinet-Marijnen, waarmede inzonderheid het financieel-economische werd bedoeld, diende te worden voortgezet.

Opmerkelijk was het echter, dat de heer Vondeling niet kwam met de eis, dat zijn partij behalve I'k, 'onomische Zaken ook Financien wenste te hebben. Hij kwam met een geheel andere eis, namelijk deze, dat Buitenlandse Zaken aan de P.v.d.A. behoorde te worden toegewezen. Zelfs zou zijn fractie er op gestaan hebben, dat de heer Vondeling zelf minister van Buitenlandse Zaken zou worden.

Hierdoor werd de K.V.P. fractie voor een zeer moeilijke beslissing gesteld. Het viel haar om meer dan één reden zwaar om de heer Luns te laten vallen. Ten eerste omdat hij over een jarenlange ervaring als minister van Buitenlandse Zaken beschikt. Ten tweede omdat er uit de kringen der K.V.P., vooral van de zijde der jongeren, sterke aandrang op de fractie was uitgeoefend om de heer Luns te behouden. Voorts speelde nog een andere kwestie hierbij een rol. Het is namelijk bekend, dat minister Luns steeds president De Gaulle van Frankrijk de voet heeft dwarsgezet door niet te willen buigen voor het plan-De Gaulle inzake het vormen van een l'^uropese politieke Unie. Tijdens de kabinetskrisis nu verschenen in Franse kranten artikelen, waarin duidelijk tot uiting kwam, dat het maar het beste zou zijn wanneer minister Luns niet zou terugkeren in het nieuwe kabinet. In deze suggesties zag men hier te lande de invloed van president De Gaulle, zodat het laten vallen van de heer Luns door de K.V.P. deindruk zou kunnen wekken alsof men aan de wens van De Gaulle tegemoet wilde komen.

4-Met het oog op de zoeven genoemde factoren heeft de K.V.P. fractie toen besloten om de heer Luns in geen gevfü te laten vallen ten behoeve van de P.v.d.A. Hiervan was echter het gevolg, dat I'ionomische Zaken en Financien aan deze partij ten deel vielen. De vraag zou zich hierbij kunnen voordoen oi het wel serieus gemeend was van de heer Vondeling en zijn fractie om Buitenlandse Zaken voor zich op te dsen en dat de heer Vondeling zdf minister van Buitenlandse Zaken zou worden? Of diende deze eis om een sterke onderhandelingspositie in te nemen met het doel behalve Kconomische Zaken ook Financiën te kunnen bezetten? Het was namelijk ook de heer Vondeling en zijn fractie toch zeer goed bekend, dat de K.V.P. hoge prijs stelde op het behoud van de heer Luns. Hoe dit echter moge zijn, het staat — terwijl wij dit schrijven — wel vast, dat de P.v.d.A. de twee genoemde zware departementen toegewezen krijgt en dat de heer Vondeling behalve minister van Financiën ook nog vice-minister-president wordt. Onder het kabinet-Marijnen was minister Biesheuvel vice-minister-president, maar aangezien de heer C^als niet één , maar twee vice-premiers wilde hebben, blijft de heer Biesheuvel zijn functie van vice-minister-president behouden. Tevens blijft hij het beheer houden Over het departement van Landbouw en Visserij, dat thans ook in de financieel-economische sector sterk meespreekt. Het financieel-economisch beleid zal derhalve mede door hem en door de minister van Volkshuisvesting (Bogaers) en van Sociale Zaken (Veldkamp) nauwlettend gevolgd moeten worden, wat als een garanüe wordt beschouwd tegen socialistische overmacht. Dat het financieel-economisch beleid aan het nieuwe kabinet zware eisen zal stellen, ligt voor de hand. Het regeringsprogram van de heer Cals wijst nu reeds op een verhoging der uitgaven van 400 miljoen gulden, waartegenover een verhoging van belasting van 70 miljoen staat. Het ziet er dan ook naar uit, dat het bij de aangekondigde belastingverhogingen niet zal blijven. Het zou ook in ons land wel eens kunnen gaan als thans in ? ]ngeland, alwaar de Labourregering de vorige week sterke belasüngverzwaring heeft aangekondigd. In Engeland heeft deze regering wel de steun van een meei'derheidspartij, die te vergelijken is met de Partij van de Arbeid hier te lande, maar het is nog zeer de vraag of de niet-socialistische ministers in het kabinet-(-als de nodige weerstand zullen bieden tegen de eisen van hun rode collega's.

Het departement van Binnenlandse Zaken heeft blijkbaar geen moeilijkheden opgeleverd. Van meet af aan werd hiervoor de heer Smallenbroek (A.K.) genoemd. Zou hij inderdaad minister worden, dan zal de A.R. fractie dus een nieuwe voorzitter moeten kiezen.

Over het departement van Maatschap»pelijk Werk, dat het laatst door een liberale vrouwelijke minister werd beheerd, werden de vorige week in de pers berichten gelanceerd, welke inhielden, dat dit departement ee n uitbreiding zou ondergaan. Dit departement werd destijds ingesteld alleen om de K.V.P. nog een minister te kunnen bezorgen. Het heeft honderden miljoenen gekost, maar het bleef steeds een onvolwaardig departement. Thans zijn er plannen gerezen om enkele afdelingen van het departement van O., K. en W. over te hevelen naar Maatschappelijk Werk, waardoor dit departement meer inhoud zou krijgen. Met het oogop deze plannen voerde de formateur, de heer Cals, de vorige week besprekingen met de oud-president van de Hoge Raad en oud-minister van Justitie, de heer J. Donner, die voorzitter is van de commissie, welke verleden jaar met het oog op een nieuwe departementale indeling werd ingesteld. Volgens mededelingen in de pers zou het resultaat van deze besprekingen zijn geweest, dat de afdelingen recreatie, sport, volksontwikkeling, alsmede kunsten, radio en televisie, van het departement van O., K. en W. bij dat van Maatschappelijk Werk zullen worden ondergebracht. Het vernieuwde departement zou dan de naam krijgen van het Ministerie van Culturele en Maatschappelijke Zaken of iets dergelijks. Volgens de laatste mededelingen zou dit departement dan ook aan de P.v.d.A. worden toegewezen.

Over het lot van de staatssecretarissen was tot voor kort in de pers niet veel vermeld. Alleen dat zij met de ministers hun ontslag hadden moeten aanbieden, maar veel meer ook niet. Er werd echter vrij algemeen verwacht, dat er voor de staatssecretarissen, die tot de V.V.D. en C.H.U. behoorden, geen plaats meer zou zijn in het nieuwe kabinet, omdat de V.V.D. en de C.H.U. , , uit de boot waren gevallen".

Toch schijnt ook hierbij op de regel een uitzondering te zullen worden gemaakt. Het is namelijk zo gesteld, dat minister de Jong van Defensie zijn staatssecretaris van de landmacht, de ex-generaal Haex en die van de luchtmacht, de heer Den Toom, wenste te behouden met het oog op de aan de gang zijnde reorganisatie bij de weermacht, welke nog jaren lang in beslag zal nemen. De heer Haex is echter lid der C. H. U. en de heer Den Toom van de V.V.D. Het is dus, terwijl wij dit schrijven, nog helemaal niet zeker, dat aan het verlangen van minister De Jong zal worden voldaan. De K.V.P. en A.R fracties zullen hiertegen wel geen bezwaar maken, maar van de P.v.d.A fractie is het bekend, dat zij ook met betrekking tot de staatssecretarissen prijs stelt op politieke figuren. Of deze voor de desbetreffende functies al bekwaam zijn, komt er voor de P.v.d.A. blijkbaar minder op aan. De ervaring heeft echter geleerd wat er van terecht komt als men op een post, waarbij het zo zeer op militairtechnische kennis en ervaring aankomt, een politieke figuur inzet. De heer van Kranenburg (P.v.d.A.) was destijds zulk een figuur, maar heleind was, dat hij het veld moest ruimen. Bovendien is het de vraag of minister de Jong zal willen aanblijven wanneer men twee poliüeke figuren als staatssecretarissen onder hem wil plaatsen. Later bleek dat de P.v.d.A. fractie voornamelijk bezwaar maakt tegen het aanblijven van de heer Den Toom (V.V.D.).

Wat voorts de staatssecretaris van Financiën betreft, de heer van den Berge, deze behoort niet tot een politieke partij. Hij is wat men noemt een neutrale figuur, die ook onder minister Van de Kieft (P.v.d.A.) in het kabinet Drees van 1953 tot 1956 staatssecretaris is geweest en daarna onder de ministers Zijlstra en Witteveen. Of hij echter zal terugkeren in het nieuwe kabinet dient te worden afgewacht. Onder minister Hofstra was hij geen staatssecretaris. De heer Hofstra was namelijk zelf op belasünggebied zeer deskundig, zodat hij het zonder staatssecretaris kon doen.

Inzake de staatssecretaris van I? ]conomische Zaken, de heer Bakker, werd de vorige week in de pers gemeld dat hij, hoewel lid der A.R.P. zijnde en het hem aan bekwaamheid niet ontbreekt, toch wel niet in het nieuwe kabinet zal terugkeren. Naar het schijnt is hij bij de middenstand geen geziene figuur, wat wd zijn oorzaak o.m. zal hebben in de kwestie der verticale prijsbinding, zodat men hem blijkbaar met het oog op het winnen van het vertrouwen van de middenstand, kwijt wil.

Inmiddels wisten de ochtendbladen van de vorige wede donderdag al aan te geven hoe de samenstdling van het nieuwe kabinet er vermoeddijk zou uitzien, hoewel er onderling enkele verschillen in de berichten voorkwamen. Het ene blad gaf bijv. als minister van Verkeer en Waterstaat op de heer Suurhof, het andere de heer Posthumus, die beiden tot de P.v.d.A. behoren. Voor het departement van Culturde en Maatschappdijke Zaken werd genoemd het vroegere Kamerlid van de P.v.d.A., die sedert enige jarenwethouden van Den Haag is, de heer Vrolijk. Voor Economische Zaken werd de heer Den Uijl genoemd, die pok oud-Kamerlid is van de P.v.d.A. en thans wethouder van Amsterdam.

Hoewel de samenstdling nog niet officiëd vaststond, vermddde de pers de navolgende namen van ministers met de hun toegedachte departementen: Mr. Cals (K.V.P.): Minister-President. Mr. Luns (K.V.P.): Buitenlandse Zaken. Dr. Vddkamp (K.V.P.): Sodale Zaken en Volksgezondhdd. Drs. Bogaers (K.V. P.): Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. P.J.S. de Jong (K.V.P.): Defensie. Dr. Ir. Vondding (P.v.d.A.): Finan ciën en vice-minister-president. Drs. denUijl(P.v.d.A.): Economisdie Zaken. J. Suurhof (P.v.d.A.): Verkeer en Waterstaat, Mr. Vrolijk (P.v.d.A. : : Culturele en Maatschappdijke Zaken. Prof. Mr. Samkalden (P.v.d.A.): Justitie. Mr. Biesheuvd (A.R.): Landbouw en Visserij en vice-minister-president. J. Smallenbroek (A.R.): Binnenlandse Zaken. Prof. Diepenhorst (A.R.)(? ): Onderwijs en Wetenschappen.

Wat wel verwacht kon worden, is geschied. De K.V.P. wilde er een zesde zetd bij hebben, evenals zij in het kabinet-Marijnen ook over 6 zetds beschikte. Voor de zesde zetd werd de demissionaire minister van O., K.W. genoemd, de heer Bot. Hij zou dan minister zonder portefeuille worden en bdast worden met de afdding ontwikkdingshulp, dat onder Buitenlandse Zaken ressorteert. In 1963 was hiervoor een staatssecretaris benoemd, de heer Diepenhorst, die echter zijn functie moest prijsgeven omdat hij tot de C. H. U. behoort.

Het hing dus van de heer Luns af of hij er in kon bewilligen een onderded van zijn departement onder de hoede te stellen van de heer Bot Hiertoe had een langdurig onderhoud plaats tussen de heren Cals en Luns, waarvan verwacht kon worden, dat de heer Luns met de benoeming van de her Hot tot minister zonder portefeuille accoord zou gaan. Dat dit ook metterdaad het geval was, bleek wd daaruit, dat terwijl de K.V.P. fractie nog vergaderde om door haar voorzitter over het verloop van zakenteworden voorgelicht, de formateur zich met een helicopter naar Soestdijk liet brengen om de Koningin verslag uit te brengen. Het was namelijk zo ver gekomen, dat tenslotte ook prof. Diepenhorst (A.R.) er in bewilligd had om het departement van Onderwijs en Wetenschap­ pen te aanvaarden. Van de overige hierboven genoemden had de heer Cals reeds eerder vernomen, dat zij de benoeming aannamen.

Maandag 12 april zou de formateur met alle benoemde ministers om half elf een vergadering hebben om met hen het regeringsprogram te bespreken. Wanneer alles naar wens verloopt, zouden de ministers dan dinsdag of woensdag door H.M. de Koningin beëdigd kunnen worden.

Zeer waarschijnlijk zal dan na Pasen door de Minister-I'resident een regeringsverklaring worden afgelegd, waarover door de Kamer kan worden gedebatteerd.

Wat voor vorige jaren gold, gddt voor onze tijd nog even goed. Herhaalddijk valt ook nu nog te constateren, dat van de redevoeringen der S.G.P.-Kamerleden in de pers óf hdemaal niets, óf zeer weinig wordt vermdd, zodat meermalen is gebleken dat men in sommige dden van ons land van het bestaan der S.G.P. niets af wist. Daarom kan het niet genoeg op het hart van de besturen der kiesverenigingen worden gedrukt om toch sdles in het werk te stdlen voor , , De Banier" zoved mogdijk abonnees te verwerven. Het werk, dat door de penningmeester der partij hiertoe wordt .verricht kan dan ook niet genoeg worden gewaardeerd en aangemoedigd, daar ook ten deze van toepassing is het bekende gezegde: onbekend maakt onbemind.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1965

De Banier | 8 Pagina's

De kabinetsformatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 april 1965

De Banier | 8 Pagina's