Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hitsen uit de Regeringsverklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hitsen uit de Regeringsverklaring

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals wij de vorige week reeds vermeldden, is het vanwege haar uitgebreidheid niet mogelijk om de door de Minister-President, de heer Cals, uitgesproken Regeringsverklaring geheel in De Banier op te nemen. Wij volstaan daarom met er enkele flitsen uit te vermelden, waarbij wij de eerste twee hoofdstukken geheel zullen laten liggen. Deze toch hebben betrekking op het afgetreden kabinet en op de procedure van de kabinetsformatie, waarbij eerst heel in het kort wordt stilgestaan bij de informatiewerkzaam heden van de heer Schmelzer, welke op een mislukking uitliepen, en voorts bij de besprekingen, welke door de heer Cals met de fractievoorzitters eerst van de PvdA, de VVD, de AR en de C H, daarna alleen met die van de PvdA en, de A R werden gevoerd, wat tenslotte er toe leidde, dat de VVD en de CH „uit de boot vielen" en een kabinet tot stand kwam van KVP, PvdA en ARP.

Het derde hoofdstuk handelt over de

Grondslagen van het regeringsbeleid

Dit kopje zou geschikt kunnen zijn onze nieuwsgierigheid op te wekken, indien wij althans enigermate konden verwachten, dat dit kabinet wat de grondslag van het beleid betreft, van plan is een algehele wijziging in de tot nu toe aanvaarde grondslag aan te brengen. Bij het kennisnemen van de inhoud wordt men echter al spoedig gewaar, dat er van een gunstige, voor ons verblijdende omkeer geen sprake is. Wij lezen toch aangaande de grondslagen vanhet regeringsbeleid in de Regeringsverklaring het volgende:

Mijnheer de Voorzitter! Ons gehele staatsbestel en politieke leven zijn getekend door de democratie. Deze beheerst de verhouding tussen het Staatshoofd en de raadslieden van de Kroon, tussen de Staten-Generaal en de ministers. De idee der democratie is bepalend voor de plaats, de rechten en de plichten van het parlement als vertegenwoordiging van het gehele volk. Zij vraagt ook een blijvende beïnvloeding van en medewerking aan het staatsbestuur door het volk. Democratie wil — naar de nog immer actuele omschrijving die Struycken ervan gaf — zeggen „dat üi de bepahng van den inhoud van het recht en de richting van het staatsbeleid de overtuiging, het streven, de wil der rechtgenooten zelf de doorslag geeft". In deze geest wil het thans opgetreden kabinet zijn beleid voeren. Dat wil zeggen, dat dit beleid gedragen zal worden door de geestelijke waarden, die in ons volk leven en die in christendom en himianisme tot uiting komen. Dat wil ook zeggen, dat wij willen bevorderen, dat over de gehele linie en op alle terreinen van het politieke, economische, sociale en culturele leven een gezonde volksinvloed werkzaam kan zijn. Dat wij daarbij zeer in het bijzonder aandacht zullen geven aan vernieuwingen, die vanuit de volksvertegenwoordiging naar voren komen, behoeft geen betoog.

Hoezeer wij ons ook bewust zijn van de korte zittingsperiode van dit kabinet, wij achten het toch onze plicht ons beleid te voeren in perspectief op dieper ingrijpende hervormingen welke, naar onze overtuiging, in de komende jaren in toenemende mate de aandacht zullen vragen. De voorbereidingenvoor een algehele grondwetsherziening zullen met kracht worden voortgezet. Gij zult er echter begrip voor hebben, mijnheer de Voorzitter, dat ik ten einde deze regeringsverklaring niet te lang te doen worden, daar thans niet verder op in ga. Wel wü ik als onze overtuiging geven, dat het in onze dagen hard nodig is ons voortdurend te bezinnen op het wezen der democratie en ons beleid dienovereenkomstig tebepalen. Bij verschillende afzonderlijke punten van het regeringsprogram zal ik de gelegenheid hebben dit concreet toe te lichten. Wij hebben getracht dat programma zo op te stellen, dat het de burgers werkelijk in staat stelt vrijelijk hun aandeel en verantwoordelijkheid te nemen in heel ons politieke en maatschappelijke leven. In vrijheid, maar uiteraard niet in ongebondenheid.

Men ziet uit het bovenstaande, dat er inderdaad van een ombuiging van het regeringsbeleid in de richting, zoals dit behoorde, geen sprake is. Er blijkt wel uit een aanpassing bij de bestaande toestand, waarbij niet Gods Woord tot richtsnoer wordt gesteld maar uitsluitend de overtuiging, het streven en de wU van het volk. Nu is SGP zeker niet voor een dictatoriale regeringsvorm. Haar beginselprogram spreekt ten deze duidelijke taal, wanneer daarin in artikel 11 wordt gesteld, dat de overheid haar ambt uitoefent onder medewerking van het volk. Dit mag echter niet zo worden opgevat, dat de regering in plaats van bij de gratie Gods, bij de gratie van het volk regeert en derhalve alles maar moet toelaten en ten uitvoer brengen wat het volk wil. Neen, zij behoort wel degelijk rekening te houden met Gods Woord en Wet. Deze behoren haar in het regeringsbeleid tot richtsnoer te strekken.

In de regeringsverklaring echter wordt er wel van gewaagd, dat het beleid gedragen zal worden door de geestelijke waarden, die in ons volk leven en die in christendom en humanisme tot uiting komen, maar dit is wel een zeer wankele grondslag. Ten eerste wordt er onder christendom tegenwoordig heel wat begrepen, dat de toets van Gods Woord niet kan doorstaan en niet meer is dan een vernisje. Zelfs vrijziimigen, die de Godheid van Christus en Zijn verzoenend lijden en sterven loochenen en voorts in de Bijbel niet veel meer zien dan een fabdboek, worden onder het christendom geschaard. Bij Rome worden de uitspraken van de paus en de leer der Kerk boven Gods Woord gesteld, zodat om maar iets te noemen, als men op zondag des morgens maar zijn kerkelijke plichten vervult, men na 12 of 13 uur kan gaan kopen en verkopen, alsook naar voetbalwedstrijden, kermissen, bioscopen enz. kan-èfn mag gaan. Dan geldt voor Rome het goddelijk gebod niet ineer, dan is het he van de dam.

En wat het humanisme betreft, is het genoegzaam bekend, dat dit de mens in het middelpunt plaatst en dat het van Gods Woord als richtsnoer voor het regeringsbeleid niets maar dan ook niets wil weten.

Wat is er dan te verwachten van een beleid waarbij de KVP en de PvdA de toon aangeven, daar toch de A R in het kabinet slechts een kleine minderheid vormen en het bovendien zo gesteld is, dat van die zijde ook al heel veel water in de wijn wordt gedaan, wat we nu maar niet nader met voorbeelden zullen illustreren?

Neen, van dit kabinet is met betrekking tot de handhaving en naleving van Gods Woord en wet al evenmin iets te verwachten, als van het vorige kabinet. De allerlaatste zin van het derde hoofdstuk, namelijk: , , In vrijheid, maar uiteraard niet in ongebondenheid" doet daarvan niets af. Het begrip ongebondenheid is heden ten dage zo rekbaar, dat er zowat van alles bij door kan, zoals wel blijkt uit het dulden van televisie-uitzendingen, die een godslasterUjk en zedenverwoestend karakter dragen, waarover men elders in dit nummer van De Banier meer kan lezen.

Het vijfde hoofdstuk der Regeringsverklaring handelt over de

Internationale betrekkingen

Dat de nieuwe regering evenals haar voorgangster de eenwording van Europa voorstaat, zal wel niemand verwonderen. Ook niet dat zij aan de ontwikkelingshulp uitbreiding wil gaan geven. Om enkele passages uit dit vijfde hoofdstuk te noemen, vermelden wij het volgende:

Mijnheer de Voorzitter! Over de grote lijnen van het buitenlandse beleid bestaat sinds jaar en dag een verheugende mate van overeenstemming tussen de regering en de Staten-Generaal. Een voortzetting van het beleid der afgelopen jaren ligt derhalve in derede. Op het mondiale vlak geeft de crisissituatie, waarin de Verenigde Naties zich nu reeds geruime tijd bevinden, aanleiding tot bezorgdheid. De regering blijft bereid mede te werken aan verantwoorde oplossingen voor de moeüijkheden, die thans het normale werk in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties beletten.

De regering hecht bijzondere betekenis aan het bereiken van overeenstemming op het brede terrein der ontwapening. Zij zal daaraan naar vermogen medewerken.

De bevordering van een eensgezind beleid van het Westen — gesteund door een krachtig defensiestelsel — in het kader van het Atlantisch bondgenootschap, alsmede de eenwording van Europa en de verdere uitbouw van de Europese Gemeenschappen blijven de hoekstenen van het Nederlandse buitenlandse beleid. In dit kader hecht de regering grote waarde aan het welslagen van de zgn. Kennedyronde als poging om in Atlantisch verband te komen tot een ingrijpende verlaging van de invoerrechten en tot activering van de wereldhandel.

Met erkenning van het wezenlijke economische belang voor ons land van de spoedige voltooiing van de gemeenschappelijke markt, blijft de regering— geheel in de lijn van haar democratisch uitgangspunt — aandringen op een reële uitbreiding van de bevoegdheden van het Europese parlement. Zij deelt de opvattingen die daarover door de Tweede Kamer tot uitdrukking zijn gebracht. Zij is tevens voorstander van directe verkiezingen voor het Europese parlement.

De regering blijft streven naar een geïntegreerd en democratisch Europa, dat grote openheid kent, zowel wat het economisch als wat hettoetredingsbeleid betreft; evenzeer blijft ons land bereid tot deelneming aan overleg over politieke samenwerking tussen de zes lid-staten van de Europese Gemeenschap. Deze samenwerking zal echter het Atlantisch bondgenootschap noch de Europese Gemeenschappen mogen verzwakken. Zolang de meningsverschillen over de beginselen van de Atlantische en Europese samenwerking, zoals deze in de laatste jaren aan de dag zijn getreden, niet zijn opgeheven, zal daarom voorshands slechts van een losse vorm van Europees politiek overleg sprake kunnen zijn.

De regering hecht waarde aan voortzetting en verdieping van het periodiek overleg in het kader van de Westeuropese Unie. Daarnaast zal zij blijven streven naar een versterking van de talrijke banden tussen de landen van de Benelux.

De regering hoopt zeer, dat het beleid ten aanzien van Indonesië kan worden voortgezet.

Een vraagstuk dat onze bijzondere aandacht opeist, is dat van de verhouding tussen het Westen en de in ontwikkeling zijnde landen.

De verschillen in welvaart in de wereld doen de spanningen tussen bevoorrechte lar|, den en in ontwikkeling zijnde gebieden snd toenemen. De maatregelen, die worden genomen om de welvaartsverschillen te verkleinen hebben tot dusver onvoldoende resultaat gehad. Er zal meer moeten gebeuren en in sneller tempo. Het kabinet is van oordeel, dat ook ons land tot grotere inspanningen bereid moet zijn. De regering acht zich in deze opvatting gesteund door hetgeen leeft in brede lagen vanhet Nederlandse volk. Om de kwaliteit van de Nederlandse ontwikkelingshulp te verbeteren zal de programmering van onze hulpverlening gericht worden op langere perioden dan tot nu toe gebruikelijk was. Het door het vorige kabinet aangekondigde beleid van medefinanciering van projecten, ondernomen door particuliere organisaties, zal met kracht worden voortgezet. Dit beleid sluit geheel aan bij de door mij uiteengezette uitgangspunten.

Ter financiering van het voorgenomen beleid zal voor het thans lopende begrotingsjaar een bedrag van f 33 miljoen suppletoir worden aangevraagd. In de toelichting bij het daartoe strekkend wetsontwerp zal worden aangegeven welke bestaande activiteiten zullen worden uitgebreid, c.q. wel- ke nieuwe zullen worden aangevat. De regering heeft verder het voornemen voor het Nederlandse hulpprogramma in de komende jaren geleidelijk meer gdd ter beschikking te stellen.

Het belang, dat de regering aan de Nederlandse ontwikkelingshulp hecht is mede tot uitdrukking gebracht in de benoeming van een minister zonder Portefeuille die, ter bevordering van een krachtig en samenhangend hulpverleningsbeleid, een bijzondere stimulerende en coördinerende taak heeft gekregen, en die voor dit beleid de verantwoordelijkheid draagttegenover de Staten-Generaal.

Men ziet uit het bovenstaande, dat al wat er, ook door andere landen, aan ontwikkelingshulp is gedaan, het resultaat hiervan nog onvoldoende is. Miljarden zijn er al aan ten koste gelegd, maar wat men er mede wilde bereiken, werd niet verkregen. Het zal de vraag zijn of men dit ooit bereiken zal. Zeker niet als er geen strenge controle op het besteden der gelden wordt uitgeoefend.

In het zesde hoofdstuk, over handelend

Binnenlandse vraagstukken

worden wel zestien punten ter sprake gebracht. Het is derhalve niet mogelijk die alle te vermelden zoals ze in de Regeringsverklaring beschreven worden. Daarom nemen we er slechts enkele uit:

Volkshuisvesting

Vanzelfsprekend heeft de groei der bevolking allereerst zijn invloed op het tekort aan woonruimte. Nog steeds hebben honderdduizenden van onze medeburgers te lijden van een gebrek aan goede huisvesting en dragen zij de volle last van de woningnood. Met het oog op de grote geestelijke en materiële belangen, die door het tekort aan woningen in gevaar worden gebracht, acht de regering het noodzakelijk aan de woningbouw de hoogste prioriteit te blijven geven. Daartoe zal het expansieve bouwbeleid, waarmede bereids een sterke groei van de bouwcapaciteit is bereikt, met kracht worden voortgezet en gestreefd worden naar een optimaal gebruik der beschikbare capaciteit. Met name in de woningbouw zullen arbeidsbesparende bouwmethoden, waaronder ook de industriële bouw, worden bevorderd. Voor dit doel en ter verzekering van de continuïteit zullen voldoende reserves op nationaal niveau ter beschikking staan. Het bouwprogramma voor 1965 kon reeds onder het vorige kabinet met enkele honderden miljoenen guldens worden verhoogd. Mede op grond hiervan hoopt de regering, dat in 1965 meer dan 110.000 woningen zullen worden voltooid; zij zal de ge^ legenheid geven een op verdere groei afgestemd aantal woningen in aanbouw te nemen.

Pers oneelsbeleid

Groot gewicht hecht de regering ook aan goede verhoudingen in het ambtelijk apparaat. Een eerste voorwaarde /daarvoor is het voeren van een verantwoord personeelsbeleid, waarvoor bestendiging van een goede verstandhouding met de centrales van overheidspersoneel in het georganiseerd overleg van grote waarde is.

Biimenkort zal een wetsontwerp worden ingediend, houdende een definitieve regeling der ziektekosten van burgerlijke rijksambtenaren, onderwijzend personeel en gepensioneerden. Voorts is de regering voornemens de financiële voorzieningen ten behoeve van dienstplichtige müitairen met ingang van 1 januari 1967 op een hoger peU te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1965

De Banier | 8 Pagina's

Hitsen uit de Regeringsverklaring

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 mei 1965

De Banier | 8 Pagina's