Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit het Parlement

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit het Parlement

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

H.M. de Koningin maakt verloving bekend

Nadat H. M. de Koningin de verloving van H.K.H. Prinses Beatrix met de heer Von Amsberg maandag 28 juni door middel van radio en televisie vanuit het Paleis Soestdijk aan het Nederlandse volk had bekend gemaakt, deed Zij dit dinsdag 29 juni aan de volksvertegenwoordiging in een schrijven, dat door de voorzitter der Tweede Kamer, Mr. Van Thiel, werd voorgelezen en dat aldus luidde:

Soestdijk, 28 juni 1965

Aan de leden van de Tweede Kamer der Staten Generaal

Met grote vreugde geven wij u bij deze kennis van de verloving van onze dochter Beatrix met de Heer Claus von Amsberg.

Wij zijn overtuigd, dat u met ons en de onzen het verloofde paar van harte een gelukkige toekomst toewenst.

w.g. Juliana

w.g. Bernhard

Toespraak van de voorzitter

Direct na vorenvermelde kennisgeving, welke door de leden staande werd aangehoord, sprak de Voorzitter de vergadering als volgt toe:

Geachte medeleden.

De officiële aankondiging van de verloving van Prinses Beatrix met de heer Claus von Amsberg heeft de onder ons volk innig gekoesterde wens in vervulling doen gaan, dat aan onze Kroonprinses het geluk ten deel zou mogen vallen dat wij aan ieder mensenkind zo gaarne gunnen.

Nochtans: terstond nadat berichten over een eerstdaags te verwachten verloving van Prinses Beatrix met de heer Claus von Amsberg in het openbaar verschenen, kwamen vanuit het Nederlandse volk naast gevoelens van grote blijdschap toch ook uitingen van diepe bezorgdheid naar voren. De herinnering aan de jaren 1940-1945 leeft nog bij zeer velen van onze generatie voort en de toen geslagen wonden zijn nog geenszins geheeld.

Terwijl wij delen iii deze blijdschap, hebben wij tegelijk begrip voor deze bezorgdheid. Met grote voldoening hebben wij echter gehoord, dat onze Kroonprinses en haar verloofde de stem van hun hart eerst hebben gevolgd nadat zij alles zorgvuldig hadden overwogen, hetgeen het nemen van een besluit voor hen beiden allerminst moet hebben vergemakkelijkt. Dit gewetensvol afwegen heeft in de eerste kennismaking tussen het jonge paar en het Nederlandse volk gisteren via pers, radio en televisie overduidelijk doorgeklonken.

Zoals het in onze opvatting omtrent de democratie past, heeft de Minister-President ons, langs de weg van diepgaande informaties — uiteraard tot nu toe nog in vertrouwelijke gesprekkn — deelgenoot gemaakt van een aantal belangrijke gegevens die bij het bepalen van een standpunt van het Kabinet ten aanzien van de staatsrechtelijke kant van deze verloving ter beschikking stonden.

Dat ik bij een bijzondere gebeurtenis zoals wij vandaag beleven niet aan deze kant van de zaak kan voorbij gaan, vindt zijn oorzaak in het feit, dat de Volksvertegenwoordiging zich van haar verantwoordelijkheid bewust is, maar tevens in de omstandigheid, dat groot respect en liefde voor het Huis van Oranje bij nagenoeg heel ons volk leven.

Wij voelen in lief en leed met onze Koninklijke familie mee. Blijdschap op Soestdijk betekent vreugfe in ons volk. Als vertegenwoordigers van dit volk bieden wij, leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan Prinses Beatrix en haar verloofde gaarne onze oprechte gelukwensen aan. Van ganser harte hopen en vertrouwen wij, dat de jong-verloofden het geluk mogen vinden, dat zij van hun besluit tot deze verloving verwachten.

Onze warme gelukwens richt zich ook tot onze geëerbiedigde Koningin, tot Zijne Koningklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden, tot geheel het Koninklijk gezin. Op deze dag wil ik niet nalaten aan deze gelukwens namens u allen een andere toe te voegen, nu wij de verjaardag van Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins vieren, die er op zo voortreffelijke wijze in geslaagd is zich een plaats in het hart van het Nederlandse volk te veroveren. Ook tot de moeder en de familie van de heer Von Amsberg richten zich onze gelukwensen.

Dat Gods zegen de jongver loof den op hun weg door het leven moge begeleiden is onze vurige wensU

Toespraak van premier Cols

Na de Voorzitter hield de Minister-President de navolgende toespraak:

Mijnheer de Voorzitter! Van heler harte sluit het Kabinet zich aan bij de gelukwens, die u, namens de Tweede Kamer der Staten-Generaal, zojuist gericht hebt tot Prinses Beatrix en de heer Von Amsberg, alsmede tot hun beider families, in het bijzonder Hare Majesteit de Koningin en Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins des Nederlanden, welke laatste ook het kabinet van deze plaats gaarne van harte gelukwenst met zijn verjaardag.

In de woorden van felicitatie, die ik gisteren voor radio en televisie reeds mocht uitspreken, wees ik op de zo betekenisvolle naam van onze Kroonprinses. In zijn La vita nuova vermeldt Dante van Beatrice — de gelukbrengende — dat zij zo werd genoemd omdat men eenvoudig niet wist hoe haar anders te noemen. Had onze oudste Prinses de naam Beatrix niet reeds vanaf haar geboorte en doop gedragen, dan zou men haar toch moeilijk anders hebben kunnen noemen om de charmante wijze, waarop zij onder ons volk verkeert, om de opgewektheid waarmede zij zich steeds aan haar taak heeft gewijd en om het geluk, dat zij aan anderen wist te geven. Te groter is daarom thans de vreugde om het geluk, dat haar zelf met haar verloving is ten deel gevallen.

Mijnheer de Voorzitter! Ik zou nu gaarne van mijn gelukwens willen overstappen op een verklaring, en ik wil het de Kamer niet aandoen die staande te moeten aanhoren.

(De aanwezigen nemen hun zetel weer in).

Mijnheer de Voorzitter! Een verloving betekent voorbereiding van een huwelijk en daarom zou ik in deze hoge vergadering gaarne een korte beschouwing willen wijden aan het voorschrift, neergelegd in artikel 17 der Grondwet. U weet, dat daarin is bepaald, dat het aangaan van een huwelijk buiten bij de wet verleende toestemming ten opzichte van het bezit van en de opvolging tot de Kroon hetzeKde gevolg heeft als overlijden. Hoe weinig elegant deze bepahng ook moge zijn geformuleerd, de zin ervan is duidelijk. Het leven van een troonopvolgster is zo nauw verweven met het leven van het volk, waarover zij, Deo volente, eens als Koningin zal regeren, dat bijzondere rechtswaarborgen bij haar huwelijk redelijk en noodzakelijk zijn. Haar echtgenoot heeft weliswaar geen deel aan haar staatsrechtelijke taak en bevoegdheden, maar hij staat haar persoonlijk, door de innigste menseUjke banden verenigd, het naaste. Het huwelijk van een troonopvolgster is daarom een aangelegenheid, waarmede het welzijn van de Staat duidelijk is verbonden en waarvan mitsdien goedkeuring bij de wet een gerechtvaardigde eis is. Bovendien gaat in ons staatsbestel de Kroon bij erfopvolging over, hetgeen het sluiten van een huwelijk door de troonopvolgster ook voor de toekomst van ons Koninkrijk tot een stap m.aakt, die slechts na gemeen overleg met de Staten-Generaal mag worden gezet.

Ik doe, mijnheer de Voorzitter, aan het voorgaande niets af, wanneer ik constateer, dat dit grondwettelijk voorschrift een zwaar servituut legt op de persoonlijke vrijheid, welke ook een beginsel van ons democratisch staatsbestel is en die wij allen zorgvuldig wensen te eerbiedigen, met name in zulke intiem-menselijke levensbeslissingen als het sluiten van een huwehjk. Zoals ieder onzer hechten ook onze Kroonprinses en haar verloofde aan deze persoonlijke vrijheid grote waarde. Desondanks hebben zij dit binnentreden door anderen in hun persoonlijke levenssfeer aanvaard en zulks niet enkel als een harde rechtsnoodzaak, maar meer dan dat, ook— zoals ik in de afgelopen tijd heb kunnen ervaren — als een niet geschuwd offer uit bereidheid om overeenkomstig de belangen van ons land te handelen.

Zowel bij de Prinses als bij haar verloofde is deze boven het rechtsniveau uitstijgende instelling aanwezig. Anders dan al te snelle beoordelaars — begrijpelijk wellicht omdat de feiten hun niet bekend waren — in de afgelopen weken meenden, heeft Prinses Beatrix op overduidelijke wijze (op haar persconferentie van gistermorgen is dat ook in het openbaar duidelijk geworden) doen blijken hoe sterk ook bij haar de dienende gezindheid van het Oranjehuis leeft, een gezindheid, waarvan reeds Willem de Zwijger in 1571 getuigenis aflegde aan het slot van zijn , , Verantwoording tot de Generale Staten van de Nederlanden", toen hij zijn eigen inzicht en lot in handen legde van de representanten van het volk.

Hij, met wie Prinses Beatrix zich ver­ loofd heeft en met wie zij zich in eenheid van geest en hart wil voorbereiden op de taak, welke haar als troonopvolgster wacht, bezit diezelfde gezindheid en diezelfde bereidheid om zich met overgave te wijden aan wat het leven aan de zijde van Prinses Beatrix van hem zal vragen. Ik heb deze gezindheid in de afgelopen weken tot mijn grote voldoening kuimen vaststellen en ik heb daarvan, zoals u, mijnheer de Voorzitter, reeds even memoreerde, ook vertrouwelijk mededeling gedaan aan de fractievoorzitters van deze Kamer. Uiteraard was het Kabinet zich in alle ernst bewust van de problemen, die juist deze verloving meebracht. Ik meen daar op dit ogenblik niet verder op te moeten ingaan na hetgeen daarover gisteren reeds is gezegd, zowel door de beide verloofden zelf als door H. M. de Koningin en ook in mijn televisietoespraak. Wel wil ik er nog eens met grote nadruk op wijzen, dat het kabinet zich zeer intens met deze problemen heeft beziggehouden en dat het met name uitgebreide en diepgaande informaties heeft ingewonnen over de heer Von Amsberg, diens verleden en diens omgeving. Op grond van deze inlichtingen en na een ampele overweging van alle aan deze verloving verbonden problemen, heeft de Regering met volle overtuiging het besluit genomen t.z.t. een wetsontwerp tot goedkeuring van het huwelijk van Prinses Beatrix met de heer Von Amsberg in te dienen.

Mijnheer de voorzitter. Het is thans nog niet het ogenblik over deze wet zelf te spreken. Wij willen de indiening daarvan niet overhaasten en wij willen de Staten-Generaal, ook na het reeds gepleegde vetrouwelijke overleg, alle gelegenheid geven om weloverwogen in deze gewichtige aangelegenheid te beslissen. Maar wij zouden onze eigen verantwoordelijkheid niet goed verstaan, wanneer wij niet thans reeds èn tegenover Kroonprinses en Koningin èn tegenover ons volk nadruukelijk uitspraken tot welke conclusie wij ter zake zijn gekomen. De wil daaraan toevoegen, dat wij ervan overtuigd zijn, dat deze conclusie door de overgrote meerderheid van ons volk zal worden gedeeld, zeker wanneer men de gelegenheid zal hebben de verloofde van Prinses Beatrix te leren kermen. Deze zekerheid komt niet alleen voort uit hetgeen ons over de heer Von Amsberg bekend is; zij steunt ook op de mening van onze Koningin en Prins Bernhard, die, ten volle bewust van hun verantwoordelijkheid, van harte met de keuze van hun dochter instemmen. Daarom, mijnheer de Voorzitter, kan ik namens het kabinet in vol vertrouwen de verwachting uitspreken, dat de komende verbintenis voor de verloofden persoonlijk een bron van geluk zal zijn en — mede daardoor — ten zegen zal strekken van het Koninkrijk en het volk der Nederlanden. Dat geve God!

Receptie in Trevesen Ridderzaal

Diezelfde middag nog werden in de Trèveszaal van het gebouw waarin zich het departement van Waterstaat bevindt, de Ministers, de staatssecretarissen en de vertegenwoordigers van Suriname en de Antillen in tegenwoordigheid van de Koningin en Prins Bernhard aan Prinses Beatrix en de heer Von Amsberg voorgesteld. Bij deze gelegenheid hield de Minister-President opnieuw een toespraak. Vervolgens geschiedde hetzelfde in de Ridderzaal, alwaar zich de leden van de Eerste en Tweede Kamer hadden opgesteld. Te circa half 4 arriveerden H. M. de Koningin met Prins Bernhard en het verloofde paar. Zij stelden zich op tegenover het podium, waarop zich de troonzetel bevindt.

Evenals de gehele zaal was dit podium rijkelijk met diverse bloemsoorten versierd, zodat het geheel een feestelijke indruk maakte.

Het was een hele rij, welke de Koninklijke familie passeerde. Voorop gingen de voorzitters en vice-voorzitters der beide Kamers, gevolgd door de fractievoorzitters en de leden in volgorde van anciënniteit, bij elkaar dus wel 225 man, die allen de Koningin, Prins Bernhard, Prinses Beatrix en de heer Von Amsberg de hand drukten en hun gelukwensen aanboden.

Hierna hield de Voorzitter der Eerste Kamer, de heer Jonkman, een toespraak, waarin hij sterk naar voren bracht, dat de band welke ons volk aan de leden van het Koninklijk Huis bond, niet zo zeer betrof de monarchie, maar Oranje.

Onmiddellijk na deze toespraak werd spontaan door de Kamerleden en overige aanwezigen, o.a. de vertegenwoordigers van de pers, het , , Wilhelmus" aangeheven.

De fracties van alle partijen waren in de Ridderzaal aanwezig, behalve die vandeP.S.P. endeC.P.N.

De communisten waren ook afwezig in de vergadering van de Tweede Kamer, waarin de verloving aan dit college werd bekend gemaakt.

Vervolgens kregen de fractievoorzitters en ook de leden nog de gelegenheid om zich bij de Koninklijke Familie te scharen en gesprekken te voeren.

Een half uur later dan bepaald was, verlieten de Koninklijke gasten de Ridderzaal.

Het was een aangename middag, waarin banden werden versterkt en ook banden werden gelegd.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's

Uit het Parlement

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's