Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beantwoording van de vragen  betreffende de schenking van een  ton aan het ”Defence and Aid Fund”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beantwoording van de vragen betreffende de schenking van een ton aan het ”Defence and Aid Fund”

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op 16 juni 11. werd door Ir. van Dis aan de Minister van Buitenlandse Zaken een tweetal vragen gesteld in verband met de door Nederland toegezegde schenking van honderd duizend gulden aan het , , Defence and Aid Fund".

Deze vragen luidden als volgt:

1. Heeft de Minister er kennis van genomen, dat het besluit der Regering om voor 1966 een bedrag van f 100.000 ter beschikking te stellen voor steun aan vervolgden onder de apartheidswetgeving in Zuid-Afrika, onder meer bij de Nederlandse immigranten aldaar zeer grote verontwaardiging heeft verwekt?

2. Komt deze steunverlening niet neer op een uitermate gevaarlijke inmening ïn de interne aangelegenheden van een bevriende mogendheid, wat des te meer afkeurenswaardig is, als bedacht wordt, dat de hier bedoelde vervolgden personen zijn, die zich schuldig ma­ ken aan overtreding van de wetten des lands, aan pogingen tot omverwerping van het wettig gezag, aan het aansporen tot actief verzet en aan het plegen van sabotagedaden, waarbij slachtoffers kunnen vallen, zoals in het nabije verleden is geschied?

Op 6 juli U. werden voornoemde vragen door Minister Luns als volgt beantwoord:

1. Het is ondergetekende bekend, dat het besluit van de regering f 100.000 te schenken aan het , , Defence and Aid Fund" tot misnoegen bij Nederlandse immigranten in Zuid-Afrika aanleiding heeft gegeven.

2. Ondergetekende ontkent dat het bij deze zaak zou gaan om een inmenging in de interne aangelegenheden van een andere, i.e. bevriende mogendheid. Zoals zij reeds herhaaldelijk en op vele plaatsen heeft doen uitkomen, is de Rege- ring van oordeel, dat de eerbiediging van de mensenrechten, waar ook ter wereld, op grond van artikel 55 van het Handvest der Verenigde Naties, voorwerp van internationale zorg en verantwoordelijkheid uitmaakt en deswege niet kan worden geacht te behoren tot de uitsluitende interne jurisdictie van enigerlei staat. De thans aan het, , Defence and Aid Fund" in uitzicht gestelde gift stoelt bovendien op een eeuwenoude Nederlandse traditie om zo mogelijk gehoor te geven aan oproepen tot hulp voor humanitaire doeleinden; zij is toegezegd aan een organisatie, welke sedert vele jaren op dit gebied legaal in Zuid-Afrika werkzaam is. Ondergetekende merkt voort op, dat het in strijd is met de werkelijkheid, te stellen, dat het beschikbaar stellen van middelen om vervolgden en hun families een zo goed mogelijke juridische bijstand te verlenen, een impliciete goedkeuring van overtredingen en misdrijven, of zelfs een aanmoediging om deze te begaan, zou inhouden.

De Minister ontkent dus, dat het bij de toegezegde schenking van een ton aan het genoemde fonds zou gaan om een inmenging in de interne aangelegenheden van een andere, in dit geval bevriende mogendheid.

Met dit standpunt van Minister Luns kunnen wij ons onmogelijk verenigen. Wij kunnen dit niet vanwege de doelstelling van het , , Defence and Aid Fund", dat een onder-afdeling is van de , , Christian Action Group", welke in 1946 werd gesticht en haar zetel heeft in Oxford (Engeland). Die doelstelling toch is niet alleen en uitsluitend rechtsbijstand te verlenen aan vervolgden onder de apartheidswetgeving van Z.-Afrika en financiële steun aan de familieleden van deze vervolgden, maar ook om bijdragen te leveren tot de ontwikkeling van een „niet raciale samenleving op democratische grondslag". Voorts heeft voornoemde instelling nog ten doel: „het wereldgeweten wakker te houden met het oog op het vorengenoemde".

Deze twee punten zijn dus rechtstreeks gericht tegen het door de Zuidafrikaanse regering noodzakelijk geachte apartheidsbeleid. Met het steunen van een instelling met een dergelijkedoelstelling begeeft de Nederlandse regering zich dus wel op een zeer gevaarlijk terrein. Wij kunnen hierin niet anders zien dan een zich mengen in de binnenlandse aangelegenheden van een mogendheid, waarmede Nederland diplomatieke betrekkingen onderhoudt.

Voorts moeten wij tegen het verlenen van een ton aan ..vervolgden" onder de apartheidspolitiek opkomen, omdat deze vervolgden bewezen hebben niet terug te deinzen voor het plegen van misdaden, welke geen enkele regering tolereren kan en mag. Om ons te bepalen bij het Rivonia-proces, waarin Mandela en Sisulu de hoofdrol speelden, zij vermeld, dat uit de documenten, welke bij dit proces ter tafel kwamen, gebleken is, dat men van plan was:

a. de blanken uit te moorden; b. politiebureaus, gevangenissen, electrische centrales, brandweerkazernes, waterwerken enz. aan te vallen en te vernielen;

c. benzine-opslagplaatsen, tankstations te vernietigen, bruggen op te blazen en het verkeer te ontwrichten.

Al deze misdadige acties hadden ten doel de regering van Zuid-Afrika ten val te brengen.

Het gaat hierbij dus niet slechts om lieden, die zich zonder meer met woord en in geschrift tegen het apartheidsbeleid der Zuidafrikaarise regering hebben verklaard.

Indien dit het geval ware, dan zou hun geen strobreed in de weg zijn gelegd. In het laatst uitgekomen nummer van het orgaan der Nederlands Zuid-Afrikaanse Werkgemeenschap (N.Z.A.W.) wijst de voorzitter, Ds. Gijmink, er nog eens zeer terecht op, dat de fel-vijandige Engelse kranten in Zuid-Afrika de levende bewijzen ervan zijn, dat ieder in Zuid-Afrika vrijelijk tegen apartheid mag en kan ageren, zolang men niet overgaat tot het plaatsen van bommen, het plegen van sabotage, het voorbereiden van bloedige revolutie en van plannen tot omverwerping der regering. Aan deze misdrijven nu hebben de „vervolgden'' zich schuldig willen maken en zich ook inderdaad schuldig gemaakt, reden waarom zij zich voor de rechter hadden te verantwoorden. Ook met het oog hierop had-de Nederlandse regering niet behoren over te gaan tot het toezeggen van honderd duizend gulden, al was het dan alleen maar om niet de schijn op zich te laten, dat zij zich schaarde aan de zijde van hen, die plannen hadden de regering van Zuid-Afrika ten val te brengen.

Daar komt bovendien nog bij, dat de , , vervolgden" van Minister Luns het helemaal niet zonder rechtsbijstand behoefden té stellen. Zij mochten hun eigen raadsman aanwijzen, en wanneer zij niet in staat waren deze uit eigen zaak te betalen, dan kregen zij gratis verdedigers toegewezen. Ds. Gijmink wijst ook hierop in het vorengenoemde orgaan, opmerkend, dat onvermogende verdachten van staatswege verdedigers krijgen toegewezen, en voorts, dat onvermogende gezinnen van , , vervolgden" van staatswege ondersteuning krijgen.

Vervolgens behoort in acht genomen te worden, dat van de zijde der leiders van , , Christian Action", namelijk door de voorzitter, kanunnik Collins, voor de Verenigde Naties is verklaard, dat het geld waarover het Fonds beschikt, ook nodig was om het ondergronds verzet te steunen, omdat elk verzet tegen de politiek van de Zuidafrikaanse regering ondergronds moest zijn! Ook zei dezelfde heer CoUins, dat de steun van regeringen nodig was om het moreel van .de ondergrondse verzetsbeweging te sterken!

Deze twee feiten werden door Sir de Villiers Graaf, de leider van de oppositie in het Zuidafrikaanse parlement, in dit parlement naar voren gebracht. Hij vroeg zich dan ook af hoe de Nederlandse regering zo slecht ingelicht heeft kurmen zijn over de beweringen van voornoemde Collins in de V.N.

Sir de Villiers citeerde hierbij letterlijk uit officiële telexberichten, welke hem door Sapa-Reuter ter beschikking waren gesteld.

Dr Veenhoven, secretaris van de N. Z.A.W. trekt uit de mededelingen van Sir de Villiers Graaf in het orgaan van de N.Z.A.W. dan ook de conclusie, dat:

het een aperte leugen is als de Nederlandse regering beweert, dat het Defence and Aid Fund als een charitatieve instelling dient te worden beschouwd.

Wanneer Minister Luns vervolgens in zijn antwoord ervan gewaagt, dat eerbiediging van mensenrechten, waar ook ter wereld, op grond van artikel 55 van het Handvest der Verenigde Naties, voorwerp van internationale zorg en verantwoordelijkheid uitmaakt en deswege niet kan worden geacht te behoren tot de uitsluitende interne jurisdictie van enigerlei staat, dan vragen wij: hoe durft Minister Luns toch met het Hand­ vest der Verenigde Naties ter verdediging van de gift van honderdduizend gulden ten behoeve van plegers van strafbare handelingen te komen aandragen!

Het is hem toch bekend, dat de V.N. het voornoemde Handvest herhaaldelijk met voeten vertreden hebben. Denk slechts aan het toelaten van het schenden van de beloften van zelfbeschikkingsrecht aan de Indische volkeren, aan het niet willen erkennen van de Republiek der Zuid-Molukken, aan de verkrachting van het zelfbeschikkingsrecht ten aanzien van de bevolking van West-Nieuw-Guinea waardoor deze naar te voorzien is, voorgoed aan Indonesië is uitgeleverd.

Wat hebben de V.N. voorts gedaan ter ondersteuning van de vervolgden in de Afrikaanse republiek Ghana?

na? Nog maar kortgeleden heeft het (zogenaamde) parlement van Ghana een wetswijziging aangenomen, waarbij de regering het recht heeft een gevangene, die al vijf jaar in voorarrest verbleef, voor een tweede periode van vijf jaar vast te houden, wanneer zijn invrijheidsstelling tegen het belang van de veiligheid van de staat wordt geacht.

Het spreekt dan ook wel boekdelen, dat, terwijl tal van Bantoes naar Zuid-Afrika komen, omdat zij het daar veel beter hebben dan in hun thuislanden, vele Ghanezen hun land verlaten, omdat zij onder het dictatoriale bewind van Ghana's president niet meer veilig zijn en elk ogenblik voor jarenlang achter de tralies kunnen worden gezet. Nog nimmer heeft de Nederlandse regering zich over deze vervolgden ontfermd evenmin als het , , Defence and Aid Fund" dit heeft gedaan.

Zodra het echter saboteurs en bedrijvers van aanslagen in Zuid-Afrika betreft, dan worden dezen door haar op grond van de humaniteit moreel en financieel gesteund.

Behalve om wat hierboven reeds over deze steunverlening werd opgemerkt, is deze ook nog hierom zo sterk te veroordelen, omdat aan het, , Defence and Aid Fund" niet alleen in Zuid-Afrika, maar ook in Engeland zelf registratie als een welfare-organisation (liefdadigheids-instelling) is geweigerd!

De leiders van deze instelling waren namelijk volgens ons verstrekte inlichtingen niet bereid volledig accountantsonderzoek toe te staan, dus zo dat ook inzage werd verkregen van de besteding der uitgaven!

Dit bewijst wel genoegzaam, dat de Engelse regering in de doelstellingen van de voornoemde organisatie van kanunnik Collins niet het allerminste vertrouwen heeft.

De door de heer Moorman op 21 juni 11. gestelde vragen laten we hier nog eens tegelijk met de antwoorden daarop van Minister Luns volgen:

1. Kan de Minister mededelen hoe het bestuur is samengesteld van de particuliere organisatie , , Defence and Aid Fund", aan welke hij, blijkens zijn antwoord dd. 10 juni op de vraag van het lid der Kamer de heer Ruijgers (Aanhangsel Handelingen Tweede Kamer 1964-1965, bladz. 345), in 1966 een bijdrage uit 's Rijks schatkist van f 100.000 wil verstrekken „ter verzorging van de juridische bijstand van vervolgden" (krachtens de apartheidswetgeving van Zuid-Afrika) , , alsmede ter verstrekking van financiële bijstand aan hun familieleden"?

2. Kan de Minister mededelen welke de normen zijn, die door het be­ stuur van dit Fonds worden gehanteerd bij het nakomen van bovenaangehaalde doelstelling?

3. Kan de Minister mededelen hoe groot het bedrag is waarover het Fonds beschikt en wie de contribuanten van dit bedrag zijn?

4. Kan de Minister mededelen aan wie reeds steun uit de middelen van dit Fonds gegeven werd, hoe groot de verstrekte bedragen zijn en op welke gronden de ontvangers als slachtoffers der Zuid-Afrikaanse apartheidspolitiek beschouwd worden?

5. Mag worden aangenomen, dat de Regering bereid is in vergelijkbare gevallen meerdere soortgelijke bedragen op te brengen op de begroting van Buitenlandse Zaken voor het dienstjaar 1966 ter ondersteuning van slachtoffers van de bestaande dictaturen, en, zo niet, waarom niet?

ANTWOORD van de heer Luns, Minister van Buitenlandse Zaken.

1. Het „Defence and Aid Fund" werd in 1956 in het Verenigd Koninkrijk opgericht door , , Christian Action"; deze organisatie staat onder voorzitterschap van Kanunnik Collins, terwijl in het bestuur op een jaarlijkse bijeenkomst 7 leden worden gekozen, vertegenwoordigend de rooms-katholieke kerk, de Anglicaanse kerk, de Free Churches en de Quakers. Het Fonds heeft in het Verenigd Koninkrijk momenteel ong. 170 „sponsors", waaronder vertegenwoordigers van de kerken, van de vakverenigingen en van de drie politieke partijen.

Als uitvloeisel van resolutie 1978 B van de 18e Algemene Vergadering van de V.N., waarin de Secretaris-Generaal dier organisatie werd verzocht te zoeken naar modaliteiten om steun te verlenen aan de gezinnen van vervolgden onder het Zuid-Afrikaanse apartheidsbeleid, werd in 1964 , , Defence and Aid International" opgericht. Hiertoe werd door het , , Defence and Aid Fund" in het Verenigd Koninkrijk contact opgenomen met verwante verenigingen in enkele andere landen. Constitutioneel wordt het bestuur van , , Defence and Aid International" op een jaarlijkse algemene vergadering van geaffilieerde commissies en organisaties gekozen, waarbij iedere commissie of organisatie • een lid in Ket bestuur benoemt. Als uitvoerend bestuur fungeert Kanunnik Collins als President, bijgestaan door drievice-presidenten. De administratie van , , Defence and Aid International" geschiedt door de Britse afdeling van het , , Defence and Aid Fund". De Nederlandse schenking ad f 100.000 zal toevloeien aan , , Defence and Aid International".

2. Het Fonds verschaft gelden voor juridische bijstand en sociale hulp aan allen — ongeacht ras, kleur geloof of politieke overtuiging — die slachtoffers zijn van de Zuidafrikaanse apartheidspolitiek, dan wel door hun verzet tegen de apartheidswetten met de Zuidafrikaanse justitie in aanraking komen.

3. , , Defence and Aid International" heeft op dit moment ongeveer 15.000 pond in kas, welk bedrag reeds een bestemming heeft gekregen en binnenkort zal zijn besteed; het Fonds verkreeg tot voor kort zijn gelden hoofdzakelijk uit vrijwillige bijdragen, afkomstig o.m. van kerken, organisaties en privépersonen. In maart an dit jaar schonk de Zweedse Regering 35.000 pond aan het Fonds en de Indiase Regering 2.000 pond; de Regering van Pakistan is voornemens 5000 pond en de Regering van Denemarken ong. 33.000 pond te schenken. Deze giften, evenals die van de Nederlandse Regering, moeten gezien worden als een antwoord op het beroep, dat de Algemene Vergadering in haar sub 1 genoemde resolutie 1978 B, waarop Nederland voorstemde, op leden-staten deed tot ruime financiëlae steun, via geschikte internationale organisaties, aan gezinnen van vervolgden onder het Zuidafrikaanse apartheidsbeleid.

Het Fonds heeft rechtsbijstand verschaft aan de 156 personen, blanken zowel als kleurlingen, die werden aangeklaagd in het Zuidafrikaanse zgn. , , Treason Trial" hetwelk 4 1/2 jaar duurde en eindigde met vrijspraak van alle beklaagden. Naast rechtsbijstand gaf het Fonds de beklaagden en hun families financiële steun gedurende het proces. Hiermede was een bedrag van 155.000 pond gemoeid. Het Fonds heeft verder gezorgd voor de nabestaanden van de slachtoffers van de incidenten in Sharpeville, voor de bij die gelegenheid gewonden en hun families. Het heeft daarnaast rechtsbijstand verleend om slachtoffers en hun families in staat te stellen enigerlei compensatie van regeringszijde te verkrijgen. Tijdens de staat van beleg, welke volgde op de incidenten in Sharpeville, ondersteunde het Fonds de gezinnen van de duizenden mensen, die voor onbepaalde tijd in hechtenis waren genomen. Aan de verdediging in het zgn. Rivonia-proces droeg het Fonds ongeveer 30.000 pond bij, terwijl ten behoeve van de verdediging in een groot aantal andere recente processen in Port Elisabeth, Kaapstad, East London, Pietermaritzburg en andere steden eveneens aanzienlijke bedragen zijn uitgegeven. Het Fonds verwacht dat het in het komende jaar voor juridische bijstand min; stens 75.000 pond zal benodigen. Het is uitsluitend voor deze vorm van bijstand dat de Nederlandse schenking ad f 100.000 zal worden bestemd; de besteding van dit bedrag zal van geval tot geval aan de nadere goedkeuring van de Regering worden onderworpen.

Bij de sociale bijstand welke wordt verstrekt, gaat het Fonds er van uit, dat de broodwinners van 15.000 a 20.000 vrouwen en kinderen gevangen zitten. Ten einde in deze noodsituatie enige verUchting te brengen, heeft het Fonds in de Kaapprovincie samen met andere organisaties een nationaal comité in het leven geroepen, dat de betrokken gezinnen wil helpen door hun toelagen van 6 tot 8 pond per maand te verstrekken. Met dit bedrag kunnen deze families juist in het leven worden gehouden. Het comité staat daarnaast de gezinnen op verschillende manieren bij, bijv. met advies, met het verzorgen van berichten uit de gevangenissen en met het arrangeren en betalen van bezoeken aan Robbeneiland en andere gevangenissen. Eveneens verstrekt het Fonds hulp aan de naar afgelegen en verarmde streken gedeporteerde echtgenoten van politieke gevangenen. Ook zorgt het Fonds sinds kort voor onderwijs aan politiek veroordeelden 'en hun gezinnen. Voor dit doel is door het Fonds de symbolische som van 1000 pond ter beschikking gesteld, ten einde enige veroordeelden in staat te stellen te studeren in plaats van onledig te zijn met het verrichten van dwangarbeid of het naaien van postzakken. Het Fonds stelt zich ten doel deze mogelijkheid te verschaffen aan ieder die zulks wenst. Het Fonds is ten slotte doende gegevens bijeen te brengen, welke het in staat kunnen stellen vele duizenden-kinderen van veroordeelde gevangenen onderwijs te doen genieten. Voor het verstrekken van sociale bijstand verwacht het Fonds in het komende jaar een bedrag te nodigen van 150.000 a 200.000 pond.

, Defence and Aid International" heeft in Zuid-Afrika, zijn hoofdkwartier in Johannesburg, en afdeUngen in Durban, East London, Port Elisabeth en Kaapstad. De ontvangers van hulp en bijstand zij dens het Fonds worden als slachtoffers der Zuidafrikaanse apartheidspolitiek beschouwd op grond van de omstandigheid dat zij vanwege verzet tegen de apartheidswetten tot ggevangenisstraffen worden veroordeeld of anderszins in verband met deze wetten met de Zuidafrikaanse justitie in aanraking komeil.

5. Ondergetekende moge in herinnering roepen dat de Regering destijds, eveneens uit humanitaire overwegingen, via de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van Verenigde Naties belangrijke bedragen ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de Hongaarse vluchtelingen. Toekomstige analoge gevallen zullen door de Regering telkenmale op hun eigen merites worden beoordeeld, zoals, ook ten aanzien van het verzoek van de Algemene Vergadering tot financiële bijstand ten behoeve van de vervolgden onder het Zuidafrikaanse apartheidsbeleid uitvoerig en nauwkeurig is geschied.

In de bovenstaande antwoorden wordt er wel gewag van gemaakt, dat het Fonds er van uitgaat, dat er in Z.-Afrika broodwirmers van 15.000 a 20.000 vrouwen gevangen zitten. Een aantal dat door kanunnik Collins ook voor de V.N. is opgegeven, maar het is de vraag of die bewering wel juist is. Het papier is geduldig en niemand kan de opgegeven cijfers controleren!

De zoeven genoemde Dr. Veenhoven is dan ook van oordeel, dat Collins nooit veel geld aan charitatieve doeleinden kan hebben besteed. Immers, zo schrijft hij in het laatst uitgekomen nummer van het orgaan van de N.Z.A.W., elke beklaagde in Zuid-Afrika, die het zelf niet betalen kan, krijgt gratis juridische bijstand. De gezinnen van de veroordeelden blijven vallen onder de sociale voorzieningen, die in Zuid-Afrika uitstekend zijn. Het is dus duidelijk, zo merkt Dr. Veenhoven voorts op, dat Collins daar geen 4 miljoen gulden aan kan hebben uitgegeven. Naar zijn oordeel verzamelt Collins dus geld onder valse voorwendsels.

Men moet namelijk bedenken, dat de vijanden der Zuidafrikaanse regering plannen hadden en ongetwijfeld nog hebben, waarvan de uitvoering veel geld vereist.

Over die plannen schrijft Dr Veenhoven het volgende:

„Ik breng nog even in herinnering, dat tijdens het Rivoniaproces is bewezen — en door de beklaagden ook is erkend — dat de militaire vleugel van het Afrikaans Nationaal Congres, , , Umkoto we Sizwe" (speer van de natie) de volgende doeleinden nastreefde: Via opruiing en het scheppen van chaos, verder door het plegen van sabotage op georganiseerde wijze, moest worden overgegaan tot een geregelde guerilla-oorlog, die, uiteindehjk gepaard gaande met steun en invasie van buiten de Republiek zou moeten leiden tot overnemen van het bewind. In de beginfase van de guerilla was de voorgeschreven taktiek: „shamelessly attack the weak and shamelessly flee from the strong". Dus aanvallen op vrouwen en kinderen als systeem".

Tot zover Dr. Veenhoven. Uit het bovenstaande blijkt wel wat de „vervolgden" van plan waren. Daar stond Collins achter. Hij heeft dat zelf voor de V. N. verklaard, zeggende dat het geld ook nodig was om het ondergrondse verzet te steunen en het moreel van de ondergrondse verzetsbeweging te sterken.

Hierover rept Minister Luns in zijn beantwoording van de heer Moorman echter met geen woord. Hij stelt zich met de regering achter CoUins, die voor een bloedbad in Z.-Afrika blijkbaar niet terugdeinst.

Dat doen de felle tegenstanders van eigensoortige ontwikkeUng hier te lande óok al niet. Ds. Buskes toch heeft enkele maanden geleden verklaard, dat hij als enige oplossing voor Z.­ Afrika ziet het verschrikkelijke van een bloedbad. En onder de jongerengroepen van de P.v.d.A. en de studenten van de socialistische studentenvereniging „Politeia" zijn volgens het Nieuw Utrechts Dagblad (behorende tot de Parool-Persgroep), onlangs ook al stemmen opgegaan om steun te geven aan sabotage van de apartheid door geldinzameUngen te organiseren ten bate van sabotagedaden in Zuid-Afrika. De voorzitter van de Federatie van jongerengroepen verklaarde wel, dat men bloedvergieten zoveel mogelijk wil voorkomen, maar toch sabotage wil aanmoedigen. Dat dit op bloedvergieten kan uitlopen, behoeft nauwelijks te worden gezegd.

De heer Meulink stelde zijn vragen over de honderd duizend gulden aan het „Defence and Aid Fund" op 22 juni 11. Zij volgen hier met de antwoorden van Minister Luns:

1. Is het de Minister bekend, dat het „Defence and Aid Fund" hetsteunfonds is van de zgn. , , Christian Action", die onder leiding staat van Canon John CoUins, die tevens bekendheid verwierf door zijn leidinggevende activiteiten in de zgn. , , Ban de Bom"-groep, welke eenzijdige atomaire ontwapening beoogt?

2. Is het de Minister bekend, dat voormelde Canon John CoUins in een brief van 19 april 1963 aan Sisulu — een communist, die zes maanden opleiding te Moskou en Peking ontving en nu het vonnis ondergaat, dat tegen hem gewezen is in het zgn. Rivoniasabotage-en revolutieproces — door middel van het Defence and Aid Fund alle financiële steun belooft ter dekktag van de omstandigheden, voortspruitende uit de sabotagewet?

3. Mochten de Minister deze feiten niet bekend zijn geweest bij het plaatsen op zijn begroting van f 100.000 tot steun aan het Defence and Aid Fund, zou hij dan willen overwegen deze post alsnog • van zijn begroting te schrappen?

ANTWOORD van de heer Luns, Minister van Buitenlandse Zaken (Ingezonden 6 juU 1965).

1. Het is ondergetekende bekend, dat Kanunnik CoUins President is van de „Christian Action", welkeorganisatie in 1956 het „Defence and Aid Fund" heeft opgericht. Ondergetekende ziet geen enkel verband tussen de in uitzicht gestelde schenkmg ad f 100.000 zijdens de Regering aan het betrokken fonds en de activiteiten van Kanunnik CoUins als bedoeld in het tweede gedeelte van deze vraag.

2. Ondergetekende is bekend met de brief welke Kanunnik CoUins op 19 aprU 1963 aan Sisulu richtte. Deze brief is in het zg. Rivoniaproces door de prosecutie gebruikt om aan te tonen dat het „Defence and Aid Fund" sabotage zou aanmoedigen. De verdediging heeft deze beschuldiging ontzenuwd, weshalve de rechter uit dien hoofde dan ook geen vervolging tegen het fonds heeft ingesteld.

Volgens verkregen inlichtingen is Sisulu, voormalig Secretaris-Generaal van het African National Congress, geen communist.

3. Gezien het onder 1 en 2 gestelde, behoeft deze vraag geen antwoord.

Het is wel zeer verdacht, dat iemand, die zes maanden opleiding te Moskou en Peking ontving, geen communist is. Formeel zal hij wel geen lid van de communistische partij zijn, aangezien deze in Zuid-Afrika verboden is en er aldaar dus geen officiële communisüsche partij bestaat. Zij, van wie Minister Luns inlichtingen heeft gehad, kunnen dus zonder bezwaar hebben beweerd, dat Sisulu geen conamunist is. Een niet te weerspreken feit is echter, dat deze Sisulu met Mandela tot levenslange gevangenisstraf is veroordeeld wegens een poging om de regering van de Republiek van Zuid-Afrika met geweld omver te werpen. Ook kan Minister Luns niet ontkermen, dat Sisulu een brief van kanunnik CoUins ontving. Een brief, waarin CoUins hem toezegt, dat , , Christian Action" door haar , , Defence and Aid Fund", „al het mogeüjke zal doen om de financiële steun bijeen te brengen, die de soorten van omstandigheden dekken, waarover hij (Sisulu) schreef; in het bijzonder de zaken, die zich voordoen, als gevolg van de zogenaamde Sabotage Wet".

Voor ons Ujdt het geen twijfel, dat uit deze brief wel degelijk blijkt, dat aan Sisulu door ColUns financiële steun is toegezegd met het oog op gevolgen, verbonden aan het plegen van sabotage, wat dus neerkomt op aanmoediging tot sabotage.

Er moge dan al tegen het Fonds in Z.-Afrika geen vervolging zijn ingesteld, zoals Minister Luns in zijn antwoord opmerkt, maar dit zegt niets. De brief dd. 19 april 1963 kwam niet van de onderafdeling in Zuid-Afrika, Btiaar uit Londen en was getikt op briefpapier met het hoofd: „Christian Action" en vermelding van de naam van de voorzitter: The Reverend Canon L. John CoUins. Ongetwijfeld zal de zaak wel zo listig in elkaar zijn gezet, dat de Zuidafrikaanse regering niet voldoende vat op de onderafdeUng in Zuid-Afrika had om daartegen tot vervolging over te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's

Beantwoording van de vragen  betreffende de schenking van een  ton aan het ”Defence and Aid Fund”

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 juli 1965

De Banier | 10 Pagina's