Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Algemene politieke en  financiële beschouwingen  over de Rijksbegroting  voor 1966

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Algemene politieke en financiële beschouwingen over de Rijksbegroting voor 1966

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Verslag en repliekrede van Ir. van Dis

Aan bovenvermdde beschouwingen werd door vijftien sprekers deelgenomen. Dit kwam doordat er van enkele fracties door twee Kamerleden het woord werd gevoerd, door de één over de algemene politieke en de ander over de algemene financiële beschouwingen. Dit was het geval bij de K.V.P., de P.v.d.A, de V.V.D. en de C.H., terwijl de heer Roolvink (A.R.) en de sprekers der kleine partijen bdde beschouwingen voor hun reïtening namen.

Over het algemeen kan worden gezegd, dat de regering tamelijk ved kritiek op haar plannen te incasseren kreeg. Niet alleen van de oppositie, maar ook zelfs van de regeringspartijen, hoewd deze vanzelfsprekend ved gematigder waren. AUe sprekers bleken door de voorgestelde sterke verhoging der uitgaven verreist te zijn, de één meer, de ander minder.

Sterk was echter het verzet tegen de wederinvoering of verhoging der omzetbelasting op textiel, schoenen en bromfietsen. Voor de door de regering voorgestelde bdastlngspaarbrieven had ook niemand, behalve dan de P.v.d.A., een goed woord over.

De heer Geertsema (V.V.D.) die het debat opende, begon met het uitoefenen van kritiek op de benoeming van enkele staatssecretarissen, waarbij hij het kabinet-Cals verweet politiek boven landsbelang te stellen. De Troonrede vond spr. maar een matig stuk. Verscheidene passages waren volgens hem ontleend aan de Troonredes van 1958 en 1962. Wat de E.E.G. betreft, behoorden de vijf landen door te gaan nu De Gaulle een spaEik in het wiel gestoken heeft Spr. ging gebed accoord met de vergroting van de bijdrage aan de V.N.-weermacht door Nederland. In principe verklaarde spr. zich voor toelating van communistisch China tot de V.N., maar dit land moest het hem en zijn vrienden mogdijk maken om dat standpunt te blijven innemen.

Spr. bepleitte voorts het toelaten van het roulette-spel en andere soortgdijke spelen. Wat de hogere uitgaven betreft, was de heer Geertsema van oordeel, dat, als die nodig zijn, er compensatie dient gevonden te worden door vermindering van andere uitgaven. Zijn fractie had daartoe een plan opgestdd, dat door zijn fractiegenoot de heer Joekes zou worden toegelicht.

De heer Schmelzer (K.V.P.) consta- teerde dat de regering zich bewust toont van de grote problemen, waarvoor ons land zich ziet gesteld ten gevolge van de snelle groei der bevolking, en van de eveneens sterke toeneming van het verkeer. De plannen om de woningnood krachtigtebestrijden, hadden zijn volle instemming. Met de verdeelsleutel, namelijk 60.000 woningwetwoningen en onder meer 24.000 eigen woningen met bezitsvormingsbijdrage gingen hij en zijn politieke vrienden geheel accoord. Inzake de geboorteregeling is de K.V.P. ook al overstag gegaan. Stond men van diezijde voorheen afwijzend tegen een nieuwe wettelijke regeling voor anticonceptionele middelen, thans verklaarde spr. de indiening van voorstellen voor zulk een nieuwe regeling met belangstelling af te wachten. Spr. was voorts bereid een tijdelijke overschrijding van de algemene norm, dat de uitgaven niet sterker mogen stijgen dan het nationale inkomen, te aanvaarden. Ook achtte hij het nodig, dat er nieuwe offers van fiscale aard worden gevraagd. De voorgenomen uitgaven-stijging vond hij echter te hoog, terwijl hij ook tegen enkele onderdelen van het dekkingsplan bezwaren had, daarbij doelend op de invoering van omzetbelasting op textiel en schoenen.

De heer Beernink (C.H.) had geen bewondering, noch voor de Troonrede noch voor de miljoenennota. Het kabinet was er duidelijk in geslaagd om te demonstreren, dat het een ander beleid wil gaan voeren dan het kabinet-Marijnen. De ombuiging is door de P.v.d.A. bevorderd en de ministers van K.V.P. en AR.F. hebben er genoegen mee genomen. Spr. was sterk gekant tegen een wijziging van het E. E.G. verdrag zoals president De Gaulle wil. Hij zou gaarne een duidelijke uitsprak van de regering te dezer zake wensen. De heer Beernink was geen voorstander van het uitbreiden van het aantal woningwetwoningen. Het was beter om de eigen woningbouw te bevorderen zonder financiële bijdrage van de overheid. De beste dienst, die men het onderwijs bewijzen kan, is vermindering van het aantal leerlingen per klas. InzEike de landbouw constateerde hij een tekort aan maatregelen met betrekking tot een goed markt-en prijsbeleid. Spr. was van gevoelen, dat de regering in eens te veel wil verwezenlijken, vandaar de sterke stijging der uitgaven. De regering had een prioriteitenschema moeten vaststellen. Ook hij kwam op tegen de omzetbelasting op textiel en schoeisel, alsmede tegen de belastingspaarbrieven.

De heer Bakker (C.P.N.) stelde zich o. m. tegen het standpunt van de P. S. P., die de monarchie zou willen afschaffen om van ons land een republiek temaken. Voorts meende hij, dat er reden is om te bezien of het niet aan te bevelen zou zijn om prinses Margriet troonopvolgster te laten worden inplaats van prinses Beatrix. Voorts meende hij, dat aan de eisen van De Gaulle niet behoort voldaan te worden. De heer Koekoek verdacht hij van fascisme, 'wat laatstgenoemde later aanleiding gaf hem van antwoord te dienen.

De heer Nederhorst (P.v.d.A.)constateerde, dat deze regering nog geen socialistische regering is, hoewel hij in de Troonrede veel terug vond van wat de P.v.d.A in 1963 in haar verkiezingsprogram opnam. Hij verheugde zich er over, dat het mandement der bisschoppen van 1954 in zoverrewas gewijzigd dat r.k." arbeiders zich nu bij het N.V.V. mogen aansluiten. Ook in het toelaten van de lijkverbranding door de r.k. kerk zag hij een symptoom van wederzijds begrip tussen de P.v.d.A en de K.V.P. Vo6rts merkte hij op, dat de begrotingen van minister Witteveen wel op het papier klopten, maar in de praktijk niet bleken te voldoen, daar ook bij hem de stijging der uitgaven boven die van het natio­ naal inkomen was gegaan. Tegen de omzetbelasting op textiel en schoenen maakte hij bezwaar.

De heer Roolvink (AR.) leverde kritiek op het plan betreffende de belastingspaarbrieven. Voorts zouden de voorgestelde dekkingsmaatregelen een prijsverhoging brengen van in totaal 3 pet., wat hij verontrustend achtte. Ook deze spreker beklemtoonde, dat de vijf van de E.E.G. niet moeten wijken voor De Gaulle. Aan depositie van de Europese Commissie mocht volgens hen niet worden getornd. Er behoren echter geen moties te worden ingediend zoals verleden jaar werd gedaan. De regering moet enige armslag hebben. Voor het bouwprogramma van minister Bogaers had hij alle lof. Zijn fractie droeg dit kabinet een warm hart toe.

De heer Jongeling (G.P.V.) zwaaide eveneens lof toe aan de minister van volkshuisvesting, al vond hij wel, dat er meer naar de vrije bouw moest worden overgegaan en dus minder aan de gesubsidieerde bouw moest worden gedaan. De dekkingsmiddelen der regering achtte hij minder gelukkig. Hij maakte bezwaar tegen het stijgen der uitgaven bij het ministerie van Maatschappelijk Werk, Kuituur en Recreatie met 35 1/2 miljoen gulden. De uitgaven voor onderwijs, nl. 800 miljoen, vond hij aan de hoge kant, temeer daar het rendement bij het hoger onderwijs volgens de statistiek maar slecht is.

De heer Slotemaker de Bruine (P.S.P.) had geen goed woord over voor de Troonrede. Hij had liever een goede rede van de minister-president gehoord. Spr. hoopte dat er nu een ander buitenlands beleid gevoerd zal worden. Voorts stond hij stil bij de luchten waterverontreiniging, alsmede bij de woningnood. Hij deelde het optimisme van de minister niet dat in 1970 de woningnood zou zijn opgelost As de V.V.D. een miljard op de defensie-uitgaven wilde bezuinigen, zou dit hem welkom zijn. Ook wilde hij de tweede fase der belastingverlaging op 1 jan. 1967 niet laten doorgaan, opdat de belastingspaarbrieven kunnen vervallen.

Hierna sprak Ir. van Dis wiens rede de vorige week reeds in haar geheel werd vermeld.

De heer Koekoek noemde het kabinet een mammoet-kabinet, dat met een mammoet-mUjoenennota te voorschijn is gekomen. Toen de heer Vondeling nog Kamerlid was, aldus spr. stoof hij geweldig op tegen de kwestie van het aardgas. De opbrengst daarvan moest de kleine man ten goede komen, maar nu hij minister is, hoor je daai' niets meer van. Wat minister Smallenbroek betreft, kon men zeggen, dat de AR. blij zijn, dat ze hem kwijt zijn, wat ook al gold voor minister Cals, want het is nu een stuk rustiger in de Kamer geworden. Spr. kon zijn vertrouwen aan dit kabinet niet geven. Hij zag er niet zoveel verschil in met het vorige kabinet, alleen gaat het kabinet-Cals wat verder. Met de belastingmaatregelen kon spr. zich niet verenigen, evenmin met de belastingspaarbrieven, waarvoor 300 ambtenaren zouden moeten aangesteld. Spr. kwam voorts op tegen het laten afbreken van woningen en tegen het traineren bij het geven van bouwvergunningen. Spr. onderstreepte het pleidooi van de heer Van Dis ten behoeve van de oud-KNIL militairen, die in Japanse kampen hebben doorgebracht en nooit salaris voor die tijd hebben ontvangen.

Hierna kwamen de Kamerleden aan het woord, die zich speciaal met de financiële vraagstukken bezig hielden. Hierbij kwam ook het bezuinigingsplan tot circa 1 müjard van de V.V.D. op de proppen. Het werd toegelicht en verdedigd door de heer Joekes, de zoon van de vroegere minister Joekes, die bij de P.v.d.A behoorde en heel vroeger Kamerlid was voor de Vrijzinnig Democratische Partij. Een der belangrijkste punten van het V.V.D.plan was het overbrengen van 15.000 woningwetwoningen naar de vrij e sector, waardoor het rijk verlost zou worden van het geven van bouwvoorschotten tot een bedrag van 420 miljoen per jaar. Voorts zou volgens het V.V.D.-pian de subsidie op brood moeten vervallen wat voor 1966 een besparing zou geven van 30 miljoen. De posttarieven en telefoontarieven zouden omhoog moeten tot een totaal bedrag van 100 miljoen.

Het laat zich denken, dat de heer Joekes het niet gemakkelijk had. Voortdurend werd hij niet alleen door Kamerleden der regeringspartijen, maar ook door ministers in de rede gevallen. Minister Bogaers was de eerste. Hij riep de heer Joekes toe, dat van die 420 miljoen besparing maar 25 pet., dus circa 100 miljoen gulden, voor 1966 ten goede zou komen. Dat de V.V.D. op hoger onderwijs 100 miljoen wilde besparen werd al niet minder door de tegenstanders van het plan sterk uitgebuit.

Ook van de zijde der regering vonden de concept-voorstellen van de V.V.D. sterke bestrijding. Toch was het de regering wel meer dan duidelijk geworden, dat de voorstellen inzake omzetbelasting op textiel en schoenen zelfs voor de regeringspartijen onaanvaardbaar waren. Het kabinet leed wel geen nederlaag, maar het kwam toch ook niet als overwinnaar uit het debat te voorschijn, daar het zich genoodzaakt zag toe te zeggen, dat het nader zou bezien hoe et op de uitgaven besniinigd zou kunnen worden.

Aan het einde van de debatten diende de heer Geei'tsema nog een motie in, waarin aanpassing van de rijksuitgaven aan de toeneming van het nationale inkomen werd gevraagd. Deze motie werd echter verworpen met 20 . tegen 106 stemmen. Behalve de V.V.D. stemden alleen de S.G.P., de B.P. en het G.P.V. vóór deze motie.

Ook de C.H.-fractie diende een motie in, die minder verder ging dan die van de V.V.D. Er werd een verlangzaming van de vergroting der rijksuitgaven in gevraagd. Hoewel deze motie ook de stemmen van de V.V.D. kreeg benevens die van de S.G.P., de B.P. en het G.P.V., maakte ook zij geen kans te worden aangenomen. Tegen 33 voorstemmers stonden 93 tegenstemmers, zodat ze verworpen was.

Inmiddels was het al 's nachts ruim één uur geworden voordat de vergadering beëindigd werd.

Na bovenstaand beknopt verslag en dito toelichting laten wij thans de repliekrede van de afgevaardigde der S.G.P. volgen.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter!

De Minister-President is in het begin van zijn rede nog even ingegaan op de formatie van zijn kabinet. Daarbij werd door hem ontkend, wat door mij en enkele andere sprekers was opgemerkt, namelijk, dat die formatie in strijd zou zijn met de uitspraak der kiezers bij de Kamerverkiezingen van 1963. Zonder op deze kwestie te ver in te gaan, meen ik toch te moeten opmerken, dat de Minister-President in deze zaak niet zo sterk staat, gezien het

buitengewoon grote verlies

van de Partij van de Arbeid bij voornoemde Kamerverkiezingen. Voorts hebben de verldeziagen voor de Rijnmondraad toch ook wel duidelijk aangetoond, dat er onder de rooms-katholieke kiezers een zeker onbehagen bestaat; het verlies van 1, 2 pet. voor de K.V.P. vergeleken met de Kamerverkiezingen van 1963 is anders wel zeer moeilijk te verklaren. Ik ben het echter met de Minister-President eens. dat de V.V.D. en de C.H.TJ. met betrekking tot het optreden van dit kabinet niet vrijuit gaan. Het waren toch de ministers en fracties van deze partijen, die het op een breuk in het kabinet-Marijnen hebben laten aankomen, waardoor de weg naar de formatie van dit rooms-rose-rode kabinet werd geopend. De starre houding van de liberalen en de christeUjk-historischen gedurende de kabinetscrisis heeft ongetwijfeld verscheidene van hun geesh'erwanten zeer onaangenaam getroffen, hetgeen bij de verkiezingen voor de Rijnmondraad vooral ten opzichte van de liberalen die met een afzonderlijke lijst uitkwamen, duidelijk aan het licht is getreden.

Hoezeel' echter het beleid van het kabinet-Cals moge verschillen met dat van de twee vorige kabinetten, hetgeen bij deze begroting wel heel sterk tot uiting is gekomen in de buitengewoon hoge stijging der staatsuitgaven en het opvoeren van de indirecte belastingen, in andere opzichten hebben de laatste drie kabinetten wat het regeringsbeleid betreft zeer veel gemeen. Evenals de kabinetten De Quay en Marijnen is ook het huidige kabinet een sterke voorstander van de

Verenigde Naties,

zoals uit de rede van de Minister-President wel onomstotelijk is gebleken. Dat wij hierin onmogelijk met de Minister-President kunnen meegaan, behoeft na hetgeen door mij in eerste instantie over deze organisatie werd opgemerkt, niet meer breedvoerig te worden betoogd. De voornaamste grief, die wij tegen deze internationele instelling hebben, iswd haar puur revolutionaire grondslag, zoals deze tot uiting komt in de preambule van haar statuut, waeirin de mens centraal wordt gesteld, terwijl God en Diens Woord er niet in worden genoemd. De rechten van de mens worden er hemelhoog in verheven, maar de rechten Gods worden er in alle talen in verzwegen. Hoe is dan te verwachten dat op deze instelling Gods zegen kan rusten? Veeleer droeg zij van het begin der oprichting af de kiem der mislukking in zich.

Gisteren zijn door mij reeds enkele voorbeelden van die mislukking genoemd, zodat ik hierop thans niet verder inga. Wd moeten wij het betreuren, dat in de rede van de Minister-President met geen enkel woord iets werd gezegd over het onrecht, dat de Indische volkeren — wij denken daarbij in het bijzonder aan de volkeren der

Zuid-Molukken

en die van het voormalige

Nederlands Nieuw-Guinea

— is aangedaan. Warmeer het tegen Zuid-Afrika gaat, houdt de Regering zich niet gedekt en zvidjgt zij niet, maar wanneer het gaat om het onrecht, dat voornoemde volkeren is aangedaan, daui wordt Indonesië ontzien, dan stelt de Nederlandse Regering met steun van bijna alle fracties uit de Kamer zich zelfs weer voor kapitalen garant, ten behoeve van grote ondernemers, zodat het zeer te vrezen is, dat de Nederlandse belastingbetalers de lasten straks zullen krijgen te dragen, wanneer Indonesië in gebreke blijft aan zijn verplichtingen te voldoen.

Wat de

Europese Economische Gemeenschap

betreft, daarvan is de Regering, evenals haar voorgsüigster, ook al een sterke voorstandster, zoals duidelijk bleek uit de rede van de Minister-President. Wij zijn niet tegen samenwerking van de landen als zodanigj ook niet wanneer die samenwerking op economisch gebied plaats heeft, mits wij daarbij niet aan liet kortste eind trekken. Wanneer straks — om maar iets te noemen — de sinaasappelen veel duurder worden, omdat de prijzen ten behoeve van Italië worden opgevoerd, dan geeft zulk een samenwerking zeer veel te denken. In het algemeen is men in de landbouw niet bijster met de EEG ingenomen. Onze bezwaren richten zich echter voornamelijk tegen het doel, dat men met de Europese gemeenschappen nastreeft, nl. de

eenwording van Europa

onder een supranationale regering, zoals Minister Luns herhaaldelijk heeft verklaard en ook hedenmiddag nadrukkelijk door de Mmister-FVesident is onderstreept. ïliertegen hebben wij reeds meermalen onze ernstige bezwaren kenbaar gemaakt, zodat ik hierop — mede gezien de mij toegemeten tijd — thans niet nader zal ingaan.

Uit de rede van de Minister-President blijkt voorts, dat het Kabinet in principe voorstander is van het toelaten van

communistisch-China

tot de Verenigde Naties. Op dit punt stemde hij volkomen in met de woorden van de heer Geertsema. Dat nationalistisch-China of Formosa dan voor rood-China moet wijken, schijnt de Minister-President — en met hem de Regering — niet te deren. Hij heeft hierover althans geen woord gezegd, hetgeen ons zeer heeft teleurgesteld. Rood-China moge dan in inwonertal Formosa overtreffen, wij menen dat het getal geen juiste maatstaf is. De overige bezwaren, die wij tegen toelating van rood-China tot de V.N. hebben, werden gisteren reeds door mij vermeld, zodat ik het hierbij kan laten.

Thans nog een opmerking over de uitbreiding van de

V. N.-weer macht

Op mijn vraag aan de Minister-President, of de Regering het daarheen wil sturen, dat hiervoor uitsluitend vrijwilligers worden aangewezen, gaf hij geen antwoord. Wij herhalen daarom deze vraag, omdat vele militairen en hun ouders zeer ernstige bezwEiren hebben tegen uitzending in het verband van de V.N. Gaarne zouden wij dan ook alsnog een antwoord op deze vraag ontvangen. Wat de

ontwikkelingshulp

betreft, zijn wij er ook na de rede van de Minister-President allerminst gerust op, dat er een betere controle op het besteden V8m de gelden zal worden uitgeoefend. Zolang een groot deel van de hulp m een pot van de V.N. komt, is niet te verwachten dat er sprake zal zijn vein een deugdelijke controle. Wij bepleiten daarom ten sterkste, de ontwikkelingshulp uitsluitend onder goede controle, bilateraal, te verstrekken, evenals Duitsland, Amerika en andere landen dit doen, en daarbij zoveel mogelijk het Nederlandse bedrijfsleven te betrekken. Ten overvloede zij vermeld, dat wij voorstaan dat allereerst de rijksdelen Suriname en de Antillen voor ontwikkelingshulp in aanmerking komen, daar er tussen de bevolking van deze rijksdelen en die van Nederland eeuwenoude banden bestaan. Inzake de kwestie van de

geboortenbeperking

wil de Regering — als ik de Minister-President goed heb begrepen — ons volk voorlichting gaan geven. Wij menen dat de Regering zich hiermede op een verkeerd pad begeeft, op gronden, zoals door mij in eerste termijn werden aangegeven en die dus niet behoeven te worden herhaald.

Wat

Zuid-Afrika

en in het bijzonder de kwestie van de ton van Minister Luns betreft, hierop ging de Minister-President met geen woord in, terwijl deze zaak toch zeer veel Nederlanders ter harte gaat; zeker meer dan de Regering denkt In aUe partijen zijn er, die het toezeggen van een ton aan het Defence and Aid Fund ten sterkste afkeuren. Men vindt ze in de K.V.P. en ook in de P.v.d.A en de V.V.D., om niet te spreken van de A.R.P. en de C.H.II., waar het aantal tegenstanders ongetwijfeld groter is dan in P.v.d.A. en V.V.D.

Een volgende kwestie, mijnheer de voorzitter, betreft het

eerbiedigen van de zondag

waarmede het in deze tijd wei allerbedroevendst is gesteld. Zo zal er aanstaande zondag — ik zou gaarne wUlen, dat de heer Smallenbroek even zou willen luisteren.

Minister Smallenbroek: Ik luister.

De heer Van Dis (S.G.P.): want ik heb nu iets voor hem — weer een internationale B. B.-oefening plaatshebben. Had dit nu niet op een andere dag gekund? De heer Walburg heeft daarover dezer dagen vragen gesteld

Minister Smallenbroek: De vragen zijn vandaag beantwoord.

De heer Van Dis (S.G.P.): Een jaar geleden zijn er ook door mij vragen over gestdd. Minister Toxopeus heeft toen geantwoord, dat zij, die godsdienstige bezwaren hebben tegen het deelnemen aan zulk een oefening op zondag, daarvan op verzoek kunnen worden vrijgesteld. Ik dring er ten sterkste bij de Regering en m het bijzonder bij de heer Smallenbroek als Minister van Binnenlandse Zaken op aan te dezen dezelfde gedragslijn als zijn voorganger te volgen, indien deze oefening toch op zondag doorgang zou vinden, wat wij ten zeerste zou­ den betreuren, daar het in strijd is met het goddelijke gebod om op zondag dergelijke oefeningen te houden. Mijnheer de Voorzitter! Er zijn nog wd meer punten, waarop de Minister-President niet is ingegaan, bijvoorbeeld op de kwestie van het beperken der vivisectie. Aangezien het mij echter beter voorkomt hierop bij één der begrotingshoofdstukken terug te komen, zal ik hierop verder niet ingastn.

Wat tenslotte de plannen van de Regering betreft met betrekking tot de verhoging van de

indirecte belastingen

en het invoeren van belastingspaarbrieven, is ons standpunt door het antwoord van de Minister-President en van Minister Vondeling niet gewijzigd. Wij blijven van oordeel, dat de uitgaven ineens veel te sterk zijn opgevoerd. Voorts zou er op andere uitgaven ingrijpend behoren te worden bezuinigd, opdat op onze bevolking niet zulk een zware last van f 900 mUjoen wordt gelegd, zoals zal gebeuren wanneer de regeringsplannen worden uitgevoerd. Bovendien is zeer te duchten, dat de regeringsplannen de waarde van de gulden nog sterker zullen doen dalen dan met die 3, 5 pet., die door Minister Vondeling wordt verwacht

Wij hebben vanzelfsprekend met instemming van Minister Vondeling vernomen, dat het belasten van schoenreparaties op een misgreep berust en dus van de baan is.

Wat de motie van de heer Geertsema en die van de heer Beernink betreft, zij vermeld, dat beide moties onze voUe instemming hebben, zodat wij er veel voor gevoelen onze stem eraan te geven, wanneer zij althans in stemming zullen komen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1965

De Banier | 8 Pagina's

Algemene politieke en  financiële beschouwingen  over de Rijksbegroting  voor 1966

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 oktober 1965

De Banier | 8 Pagina's