De huurverhoging

Verleden week donderdag werd de beraadslaging over het wetsontwerp inzake het verhogen der huren voortgezet. Zoals in , , I)e Banier" reeds werd vermeld, zou er een bespreking plaats hebben over een voorstel van minister Bogaers tussen deze minister en de vaste commissie voor de Volkshuisvesting om de gerezen moeilijkheden zo mogelijk tot een oplossing te brengen. Deze bespreking heeft inmiddels plaats gehad met het resultaat, dat deheerNelissen(K.V.P.), een door hem ingediend amendement, dat beoogde ook de woningen gebouwd vóór 1921 met huren beneden bepaalde grenzen in de huurverhoging te betrekken, introk. De K.V.P.-fractie legde zich neer bij het voorstel van minister Bogaers, hetwelk inhoudt dat aan het bijzonder besluit huurprijzen van 1954 verruiming zal worden gegeven. Hierdoor wordt de mogelijkheid geopend, dat eigenaren van huurwoningen met een lage huurpijs en die vóór 1921 zijn gebouwd, bij de Minister een verzoek kunnen indienen als de huurprijs van hün woning na 1 januari 1966 tenminste 7, 5 pet. en na 1 januari 1967 nog eens 7, 5 pet. lager komt te liggen dan die van woningen met een vergelijkbaar woongerief, die wel onder de huurverhoging vallen. Volgens de minister heeft dit betrekking op ongeveer 125.000 woningen van de in totaal 500.000 woningen, die vóór 1921 zijn gebouwd en buiten de huurverhoging vallen. Mocht het aantal aanvragen om huurverhoging te groot worden, dan zouden de secretarissen van huuradvies-commissies kunnen worden ingeschakeld om de aanvragen te behandelen.

Ook van de zijde van de P.v.d.A. werd hiermede accoord gegaan, zodat deze fractie zich nu bereid kon verkleiren voor het wetsontwerp te zullen stemmen, op een klein aantal van haar leden na. Namens deze fractie trok ook de heer Brandsma zijn amendement in, dat beoogde goedkopere woningen, gebouwd tussen 1921 en 1945, buiten de huurverhoging te houden.

De heer Van der Peyl handhaafde echter zijn amendement, ten doel hebbend om vóór 1921 gebouwde woningen ook onder de huurverhoging te brengen, wanneer door de eigenaar een daartoe dienend schriftelijk verzoek bij de huuradviescommissie zou worden ingediend en deze hierover gezien de behoorlijke staat van onderhoud en woongerief, gunstig zou beslissen. De indiener van dit amendement deelde namelijk de bezwaren van de minister niet, dat de huuradviescommissies dan meer werk zouden krijgen dan bij het voorstel van de Minister, die toch ook de secretarissen dezer commissies wilde inschakelen. Bovendien is het wel zeer moeilijk om uit te malcen of de huren van vóór 1921 gebouwde woningen lager liggen dan van woningen met een vergelijkbaar woongerief, welke na 1921 gebouwd zijn. Het amendement Van der Peyl kon echter geen meerderheid verkrijgen. Het kreeg de stemmen van de C.H.U., S.G.P., V.V.D., B.P. en G.P.V., maar de K.V, P., P.v.d.A., A.R., C.P.N, en P.S.P. stemden tegen, zodat het verworpen werd. Het wetsontwerp zelf werd aangenomen met 104 tegen 10 stemmen. Vóór stemden alle fracties, behalve die van C.P.N., P.S.P. en een viertal socialisten. De heer Nederhorst sloeg andermaal een blunder door tegen inplaats van voor te stemmen. Hoewel hij zijn vergissing aan de voorzitter bekend maakte, was dit toch niet meer te herstellen. De percentages der huurverhogingen, welke op 1 januari 1966 en 1 januari 1967 zullen plaats hebben, werden verleden week reeds meegedeeld, zodat we deze thans niet behoeven te herhalen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen