Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De wachter zeide: e morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt". Jes. 21 : 12.

1.

De last van Duma, zo lezen we boven deze woorden. Jesaja heeft van Godswege een last ofopdracht gekregen om Edom het oordeel aan te kondigen. Duma is hier afgeleid van Iduma, het land der Edomieten. Deze Edomieten zijn afstammelingen van Ezau, de broeder van Jacob. Ezau, de verachter van de eerstgeboorte, waar de zegen van de Messias zo na aan verbonden was, is naar Gods belofte ook tot een groot volk geworden. Een volk met een geheel ander hart evenwel dan Israël.

Izak had tot Ezau gezegd: „Op uw zwaard zult gij leven." Dit kwam uit in het leven der Edomieten. Het was een bijzonder krijgslustig olk.

Maar een volk, dat niet de goede krijg voerde. Het voerde niet zoals Israël de oorlogen des Heeren, maar veel meer de oorlogen des duivels. Edom is de eeuwige vijand van Israël. Niet één volk was Israël zo vijandig gezind, dan dat Edom. Hoewel Israël een broedervolk was van Edom, was er nochtans in Edoms hart een gloeiende haat tegen Israël.

Als Israël naar Babel wordt weggevoerd staat Edom op de wegscheidingen om de voorbijtrekkende, geboeide Israëlieten te bespotten. Nog meer deden zij.

De vluchtende Israëlieten hielden zij tegen en dreven hen terug in de armen van het moordlustige Babel. Ze hadden de legers van Nebukadnezar toegeroepen: , . Ontbloot ze! ontbloot ze! tot de fundamenten toe!" Wat een vreugde had Edom geschept uit de ondergang van Israël. Een satanische en duivelse blijdschap was er in hun hart bij het aanzien van het schrikkelijke lijden der Israëlieten.

Maar Edom zelf had ook zijn deel gekregen van Babels overheersing.

Eerst liet Babel hen met rust, maar tenslotte achtte Babylonië het niet meer veilig dit krijgslustige volk maar rustig in hun bergen te laten wonen. Babel trok ook tegen Edom op.

Vijfjaar na Jeruzalems val wordt ook Edom verwoest en gaat de glorie van Seïr ten onder. EdomwordtnuDuma, dat is „land van de stilte des doods". Het was stil geworden in het gebergte van Seïr. Op de heuvelen en in de dalen, langs de stromen en op de akkers liggen de gedoden. Edom zuchtte onder het juk van Babel op een wijze, die Israels ballingschap ver te boven ging.

En hoor! Nu roept men uit Seïr tot de profeet en vraagt men hem: , , Wachter, wat is er van de nacht; wachter, wat is er van de nacht? "

Men vraagt vanuit het donkere Edom ot er spoedig een einde aan deze nacht zal komen. Nu Edom in nood is, wendt het zich tot Israels profeten en vraagt men: , , Wachter wat is er van de nacht? "

Men vraagt de profeet of er licht aan­ staande is en er vertroosting te verwachten is.

Dat hadden we niet verwacht van Edom. Dat Edom aan een profeet uit Israël zou vragen: , , Wat is er van de nacht? "

Men vraagt raad aan de profeet Jesaja. Wachter, zo roept men, hoever is de nacht al gevorderd?

Om Edoms vraag goed te begrijpen, moeten we ons even de oosterse gedachte van een wachter voor ogen hou den.

De eenvoudige levenswijze in het oosten, waar men veel meer dan bij ons in de open lucht verkeert, maakt de diensten van een wachter zeer belangrijk. Roversbenden, wilde dieren en andere gevaren maken zijn arbeid onontbeerlijk in de oosterse nacht. Wanneer de vruchten in de tuinen rijpen, wordt een wachter gehuurd. Deze bouwt op een hoog liggende plaats een hutje van boomtakken en houdt vanuit zijn hoge post de nachtwacht.

In de steden en de dorpen, die 's nachts geheel onverlicht zijn, bewijzen de wachters ook onschatbare diensten. Op de muren van de stad bewaken zij de stad gedurende de nacht. Een wachter ziet van zijn hoge plaats eerder dan anderen het aanbreken van de dageraad. De wachter kent ook de nacht en weet precies de tekenen te onderkennen, die op de voorbijgang van de nacht wijzen.

Nu erkent Edom de profeet ook als zo'n met de nacht en het aanbreken van de morgenbekendzijndewachter. Edom vroeg aan Jesaja als wachter: „Wachter, wat is er van de nacht? " Wat was Edom een levendig land. Alles sprankelde er van leven en welvaart. Handel en nijverheid bloeiden er, de oosterse wijsheid had er haar woning, en een sterk leger vermocht het op de been te brengen. Maar het zal er stil worden, zegt ons hier Jesaja in zijn profetie. Jesaja zelf heeft die tijd wel niet beleefd, maar doorleeft ze desondanks toch en wel in de geest der profetie. Hij ziet wat er met Edom en met Israël zal gebeuren.

Nacht zou het worden voor Edom en is het ook geworden.

De stilte des doods heerste in het eens zo levendige Edom.

Maar ook voor Israël zou het nacht worden. De nacht van donkere ballingschap lag voor hen. In een donkere nacht is Israël gekomen. Stad en tempel verwoest. In ketenen zijn ze weggevoerd naar Babel. Jesaja zag als wachter Israels niets anders dan nacht komen voor Edom, maar ook voor Israël. Een donkere nacht spreidde zich over alles uit. Dit laatste geldt echter van het ganse menselijke geslacht. Door onze snode rebellie tegen onze Schepper, zijn wij allen gezeten in een pikdonkere nacht. Een nacht van geestelijke donkerheid.

We worden nu in zonden ontvangen en geboren en zijn reeds een voorwerp van Gods toorn van het uur onzer ontvangenis af.

Geestelijk zijn we dood in zonden en misdaden en liggen we begraven in het graf onzer zonden. De verbroken wet ligt als een vloek op ons en besluit ons onder eeuwige duisternis. Onze Schepper kennen we niet meer. Zijn geboden hebben we niet meer lief. Naar Zijn wil vragen we niet meer. Wij overtreden Zijn heilig gebod met gedachten, woorden en werken. Al Onze uitnemende gaven, waarmede onze Schepper, ons bekleedde, hebben we verloren en wij zijn in al onze wegen goddeloos, verkeerd en verdorven geworden.

Een nacht van ongeloof en vijandschap heeft zich van ons birmenste meester gemaakt en verzet zich tegen de redding, die in Christus is.

De in het evangelie aangeboden verlossing verwerpen we en we achten het bloed van Christus onrein te zijn. O, hoe schrikkelijk is de nacht, die zich over ons heeft uitgestrekt.

Elen nacht van geesteUjke dood en ellende. Een nacht zo duister, dat we de duisternis niet meer zien en ge-\ oelen en we zelfs nog menen rijk en verrijKt te zijn en geen dings gebrek te hebben.

Terecht zegt Ledeboer hiervan, dat het onze grootste ellende is, onze ellende niet recht te kennen.

Nu, wachter wat is er van de nacht? Hoor wat Jesaja zegt. , , De morgenstond is gekomen!" De profeet ziet in die duistere nacht de morgen aanbreken. De morgenstond is gekomen! Dit roept ons toe de komst van Christus in het vlees. Met de geboorte van de Zoon van God in onze natuur verrees de dageraad van Gods ontferming. Door de donkere zondenacht zag de profeet Jesaja de morgenstond komen.

De eerste stralen dezer Zon gingen op toen God Adam en Eva beloofde Zijnen Zoon te zenden en satans kop te vermorzelen en hen weder gelukzalig te maken. De stralen breken al maar meer door in de duistere wereld als Abraham uit het Ur der Chaldeën wordt geroepen. Nog verder schrijdt de jnorgenstond als we Jacob horen roemen: , , Juda gij zijt het!" David werd de morgenstond nog duidelijker aangewezen en de profeten getuigen om het heerlijkst van Hem, met Wens komst de dageraad zal aanbreken. Ook hier getuigt Jesaja: , , De morgenstond is gekomen!"

Het is een morgenstond van Gods onbevattelijke liefde. O, om het morgen te maken voor een deel van het menselijk geslacht, wilde Hij Zijn eniggeliefde Zoon als een Middelaar en Borg afstaan en verordineren.

Om die morgenstond te doen aanbreken, wilde Christus in Bethlehems krib worden geboren en sterven aan een vloekhout.

De Heilige Geest wilde IVfeiria overschaduwen en alzo uit haar de reine mensheid van de Mddelaar voortbrengea

Wat een ontzaglijke inhoud heeft dit woord: „De morgenstond is gekomen!" Maar hoe vol heil en zaUgheid dit woord ook is, de morgenstond moet eerst in mijn hart aanbreken om er mee te kunnen instemmen: , , De morgenstond is gekomen!"

Utrecht

Ds. C. Harinck.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1965

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 december 1965

De Banier | 8 Pagina's