Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Regeling van het leerlingwezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Regeling van het leerlingwezen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rede van Ds. Mieras

De sterke ontwikkeling van techniek en industrie in deze eeuw maakte het nodig te kunnen beschikken over goed geschoolde vaklieden. Aan de opleiding der hiervoor in aanmerkingkomende krachten werd dan ook sedert langere tijd grote aandacht besteed. Men denke aan de vroegere ambachtscholen, thans lagere technische scholen genoemd. Eerst in 1919 echter kreeg het leerlingwezen pas zijn wettelijke regeling in titel II van de Nijverheidswet, waarbij de wetgever ervan uitging, dat het leerlingwezen een substituut (plaatsvervanger) was van het dagschoolonderwijs en voornamelijk daar zou funktioneren, waar geen vakscholen aanwezig waren. Aanvankelijk bestond er van de zijde van het bedrijfsleven met betrekking tot de mogelijkheden van deze opleidingsvorm niet zoveel belangstelling, maar hierin kwam later een belangrijke verbetering. Bedroeg het aantalleerovereenkomsten in 1939 nog slechts 3400, verdeeld over 1600 werkgevers, in 1948 waren er 16000 en in 1964 reeds 70000 leerlingen. De noodzakelijke industrialisatie na de oorlog heeft daartoe in sterke mate bijgedragen. Ook was zij oorzaak ervan, dat er behoefte ontstond aan een geheel nieuwe wettelijke regeling van het leerlingwezen, waarvan artikel 20 bepaalt, dat de leerling in het leerlingwezen op de grondslag van een leerovereenkomst een opleiding ontvangt in de praktijk van een bepaald beroep, alsmede algemeen en op het beroep gericht onderwijs. Die leerovereenkomst moet dan volgens het wetsontwerp gesloten worden tussen de patroon en de leerling, ofals deze nog minderjarig is, diens wettelijke vertegenwoordigers, dus ouders, stief-of pleegouders. Namens de S.G.P.-fraktie werd het woord gevoerd door Ds. Mieras, die de volgende rede uitsprak:

Mijnheer de Voorzitter!

Alvorens over te gaan tot bespreking van dit wetsontwerp, wensen wij allereerst onze waardering uit te spreken voor het werk, dat door de betrokken bewindslieden is verricht, dienende tot verbetering van het leerlingwezen. Een behoorlijke opleiding van arbeidskrachten gaat ons immers zeer ter harte.

De Heilige Schrift getuigt er reeds van, hoe de heidenvolken er steeds op uit waren om, wanneer zij Israël in de krijg verslagen hadden, ook de vakman uit het overwonnen volk weg te nemen. Zo zorgden de Filistijnen ervoor, dat er

geen smid

in Israël overbleef. Insgelijks deden de Babyloniërs, toen zij de timmerlieden en de smeden uit Jeruzalem wegvoerden naar de Eufraat.

Daarentegen, toen Nederland groot was onder de natiën, was dat ook mede doordat ons volk vaardig was in de nijverheid. In de zestiende en zeventiende eeuw hadden onze produkten roem en naam in gans Europa en was het Hollandse merk een aanbeveling.

Vooral in verband met Nederlans positie tegenover andere mogendheden en de toenemende internationale concurrentie als gevolg van het integratiestreven behoort het technisch onderwijs ons ter harte te gaan.

Wij achten het juist, dat de bewindslieden niet zijn ingegaan op de suggestie, gedaan in het voorlopig verslag, om de regeling van het leerlingwezen alsnog op te nemen in de Wet op het voortgezet onderwijs (demammoetwet). Eén van de bezwaren tegen de mammoetwet was, dat hierin teveel verschillende soorten onderwijs werden samengeperst. In al deze gevallen gaat het dan nog om schoolonderwijs, terwijl in het leerlingwezen het centrale punt wordt gevormd door de leerovereenkomst.

Toch vrezen wij, dat het onderhavige wetsontwerp ook enigszins een

mammoetkarakter

draagt. Is het bijvoorbeeld juist om het leerlingwezen in de land-en tuinbouw in één wet samen te koppelen met dat in de industriële sector? Onzes inziens is het leerlingwezen in de agrarische sector nog zo weinig op gang gekomen en zijn er zulke verschillen, dat het wellicht de voorkeur had verdiend deze vorm van leerlingwezen voorlopig buiten deze wet te laten. Ook in een ander verband kunnen wij een vergelijking met de mammoetwet maken. Ook hier wordt veel geregeld wat veeleer aan het particulier initiatief overgelaten kan worden. Alles is immers nog volop in ontwikkeling in het leerlingwezen en in het algemeen ten aanzien van de vorming van de werkende jeugd. Wij vrezen dat de aanpassing van het leerlingwezen aan de toekomstige ontwikkelingen belemmerd zou kunnen worden doordat dit wetsontwerp te veel wil regelen.

Zo achten wij het niet juist, dat in artikel 4, tweede lid, vastgesteld wordt, dat voor de opleiding tot beroepen, die naar hun aard en samenhang tot eenzelfde beroepencategorie behoren, slechts

één landelijk orgaan

werkzaam kan zijn. In het voorlopig verslag is erop gewezen, dat de situatie nu reeds zo is, dat in bepaalde beroepencategorieën meer dan één landelijk orgaan werkzaam is. De beantwoording van de Staatssecretaris heeft ons op dit punt niet kunnen overtuigen.

Juist om eventuele ontwikkelingen in de toekomst alle ruimte te geven, lijkt het ons niet verantwoord om eventuele overlappingen bij voorbaat de pas af te snijden. Wat is het voordeel hiervan? De ontwikkeling van het leerlingwezen doet nu al zien, dat het minder gewenst om het al te zeer tot één orgaan te beperken, waardoor de opleiding een te smalle basis zou krijgen. Ook betreuren wij het, dat de bewindslieden zijn ingegaan op de suggestie, gedaan in het voorlopig verslag, om in artikel 12, eerste lid, onder a, vóór , , op te leiden" in te voegen , , overeenkomstig het praktijkprogramma". In het algemeen mag men toch wel verwachten, dat de patroon overeenkomstig dit programma zal handelen. Het moet immers, blijkens artikel 10, onder e, genoemd worden in de leerovereenkomst. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn, dat de patroon gegronde redenen heeft om van het praktijkprogramma af te wijken. Het lijkt ons verkeerd om dit bij voorbaat onmogelijk te maken.

Vervolgens zouden wij de Staatssecretaris nog eens in overweging wil len geven de mogelijkheid open te houden dat in bepaalde-gevallen een

diploma leerlingwezen

wordt uitgereikt, zonder dat de leerling het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd. In steeds breder kring ziet men toch in, dat aan het examenstelsel bepaalde bezwaren kleven. Het is zeer wel mogelijk, dat zij, die gedvirende hun leertijd tot resultaten zijn gekomen, die alleszins voldoende geacht moeten worden, toch niet door hun examen heen kunnen komen. De consulent zou onzes inziens alleszins bevoegd zijn om dit te beoordelen. Wij verheugen ons erover, dat de Staatssecretaris bij nota van wijziging alsnog de rechten van de ouders als de eerst verantwoordelijke partij bij de opvoeding en opleiding van hun kinderen hebben willen erkennen door hen in artikel 3, tweede lid, invloed toe te kennen in de besturen der organen. Mijnheer de Voorzitter! De oorspronkelijke orde was toch zo, dat het de ouders zelf waren, die zo goed als geheel voorzagen in de opvoeding hiuiner kinderen. Meest iedere burger oefende zij n bedrijf uit in eigen woning, op eigen land, in eigen winkel of op eigen schip. Op geheel natuurlijke wijze nam de vader zijn zoon dan bij zich aan het weefgetouw, aan ploeg of roer. De industrialisatie heeift dit goeddeels verstoord. Niet dan bij uitzondering is een vader nog in staat zelf zijn kind op te leiden.

Waar dat echter nog kan geschieden, achten wij het een

groot goed

Wij beschouwen dit als één der verschillen tussen het leerlingwezen in de industriële en in de agrarische sector, dat het in laatstgenoemde nog dikwijls mogelijk is, dat de vader zijn zoon opleidt. Wij kunnen ons dan ook beslist niet verenigen met degenen, die artikel 7, eerste lid, zo zouden wUlen wijzigen, dat een gedeelte van de leertijd moet worden doorgebracht op een ander dan het ouderlijk bedrijf. Terecht merkt de Staatssecretaris dienaangaande op, dat een dergelijke bepaling slechts tot gevolg zou hebben, dat het leerlingwezen onvoldoende bij de landbouwbevolking zou aanslaan.

Wij leggen hier vooral de nadruk op, omdat wij van mening zijn, dat het leerlingwezen veel meer inhoudt dan alleen het aanleren van technische bekwaamheden. De pedagogische begeleiding van de leerling achten wij van groot belang. Terecht beschouwen vele ouders de opvoeding van hun kinderen als een zware taak. Inzonderheid zij, die in de opvoeding ernst willen maken met hetgeen God in Zijn Woord geopenbaard heeft, maken zich zorgen over de

velerlei verleiding,

waaraan vooral de opgroeiende jeugd is blootgesteld. De bepaling in artikel 12, * onder a, dat de patroon verplicht is, er zorg voor te dragen, dat de leerling redelijkerwijs beschermd is tegen gevaren in zedelijk of lichamelijk opzicht, zal hen naar wij vrezen niet geruststellen.

Mij neer de Voorzitter! De één ziet in televisie bij voorbeeld een zedelijk gevaar, dat hij weert van zijn bedrijf, terwijl de ander daar helemaal geen gevaar in ziet.

Wij achten het daarom van groot belang, dat gelet wordt op de godsdienstige gezindte van de patroon. Gaarne zouden wij ingelicht worden, waarom artikel 43, derde Ud, van de huidige Nijverheidsonderwijswet niet is overgenomen. Wij zouden het zeer op prijs stellen, wanneer deze bepaling alsnog aan het wetsontwerp zou worden toegevoegd, bij voorbeeld bij artikel 7:

, , Bij het aangaan van een leer over-• eenkomst zal het orgaan zoveel mogelijk rekening houden met de wensen van de ouders of verzorgers omtrent de godsdienstige gezindte van de patroon".

Ten slotte maken wij bezwaar tegen wat onder f vermeld is in artikel 12. Hierin wordt gezegd, dat de patroon verplicht is , , onverminderd hetgeen bij of krachtens de Arbeidswet 1919 en overigens op het gebied van het arbeidsrecht is bepaald, de werkzaamheden zoveel mogelijk zodanig te regelen, dat de leerling daarvan is vrijgesteld op zondagen en de volgens het plaatselijk gebruik gelijkgestelde feestdagen".

Mijnheer de Voorzitter! Wat wordt bedoeld met , , zoveel mogehjk"? In de huidige Nijverheidsonderwijswet (artikel 47, lid 5) wordt toch zonder meer gezegd, dat de patroon verplicht is , , de werkzaamheden zodanig te regelen, dat de leerling geen werkzaamheden heeft te verrichten op zondagen en op die dagen, die volgens het plaatselijk gebruik met zondagen worden gelijk gesteld".

De Arbeidswet bepaalt toch duidelijk genoeg, dat aUe zondagsarbeid door jeugdige personen verboden is, met uitzondering van landbouwarbeid. Inderdaad kan zondagsarbeid daar niet te vermijden noodzakelijk zijn. Is het , , zoveel mogelijk" alleen ter wille van de landbouwarbeid toegevoegd? Dan zouden wij het op prijs stellen, dat dit nadrukkelijk werd vastgelegd. Wij zouden artikel 12 onder f daarom aldus willen lezen:

, , de werkzaamheden zodanig te regelen, dat de leerling daarvan op zondag is vrijgesteld of, als het landbouwarbeid betreft, bestaande in het verzorgen van dieren, daarvan zoveel mogelijk op zondagen is vrijgesteld".

Wij wensen namelijk met kracht stelling te nemen tegen het hand over hand toenemende kwaad van de

continu-arbeid,

waarbij de zondag niet meer wordt ontzien. Wij kunnen te dezen instemmen met hetgeen de Rotterdamse hervormde predikant dr. H. Goedhart volgens , , Trouw" van 8 februari nog dezer dagen heeft betoogd:

„Continu-arbeid vernietigt de rust van de dag gewijd aan de dienst des Heeren. Dat onze economie geheel op het bestaan van continu-arbeid is gebouwd, toont aan dat het fundament van onze samenleving onchristelijk is. Het economische stelsel is ontworpen door mensen, die de welvaart van groter belang achten dan Gods genadige regeling van het arbeidsproces".

Hoewel wij ons met de strekking van het wetsontwerp als geheel akkoord kunnen verklaren, hopen wij, dat de geachte Staatssecrataris de door ons naar voren gebrachte punten in welwillende overweging zal nemen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1966

De Banier | 8 Pagina's

Regeling van het leerlingwezen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 maart 1966

De Banier | 8 Pagina's