Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Naar wettelijke gelijkstelling  begraven en verbranden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar wettelijke gelijkstelling begraven en verbranden

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enige tijd geleden nam de Tweede Kamer een motie aan van de heer Scheps (P.v.d.A.), waarin aan de Minister van Binnenlandse Zaken, de heer Smallenbroek (AR) werd verzocht om een wetsontwerp in te dienen, waarin zal worden voorgesteld alle wettelijke belemmeringen, die tot nu toe aan de lijkverbranders nog in de weg worden gelegd, te laten vervallen. Met andere woorden: om de lijkverbranding algeheel op voet van gelijkheid met het begraven te stellen.

Met de afgevaardigden der SGP verklaarden zich maar enkele Kamerleden tegen deze motie, die een al verder voortmarcheren van het heidendom in ons land inhield. De protestants-christelijke Kamerleden, namelijk de antirevolutionairen en de christelijk-historischen daarentegen gaven desniettemin aan deze motie hun stem, evenals de rooms-katholieken.

Nu is een motie maar een motie. Een minister is niet verplicht om deze ten uitvoer te brengen. Het is hiermee dus anders gesteld dan met een amendement. Wanneer een amendement door een meerderheid der Kamer is aangenomen, is de Minister verplicht het desbetreffende artikel van zijn wetsontwerp in de geest van het amendement te wijzigen.

Een motie echter kan een minister naast zich neerleggen. Dit had minister Smallenbroek met demotie-Scheps dus ook kunnen doen. Hij had dit zoveel te gemakkelijker kunnen doen, omdat de huidige Tweede Kamer toch naar haar eind loopt, daar er in 1967 Kamerverkiezingen moeten plaats hebben. In de eerste plaats echter had Minister Smallenbroek uitvoering van deze motie moeten weigeren omdat de lijkverbranding in strijd is met de Heiüge Schrift, zoals reeds eerder meer in den brede in De Banier werd aangetoond. De Minister blijkt zich echter helaas bij de voorstanders der motie te hebben neergelegd en van plan te zijn de motie uit te voeren. Dit komt tot uiting in de antwoorden, welke door hem zijn gegeven op vragen van de heer Geertsema (WD), die wij volledigheidshalve hier onverkort laten volgen:

1. Kan de Minister mededelen of de Regering inmiddels heeft besloten uitvoering te geven aan de op 24 november 1965 door de gehele Kamer, met uitzondering van de fracties van de Boerenpartij, het G.P.V. en de S.G.P., aangenomen motie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, waarin de Regering werd uitgenodigd om zo spoedig het haar mogelijk is een ontwerp van wet bij de Kamer aanhangig te maken tot nadere regeling van de verassing, in de zin als door de (derde) commissie-Kan aangegeven?

2. Indien het bovenbedoelde besluit reeds is genomen, kan de Minister dan mededelen, waarom het aanhangig maken van dat ontwerp de Regering nog niet mogelijk is geweest?

3. Indien de regering mocht hebben besloten de motie niet uit te voeren, dan wel nog geen enkele beslissing heeft genomen, kan de Minister dan de redenen aangeven, die daartoe hebben geleid?

Minister Smallenbroek beantwoordde deze vragen op 2 juni 11. als volgt:

1 en 2. De ondergetekende heeft een ontwerp van wet met bijbehorende memorie van toelichting, waarin de crematievoorstellen van de (derde) commissie-Kan zijn vervat, aan zijn ambtgenoten van Justitie en van Sociale Zaken en Volksgezondheid, alsmede aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en aan de Commissie Territoriale Decentralisatie om advies toegezonden. Laatstgenoemde commissie heeft inmiddels haar advies uitgebracht.

Zodra alle adviezen zijn ontvangen, zal het wetsontwerp aan de Ministerraad worden voorgesteld.

3. In verband met het voorgaande behoeft deze vraag geen antwoord.

De AR en CH hebben zich wel op een zeer gevaarlijke weg begeven door omstreeks 1956 medewerking te verlenen aan het wettelijk sanctioneren van de heidense praktijk der lijkverbranding en door in 1965 weer mede te bevorderen, dat deze praktijk wettelijk gelijk zal worden gesteld met de begraving.

Met Minister Smallenbroek banen zij hiermede toch tevens de weg ervoor, dat de lijkverbranding na verloop van jaren verplichtend zal kunnen worden gesteld.

Reeds Dr. Kuyper heeft op dit gevaar de aandacht gevestigd. Hij wees daartoe op uitlatingen van geleerden, o.a. op die van Dr. A. Baginsky, die in zijn , , Die Leichenverbrennung vom Standpunkte der Hygiene" op blz. 25 schreef: „Ook op dit punt moet men radicaal zijn en de kerkhoven zonder aarzeling afschaffen".

Voorts op die van Dr. S. Bernstein, die het begraven van lijken één .der grootste zonden uit staathuishoudkundig oogpunt noemde. Een ander, nl. prof. Cajo Peyrani schreef in een Italiaans blad, dat de dusver in zwang zijnde gewoonte van op kerkhoven te begraven ophouden moest. Dr. Kuyper was dan ook van oordeel — zoals hij dit letterlijk schreef — dat het stelsel der lijkverbranding op dwang uitloopt.

Sedert hij dit schreef, zijn er al meer dan 80 jaar verlopen. Van dwang is er nu nog geen sprake, maar het gevaar dat het daartoe komt, is er niet minder door geworden. Het was ook niet te verwachten, dat het toepassen van dwang tot verbranden zo spoedig tot uitvoering zou worden gebracht De tegenstand tegen de crematie was daartoe nog veel te sterk. Langzamerhand is hierin echter verandering gekomen. De rooms-katholieke kerk, die voorheen de lijkverbranding voor haar leden streng verbood, heeft haar tegenstand sedert kort laten varen.

Ja zelfs in de Gereformeerde Kerken staat men tegenover de lijkverbranding niet meer zo afwijzend als dit voorheen werd gedaan. Daar komt nog bij, dat de bevolking van Nederland sterk toeneemt, dat de kerkhoven en de recreatie steeds meer grond opeisen, wat door de voorstanders der hjkverbranding zal kunnen worden uitgebuit om dwang tot lijkverbranding te gaan propageren. Als dit bereikt wordt, zal crematie regel en begraving uitzondering worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1966

De Banier | 8 Pagina's

Naar wettelijke gelijkstelling  begraven en verbranden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1966

De Banier | 8 Pagina's