Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heere! .Wat wilt Gij, dat ik doen zal? Hand. 9 : 6a.

2.

Zo toog hij dan als een vervolger van Jezus naar Damaskus met een kleine bende krijgsknechten. De reis vordert. De dag is thans gekomen, die hij in Damaskus hoopt te eindigen. Geen tijd mag verloren gaan. Er staat: „En Saulus blazende nog dreiging en moord tegen de discipelen des Heeren".

Damaskus, de schone stad, het aardse paradijs genaamd, is reeds in het gezicht. Nog enkele uren en de voeten, snel om bloed te vergieten, staan binnen haar poorten.

Het is middag. Fel brandt de zon. Doch wat doet opeens het licht der middagzon tanen en werpt hem met bliksemsnelheid ter aarde? Het is een straal van de ongeschapen Zon. Immers, er staat: het was een licht boven de glans der zon. En hoort, daar spreekt een stem, een stem, die al de snaren zijner ziel doet trillen. Saul, Saul, wat vervolgt gij Mij ? Ontzaggelijk ogenblik. Wat betekent de mens tegenover de hoogheid Gods? Ja, hier wordt vervuld wat Jesaja zegt: Ook als Hij op hen blazen zal, zo doet Hij hen verdorren en een stormwind zal ze wegnemen.

Wat zal het eenmaal wezen in de dag der dagen, als alle oog Hem zal zien komende om te oordelen de levenden en de doden.

Saulus viel ter aarde. Hij, de verhevene, viel van het voetstuk waarop hij zichzelf gesteld had.

Voorzeker, straks zou hij nog meer worden ingeleid in het diep en inwendig verderf van zijn eigen bestaan.

Doch thans, hij ontvangt hier de genadeslag, om straks in Christus weer op te staan.

Onttroond en ontvroomd, zo ligt hij neder; zo moeten wij allen, zij het in een andere weg, onttroond en ontvroomd worden, dan worden we bij onze naam geroepen. Voor onwederstandehjke genade is niets bestand.

Het is voor de Heere maar een oogwenk om de mens van zijn vermeende hoogte naar beneden te storten. Wat vervolgt gij Mij?

Dat is Hij, Die spreekt: , , Mij is gegeven alle macht in de hemel en op aarde".

In de hemel: macht van voorspraak, op grond van Zijn eigen verdienste. Macht op aarde om zondaren en vijanden terneder te werpen.

Merk ook op de herhaling: Saul, Saul.

Zo spreekt de Heere meer. Zo klinkt het Martha, Martha, Simon Simon, Jeruzalem Jeruzalem. In deze herhaling van de naam beluisteren wij het diepste medelijden. De Heere is dan ook een medelijdende Hogepriester.

Dat heeft ook Paulus verstaan. Want de stem hoort alleen Paulus. De anderen, die met hem zijn, horen slechts een geluid, een klank zonder inhoud.

Doordringend met GoddeUjke kracht klinkt het: , , Wat vervolgt gij Mij? " Christus is één met Zijn volk. Hoofd en lichaam zijn niet van elkander te scheiden. Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.

In één van de oude arena's van Rome staat: , , Christus regeert, Christus verlost, Christus beschermt". Maar dan ook wordt hier uit een verslagen en gebroken hart beluisterd: , , Wie zijt Gij, Heere? "

Getroffen door het Woord Gods verneemt hij de stem van een voor hem onbekende God, maar van Wie hij het zal ondervinden, dat Hij is een God, Die Zich openbaart, en dat anders dan dat Hij Zich aan de wereld openbaart.

Want immers op deze vraag luidt het antwoord uit de hoogwaardige heerlijkheid: , , Ik ben Jezus, Die gij vervolgt". Dit antwoord is beschamend, maar ook vertroostend. Die gij vervolgt, dat is Paulus' zonde.

Jezus, dat is genade, dat is die enige naam onder de hemel gegeven, waardoor zondaren zaUg worden gemaakt.

De Heere gaat voort: , , Het is u hard de verzenen tegen de prikkels te slaan".

Dit is een beeld ontleend aan de landbouw. Men had dan aan de ploeg prikkelen en nagelen aangebracht, opdat het rund, als het verkeerd wUde, er tegenaan sloeg, zichzelf zou pijnigen en dat achteruitslaan af zou leren.

De Heere wil als het ware zeggen: Al uw vervolgingen kunnen Mijn gemeente niet beschadigen, maar beschadigen uzelf.

En nu komt het bevend van zijn lippen: „Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal? " Dat is de man, die straks nog verwoed Christus vervolgde, die nu als een blinde dwaas terneder ligt.

Een man, die alles kon en wist, wiens licht veranderd is in duisternis. Dat leren allen, die God bekeert. Hun eigen licht wordt duisternis, hun blinkende deugden worden blinkende zonden.

Doch diezelfde God, Die hem neersloeg, ondersteunde hem tevens. Hier wordt vervuld: Hij doet smart aan en Hij verbindt. Hij doorwondt en Zijn handen helen. En diezelfde God, Die hem aan eigen dwaasheid, blindheid en zonde ontdekte, leerde hem ook vragen: , , Wie zijt Gij, Heere? "

Nu wist hij tot Wie hij sprak, nl. tot een God en Heere, Die in het hoge en verhevene woont, maar Die ook nederziet op de arme en verslagene van geest en die voor Zijn Woord beeft. Dat vrezen en beven kan in verschillende zin gezien worden. Er is een slaafse vrees, het is de benauwdheid voor straf en oordeel; daar is een knechtelijke vrees, het is een vrees met het oog op loon. Jesaja zegt: Gij eist gestrengelijk loon op al uw arbeid.

Maar een kinderlijke vrees is deze, al was er geen hel tot straf en geen hemel van heerlijkheid, dat ze de Heere lief leren krijgen om Zijns Zelfs wil.

Doch zie dan ook, die zo in het stof ligt neergebogen, die zal het ook ervaren: die wordt door Hem weer opgericht.

Wat wilt Gij? Hier heeft het ik plaats gemaakt voor het Gij.

Het eigengerechtig ik was met één slag er aan gegaan. Het wordt hier vervuld wat Hellenbroek zegt bij de bekering van een zondaar: het verstand wordt verlicht om God te kennen in Zijn algenoegzaamheid, Jezus in Zijn dierbaarheid en zichzelf inzijndoemwaardigheid.

Welnu, als een gebroken man, blind en krachteloos rijst hij op van de aarde. Hij heeft aUes verloren, wat tot dusverre glans en waardij voor hem had, doch is hier aan het begin van de weg waar hij leert: die zijn leven behouden wil, zal het verhezen, en wie het verhezen wil, zal het behouden.

Welk een verschil: vóór de ontmoeting met Jezus een zelfbewust man, die krachtig op zijn doel aangaat, en thans een hulpeloze, die zich in zijn bUndheid moet laten leiden. En als zulk een wankelende wordt hij, die als een vervolger van Jezus Jeruzalem verliet, thans als een gevangene van Jezus Damaskus ingeleid. Daar vertoeft hij drie dagen, dat hij niet at noch dronk.

Daar wordt in zijn ziel uitgewerkt wat hij op de weg had ontmoet en ondervonden. Daar worstelt zijn ziel met God. Ja, daar wordt vervuld: Zie, hij bidt. Daar rijzen voor hem op de schrikgestalten van schuld en zonde.

De eigengerechtige farizeër, die naar de wet onberispehjk was, leert hier: 'k Ben door Uwe wet te schenden, krom van lenden enz.

Hij, die meende Gode een dienst te doen, leert hier als een bondsbreker voor God invallen, zich voor God verootmoedigen, het met God eens worden en een welgevallen Icrijgen aan de straffen van zijn ongerechtigheden.

Voorwaar indien ergens, zo wordt hier vervuld:

'k Bekend', o Heer' aan U oprecht mijn zonden, 'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden. Maar ik beleed, na ernstig overleg Mijn boze daan. Gij naamt die gunstig weg.

Sliedrecht Ds. Smits.

Ds. Smits.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

De Banier | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1966

De Banier | 8 Pagina's