Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De a.s. Kamerverkiezingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De a.s. Kamerverkiezingen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

woensdag 15 februari 1967

De huidige zittingsperiode der Tweede Kamer is wel een zeer buitengewone. In 1963, na de toen plaats gehad hebbende Kamerverkiezingen begonnen, kwamen er twee kabinetscrisissen in voor. Eerst bracht het Kabinet Marijnen zichzelf in het begin van 1965 ten val doordat de V.V.D.-en de C.H.-ministers enerzijds en de K.V.P-en A.R.P-ministers anderzijds het met elkaar niet eens konden worden over de radio-en televisieo mroepkwestie.

Het Kabinet-Marijnen maakte plaats voor het Kabinet-Cals, dat op 27 april 1965 met een regeringsverklaring voor de Kamer verscheen, doch in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 ten val werd gebracht doordat de K.V.P.-fraktie een motie indiende — de motie-Schmelzer genoemd — welke door het Kabinet-Cals als een motie van wantrouwen werd opgevat, maar desondanks door de Kamer werd aangenomen.

Eerst na verloop van ruim vijf weken kwam een nieuw kabinet tot stand, het derde kabinet dus sedert 1963, onder leiding van prof. Zijlstra. Een kabinet, dat als overbruggingskabinet is aangediend en dus een korte levensduur heeft.

Dit kabinet ontbond de IVeede Kamer op termijn en bepaalde voorts, dat de verkiezing der leden van de nieuwe Kamer D.V. op 15 februari 1967 zal plaats hebben.

In heel het land zijn daarop de partijen begonnen met voorbereidingen voor deze verkiezingen, in zover ze hiermede al niet begonnen waren. De S.G.F bijvoorbeeld is er al eerder mee begonnen. Zodra het Kabinet-Cals ten val was gebracht en de heer Schmelzer als formateur aan het werk was, werd besloten om zo spoedig mogelijk over te gaan tot het doen samenstellen van de groslijsten door de Provinciale Vergaderingen, opdat aan de hand daarvan de kandidatenlijst vroegtijdig door een extra Vertrouwensvergadering kon worden vastgesteld. Zodoende kon reeds vóór de afkondiging van het officiële besluit der Kamerontbinding met de verdere voorbereidingen begonnen worden, daar er geen twijfel meer aan bestond, dat tot ontbinding der Kamer zou worden overgegaan.

Er zijn heel wat partijen, die het voornemen hebben aan deze Kamerverkiezingen te gaan deelnemen. Volgens officiële mededelingen zijn het er zelfs 36. Toch moet sterk betwijfeld worden of deze alle hun voornemen ten uitvoer zullen brengen. Voor kleine groeperingen zonder behoorlijke organisatie is toch het deelnemen aan Kamerverkiezingen een zeer riskante onderneming. Moest men in 1963 al een waarborgsom storten van 9000 gulden voor het geval men in alle 18 kieskringen kandidaatlij sten wilde indienen, thans is dit bedrag tweemaal zo groot, dus 18000 gulden. Wanner niet een bepaald percentage van de kiesdeler aan stemmen behaald wordt, is men dus 18000 gulden kwijt. Er wordt dan ook verwacht, dat er op zijn minst wel 16 groeperingen zullen afvallen, zodat er dan 20 overblijven, waaronder de tien reeds in de Kamer vertegenwoordigde partijen. Toch nog een behoorlijk aantal, doch vóór de oorlog in de tijd toen er helemaal nog geen waarborgsom behoefde te worden gestort, nl. in 1933, zijn er wel eens 56 partijen geweest, die aan de Kamerverkiezingen deelnamen, doch waarvan het merendeel slechts een zeer gering aantal stemmen kreeg.

Het zal in de komende verkiezingsstrijd wel weer niet aan allerlei schone voorspiegelingen en rijke beloften ontbreken. De ene partij zal daarin de andere wel trachten te overtroeven. Dat daarbij ontzaglijk veel kiezersbedrog in het geding is, is buiten twijfel. Helaas laten steeds vele kiezers zich door al die voorspiegelingen en beloften, die nimmer in vervulling gaan, overhalen om op de partij te stemmen, die hun het meeste biedt. Aan zulke praktijken heeft de S.G.P. nimmer willen meedoen. Haar voornaamste oogwerk is steeds geweest de kiezers er op te wijzen, dat het welzijn van ons volk het allerbeste gediend wordt, wanneer overheid en onderdanen zich in al hun handelen richten naar Gods Woord.

Dit Woord toch maakt de grondslag uit voor de beginselen en het streven der S.G.P Van meet af, dus van de oprichting in 1918 af, was het haar er om te doen om die beginselen tot meerdere erkenning onder ons volk te brengen. Dit ging met zware strijd gepaard. Aanvankelijk werd zij als een splinterpartij gebrandmerkt. Haat en smaad was haar deel. Zij werd onder valse voorstellingen als het ware bedolven, ja haar werd toegewenst, dat ze maar spoedig een vroegtijdige dood zou sterven!

Hoe zijn haar tegenstanders echter met deze wens beschaamd uitgekomen!

Niettegenstaande de verdrukking, toch groeide zij gestadig. Zij was geen wonderboom, die in korte tijd welig opschoot om na korte tijd weer te verkwijnen en te verdwijnen. Tot op heden mag zij door de goedheid Gods nog bestaan. Nog immer mag zij het positieve geluid van Gods Woord laten horen. Want wat is positiever dan hetgeen Gods Woord ons voorhoudt en leert? De tegenstanders der S.G.P. hebben menigmaal haar voorgesteld als een louter negatieve partij. We herinneren ons nog, dat dit bij een zekere gelegenheid ds Zandt door de heer Smallenbroek (A. R.) voor de voeten geworpen werd. Ds. Zandt hield hem toen voor, dat het negatief is om tegen de Reformatie, welke op Gods Woord gegrond is, in te gaan en Rome te steunen in de kwestie van het gezantschap bij de paus. Tevens wees Ds. Zandt hem erop, dat de A. R.P hiermede vierkant inging tegen Luther en Calvijn, die aan een gezantschap bij de paus zeker hun medewerking niet zouden hebben verleend, maar in deze beslist aan de zijde der S.G.P. zouden hebben gestaan.

Neen, het is een pertinent valse voorstelling, om ten aanzien van de SGP het volk voor te houden, dat zij louter negatief is. Negatief is het om krachtens beginsel — zoals de A.R.P. doet — aan de ongeloofspropaganda een vrijbrief te geven, zodat de overheid de verbreiding van het goddeloze atheïsme niet zou mogen beletten. Negatief is het wat ook al van A. R. zjjde krachtens beginsel werd verklaard, dat de gruwelijke godslastering niet als zodanig door de overheid behoort te worden gestraft. Negatief is het al niet minder om medewerking te verlenen aan het wettelijk gelijk stellen van de heidense praktijk der lijkverbranding met het begraven der doden. Hiermede wordt ongetwijfeld gehandeld tegen de Heilige Schrift en tegen de praktijk der oude christenen, die nog heidens zijnde, de lijkverbranding toepasten, maar hiermede braken toen zij van de afgoden bekeerd werden tot de levende God. Dit alles en nog zoveel meer is louter negatief.

De S.G.P. is ook geen scheurpartij, zoals haar ook al werd toegeworpen. Zij handhaaft toch de soevereiniteit van Gods getuigenis, zoals dat in het onverkorte artikel 36 der Ned. Geloofsbelijdenis ten aanzien van het staatkundige gebied beleden wordt. Hiervan heeft zij bij herhaling blijk gegeven als haar woordvoerders in de Tweede Kamer op deze grondslag het voorstel tot de protestantschristeUjke partijen richtten om één grote reformatorische partij te vormen, op welk voorstel deze echter nooit zijn ingegaan.

Als er van scheuren gesproken moet worden, dan kan dit met meer recht gezegd worden van de A.R.P., waar de beginselen dezer partij met de aloude belijdenis der Reformatie in strijd zijn. Van de C. H. U. geldt helaas ook, dat zij in menig opzicht tegen die belijdenis ingaat. Werkte de C.H.-fraktie vóór de oorlog bijvoorbeeld met de S.G.P. in de Tweede Kamer mee om het gezantschap bij de paus te doen verdwijnen, na de oorlog volgde zij al spoedig de A.R.P. door tegen een S.G.P. amendement te stemmen, dat beoogde dit gezantschap te doen verdwijnen. En bij de laatste verkiezing voor leden van de Eerste Kamer is ook overduidelijk gebleken, dat de C. H. aan een vertegenwoordiger der liberale beginselen de voorkeur geeft boven een vertegenwoordiger van de beginselen der Reformatie.

Hier is dus ook al sprake van een zich afkeren of losscheuren van de hechte beginselen der Hervorming, waarvoor eenmaal de hervormers hebben geleden en gestreden.

De S.G.i' kan en mag en wil die beginselen niet prijs geven. De Heere heeft er toch, als Schepper, Wetgever en Weldoener, recht op en is het bovendien zo waardig, dat Hij, zoals artikel 36 N.G.H. het uitdrukt, door een iegelijk mens geëerd en gediend wordt.

Schaart u dan, gij allen, die de belijdenis der vaderen onverminkt wenst gehandhaafd te zien, als één man om de beginselen, die op deze hechte belijdenis gegrond zijn. Laat u door niemand en niets van die beginselen afbrengen. Dan is het niet twijfelachtig op welke partij gij uw stem op 15 februari a.s. zult uitbrengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 1966

De Banier | 8 Pagina's

De a.s. Kamerverkiezingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 december 1966

De Banier | 8 Pagina's