Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Sociale Zaken en Volksgezondheid

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Loonpolitiek - Vivisektie

Rede van Ir. C. N. van Dis

Zoals we reeds eerder meedeelden, moesten de verschillende begrotingshoofdstukken als gevolg van de grote vertraging door de Kabinetscrisis in zeer snel tempo worden afgehandeld. Van de behandeling van verscheidene hoofdstukken werd reeds in De Banier melding gemaakt. We hadden gedacht van de overschietende hoofdstukken de redevoeringen nog vóór de verkiezingen te kunnen plaatsen, maar dit bleek toch niet mogelijk, daar het vorige nummer geheel aan de verkiezingen moest worden gewijd.

Kr moeten zodoende nog van twee hoofdstukken redevoeringen worden vermeld, en nog één van een wetsontwerp betreffende wijziging van de Wet op de kansspelen.

Wij zullen deze redevoeringen plaatsen in de volgorde der data, waarop ze uitgesproken zijn.

Dan komt eerst een rede van Ir. van Dis, gehouden bij de begroting van Sociale Zaken en Volksgezondheid, dan één van Ds. Abma bij de begroting van .Justitie, en vervolgens die bij het zoeven genoemde wetsontwerp, waarbij het ging over uitbreiding der Staatsloterij door Ir. van Dis.

Bij de begroting van Sociale Zaken en Volksgezondheid, waarvoor aan de S.C.l'. slechts tien minuten spreektijd was toebedeeld, kwam ook de nota inzake het loonbeleid aan de orde. I'len zeer gewichtig punt, omdat de lonen een belangrijke kostenfaktor uitmaken in het produktieproces. Stijgen de lonen niet boven de produktiestijging, dan zullen de prijzen veelal ook niet stijgen, wat van zeer groot belang is, daar door verhoging der prijzen de konkurrentie met het buitenland in gevaar wordt gebracht. De laatste jaren, ook reeds tijdens het kabinet Marijnen, is het loonbeleid meermalen uit de hand gelopen doordat de stijging der lonen ver, soms zelfs zeer ver, boven de stijging der produktie uitging. Hierdoor kwam de export in het gedrang, wat tot uiting kwam in het steeds ongunstiger wordende beeld van de betalingsbalans, hetgeen gepaard gaande met het financieel beleid van het kabinet-Cals-Vondeling tot een totaal verbreken van het financiëel-ekonomisch evenwicht leidde. Daar de onderhandelingen in de Stichting van de Arbeid tussen de werkgevers en de organisaties van werknemers niet tot een bevredigende oplossing leidden, moest de regering er aan te pas komen. Het stelsel van vrijere loonvorming maakte zodoende weer plaats voor de geleide loonvorming.

Bij deze toelichting over de loonpolitiek kunnen wij het laten. Ook wat verder over de vivusektie in de hieronder volgende rede werd opgemerkt, behoeft geen nadere toelichting, daar de rede op dit punt o.i. duidelijk genoeg spreekt.

Wij geven dus thans de rede, welke door Ir. van Dis werd uitgesproken.

Mijnheer de Voorzitter!

Met betrekking tot het loonbeleid zij opgemerkt, dat in de loop der j aren wel is gebleken, dat dit een zeer moeilijk onderwerp is. Eerst hebben wij een van overheidswege geleide loonpolitiek gehad. Vervolgens werd tot een vrijere loonvorming overgegaan, wat echter voor de kleinere bedrijven zeer ongunstige gevolgen had, doordat zij arbeiders zagen wegtrekken naar grotere en grote industrieën, die in staat waren hogere lonen te geven. Thans bevinden wij ons weer in het stadium van de

geleide loonpolitiek.

(lezien de vele diskussies, die er reeds over het loonbeleid hebben plaatsgehad, zowel bij de onlangs gehouden algemene politieke en financiële beschouwingen als nu weer door sprekers die mij voorafgingen, zijn wij van oordeel, dat wij, overigens met vol begrip voor het grote belang van dit deel van het regeringsbeleid, ons sterk kunnen beperken. Wij zullen derhalve niet ingaan op de ingewikkelde procedure, welke bij het loonbeleid in het geding is. Ons standpunt ten aanzien van de lonen is steeds geweest, dat de arbeider zijn loon waardig is en dat het verkorten van het loon in de Heilige Schrift ten sterkste wordt veroordeeld. Vandaar dat wij het ten sterkste hebben afgekeurd, toen deze zomer

ongeorganiseerde arbeiders

2procent op hun loon werd gekort. Dat hier inderdaad sprake was van onrechtvaardige behandeling is wel gebleken uit de uitspraak van de rechter, die kortgeleden deze looninkorting heeft veroordeeld.

Het is echter vanzelfsprekend, dat de omstandigheden bij het loonbeleid een zeer voorname rol spelen. Wanneer te grote loonstijgingen worden toege­ staan en deze ertoe leiden, dat de produktiekosten zo hoog worden, dat de konkurrentie met het buitenland daardoor ernstig wordt belemmerd of zelfs onmogelijk wordt, zodat de uitvoer achteruit gaat en bedrijven moeten worden ingekrompen of zelfs tot sluiting moeten overgaan, wat vermindering van de werkgelegenheid als gevolg heeft, dan moet wel van een zeer onverantwoord loonbeleid worden gesproken.

Voorts komen de werknemers er ook niets verder mee, wanneer loonstijging tot

prijsstijging

leidt, iets dat gewoonlijk gebeurt. Men kan wel de eis stellen, dat de prijzen niet mogen stijgen, maar de praktijk heeft geleerd, dat daaraan niet is te ontkomen.

Nu is reeds door de Minister van Economische Zaken aangekondigd, dat de prijzen in 1967 met circa 4, 5 procent zullen stijgen, en het is zeer de vraag, of het hierbij zal blijven. De loontrekkenden ontvangen dan wel een hoger loonbedrag, maar zij worden er vanwege de stijging van de kosten voor het levensonderhoud niets wijzer van. Zowel het één als het ander was gedurende de laatste jaren en vooral de laatste tijd te konstateren: de lonen gingen sterk omhoog, zo zelfs, dat zij ver boven de stijging der produktiviteit uitgingen, waardoor de gulden

steeds minder waard

werd en tal van bedrijven in grote moeilijkheden geraakten, terwijl de werkloosheid een stijgende lijn ging vertonen, zodat tegen het einde van het jaar al een aantal werklozen van ongeveer 90000 is te verwachten.

Met het oog op deze ernstige gevolgen achten wij een voorzichtig loonbeleid, gelet op de betalingsbalans en de werkgelegenheid, ten zeerste geboden. De ekonomie van ons gehele land is daarbij ten nauwste betrokken. Om de inflatie effektief te bestrijden, zal erop aangestuurd behoren te worden, dat de loonstijging in overeenstemming is met de stijging der produktie.

Wanneer hierop niet wordt aangestuurd, zal de

inflatie

onvermijdelijk voortgaan, hetgeen voor geheel onb volk uitermate onaangename gevolgen zal hebben, dus ook voor de loontrekkenden en vooral voor de vergeten groepen, die van een zeer bescheiden inkomen moeten zien rond te komen.

Thans wil ik op een ander onderwerp ingaan, hetgeen misschien wel wenselijk is, ten einde enige afwisseling te verkrijgen. Ik wens mij namelijk te bepalen tot een tweetal punten, betreffende de afdeling \'olksgezondheid. In het verslag behorend bij deze afdeling, wordt de vraaggestelfl. of het toepassen van de

cel-en weefselcultuurmethode

in Nederland reeds heeft geleid tot vermindering van vivisektieproeven met dieren. Deze vraag heeft betrekking op een zeer gewichtige aangelegenheid, daar het aantal dieren, dat in ons land voor vivisektieproeven wordt gebruikt, buitengewoon grote afmetingen heeft aangenomen. Uit het eerste rapport van de interdepartementale werkgroep toch is een paar jaar geleden bekend geworden, dat er naar schatting in 175 Nederlandse laboratoria per jaar eén min. warmbloedige dieren, zoals honden, katten, apen, fretten, konijnen enz., aan vivisektieproeven worden onderworpen en daar naast nog eens anderhalf mUjoen koudbloedige dieren. De voorgenoemde werkgroep bleek volgens haar rapport echter helemaal niet onder de indruk van deze aantal­ len te zijn gekomen, want zij konstateerde, dat de vivisektie in ons land

geen onredelijke omvang

heeft aangenomen! Na kennisneming van deze uitspraak van de werkgroep zijn wij er onmiddellijk tegen opgekomen.

De door deze groep genoemde aantallen bewijzen o.i namelijk genoegzaam dat de vivisektie in ons land op zeer grote schaal wordt bedreven. Het is dan ook te begrijpen, dat de tegenstanders van de vivisektie onder ons volk door voornoemde uitspraak diep waren geschokt. In zeer vele gevallen betekent toch het doen van vivisektieproeven voor de dieren een hevige marteling. Zelfs wanneer narcose wordt toegepast, ondergaan de dieren menigmaal een hevig lijden wanneer de verdoving is uitgewerkt. Daarbij komt nog, dat voor een groot deel de vivisektieproeven bestaan uit inentingen met ziekteverwekkende stoffen, waarbij dus geen narcose wordt toegepast, maar waarbij de dieren als gevolg van de inenting geducht te lijden krijgen. Behalve in medische laboratoria worden ook in de laboratoria van

farmaceutische en cosmetische

bedrijven tal van dieren voor proefnemingen gebruikt.

Niettegenstaande in vele landen reeds sedert jaren de strijd tegen de vivisektie is aangebonden, zijn de resultaten hiervan niet wat zeer velen en ook wij zeer gaarne hadden gewenst. Daarom zou het van groot belang zij n, wanneer er een methode was om zonder dierproeven toch te bereiken, wat met de proeven wordt beoogd. Die methode nu, mijnheer de Voorzitter, blijkt te bestaan. Het is de cel-en weefselkultuurtechniek, die volgens geleerden, die zich met deze techniek bezighouden, voor het bestrijden van de vivisektie hoopvolle vooruitzichten opent. Eén der zeer bekende deskundigen op dit gebeid is de Turkse professor Aygün, die sedert 1 december 1965 op verzoek van de Duitse regering als gast-professor is verbonden aan de medische faculteit van de

J.W. Goethe-Universiteit

te Frankfurt am Main, om aldaar een laboratorium in te richten voor de toepassing van de cel-en weefselkultuur, o.a. bij het virusonderzoek en voor het docerenvan tal van verdere toepassingsmogelijkheden. Tevens is hij belast met de opleiding van assistenten en doktoren in deze tak van de wetenschap. Bovendien houdt hij zich bezig met het onderzoek van bepaalde virusinfekties, waarbij dierproeven zeer gebrekkige en zelfs misleidende resultaten gaven, terwijl met de door hem toegepaste weefselcultuurtechniek zeer positieve resultaten werden verkregen. Enkele j aren geleden werd

door dezelfde hoogleraar ook reeds een laboratorium voor weefselcultures ingericht te Munchen bij de

veterinaire faculteit.

Volgens mededeling van prof. Aygün is het bij het Instituut voor Microbiologie en Infektieziekten te München, alwaar over uitgebreide proefdierstallen werd beschikt, zelfs zover gekomen dat men er thans naast vele lege stallen nog slechts enkele konijnen en Guinese biggetjes aantreft, die uitsluitend als bloedproducenten worden gebruikt, daar er een zekere hoeveelheid bloedserum nodig is als voedingsbasis voor de celcultures. Werkelijke dierproeven worden er nog maar zeer zelden genomen.

Mijnheer de Voorzitter! Ik heb enigszins uitvoerig bij deze hoogleraar stilgestaan, om in deze Kamer aan zijn werk bekendheid te geven en wel in het bijzonder de aandacht van de Staatssecretaris op dit werk te vestigen. Volgens deze geleerde nu is het zover, dat beweerd kan worden, dat in de naaste toekomst een einde zal kunnen komen aan het lijden van de proefdieren, althans aan het

overgrote deel der dierexperimenten

Vele onderzoekers, die met de weefselcultuurtechniek vertrouwd waren, gingen er reeds toe over de proefdieren geheel uit te schakelen, om daarvoor in de plaats de weefsel-en celcultures in te stellen. Het is dus van het allergrootste belang, dat de Staatssecretaris en ook de interdepartementale werkgroep aan deze methode alle aandacht geven, mede ook met het oog op de wet, welke betreffende de vivisektie in het vooruitzicht is gesteld. Zoals de Minister en de Staatssecretaris in hxm nota mededelen, hebben de door hen aangezochte ambtgenoten hun instemming betuigd met het ontwerpen van deze wet, waarin het verboden zal worden zonder vergunning proeven op dieren te verrichten. Tevens blijkt uit de mededelingen der Regering, dat reeds een voorontwerp is opgesteld, dat aan voornoemde werkgroep is aangeboden. Hoewel het verbinden van vivisektieproeven aan een vergunning een

vooruitgang

is, daar dan niet iedereen — ik denk hierbij aan scholieren en andere amateurs — ongehinderd en ongestraft zich op dierproeven zal kunnen werpen, wordt hiermee toch de vivisektie nog niet tot de allerkleinste proporties teruggedrongen. Het komt ons daarom voor, dat reeds bij de besprekingen op basis van het voorontwerp aan de cel-en weefselcultuurtechniek alle aandacht behoort te worden besteed, om te zien, of deze methode ook in de wet kan worden betrokken, zodat de dierproeven voor vivisektiedoeleinden sterk beperkt zouden kunnen worden. Hiervoor bestaat te meer reden, omdat de Regering op de haar in het verslag gestelde vraag heeft geantwoord, dat celcultuurmethode inderdaad heeft geleid tot vermindering van het aantal proefdieren, dat bij medisch onderzoek wordt gebruikt. Het zou echter zeer gewenst zijn, wanneer de Regering te dezen

nadere en nauwkeurige inlichtingen

zou kunnen verstrekken, zoals bijvoorbeeld over de vraag, waar en in welke laboratoria deze methode reeds wordt toegepast en voorts, in welke mate het aantal proefdieren door deze methode is verminderd. Het is mogelijk, dat de Staatssecretaris hierop niet direkt kan antwoorden, maar ik zou hem dan toch in overweging willen geven, aan de kommissie opdracht te geven zich ook over hetgeen ik hier naar voren heb gebracht te oriënteren en hierover nadere inlichtingen aan de Kamer te verstrekken.

Bij de beantwoording der sprekers ging de Staatssecretaris, Dr. Bartels, tamelijk uitvoerig in op wat door Ir. van Dis met betrekking tot de vivisektie was opgemerkt. Hij noemde eerst met betrekking tot hetzelfde onderwerp mej. Ten Broecke Hoekstra. Hij deed dit als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Ik sprak over de volksgezondheidsnota, die nog steeds voor kennisneming moet worden aangenomen. Ik ben hiermee min of meer gekomen bij de geachte afgevaardigde mejuffrouw Ten Broecke Hoekstra, die een hele reeks concrete vragen ter tafel heeft gelegd onder het motto: alles komt terug, omdat het goed is steeds te hameren op dezelfde zaken. Deze wijze les heeft, zoals de geachte afgevaardigde opmerkte, de politiek haar geleerd.

Mijnheer de voorzitter! Ik neem aan, dat de geachte afgevaardigde heeft bedoeld dat niets zo permanent is als verandering. Omdat er zoveel gebeurt en verandert, vinden wij het permanente in de agenda van de Kamer ten aanzien van bepaalde onderwerpen steeds weer terug. Zo is het o.m. met betrekking tot het eerste punt, dat de geachte afgevaardigde hierbij heeft genoemd, n.l. de vivisektie.

Hierop is ook de geachte afgevaardigde de heer Van Dis uitvoerig en, naar ik meen, met een zekere toon van bewogenheid ingegaan. Ik begrijp dit volkomen, omdat hieruit een groot respekt voor alles wat leeft spreekt. Wij onderschrijven dit respekt, dat mijns inziens ook van grote pedagogische waarde is. Daarom verheugt het mij, dat de geachte afgevaardigden instemmen met het feit, dat eer interdepartementale werkgroep bezig is een vergunningstelsel op basis van de wet voor te bereiden. Ik zal aan deze werkgroep het verslag overleggen van het — ik mag wel zeggen — professorale coUege, dat de heer Van Dis heeft gegeven. Dit college was zo deskundig en professoraal, dat ik het niet zo snel tot mij kan laten doordringen. Het is ook niet nodig, want ik behoef niet zo deskundig te zijn. Het is belangrijker, dat ik deze deskundige opmerkingen in het beleid weet te integreren. De opmerkingen betroffen voornamelijk de celcultuurproeven, die in de medisch-biologische laboratoria worden toegepast tot vaststelling van ziekte-oorzaken en in het bijzonder tot vaststelling van de oorzaken van virusziekten. Het betekent, dat door het toepassen van deze proeven ten aanzien van virusziekten enorme uitsparingen plaatsvinden wat de proefdieren betreft, die anders zouden moeten worden gebruikt.

De geachte afgevaardigde de heer Van Dis heeft gevraagd om een overzicht van de laboratoria waar deze proeven worden toegepast en van de resultaten die werden bereikt. Ik heb juist al gezegd, dat ik, gezien de deskundigheid die ik nog niet geheel tot de mijne heb gemaakt, hierover nog eens wil nadenken. Ik weet niet of hetgeen de heer Van Dis heeft gevraagd mogelijk is. In ieder geval zal ik aan de hand van de Handelingen de vraag van de geachte afgevaardigde uiterst zorgvuldig bespreken met deskundigen en de mogelijkheden bezien.

De lezer neme het, , professor ale" maar met een korreltje zout, daar Ir. van Dis hetgeen hij naar voren bracht, ontleend had aan tijdschriften op antivivisektisch gebied en zich op dit terrein niet voor een , , deskundige" uitgeeft.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1967

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Sociale Zaken en Volksgezondheid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 februari 1967

De Banier | 8 Pagina's