Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vernieuwing kiesstelsel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vernieuwing kiesstelsel

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

3

Bij de beraadslagingen over de regeringsverklaring van het kabinet-De Jong werd zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer aan de vernieuwing van het kiesstelsel ruime aandacht geschonken.

In de Tweede Kamer

In de Tweede Kamer was het van de grote partijen de heer Den Uyl (PvdA), die dit onderwerp het eerst ter sprake bracht. Hij begon m^et op te merken, dat hij de vernieuwing van ons politieke stelsel het belangrijkste front achtte. In de eerste plaats diende er volgens hem echte invloed van de kiezer op het tot stand komen van regeringsprogram en regering te worden verschaft, en voorts zou er een grotere openheid van ons politieke bestel moeten komen, waardoor de doorzichtigheid van bestuur groter wordt en de verantwoordingsplicht van de bestuurders effectief wordt gemaakt. In dit verband wees hij op het rapport van de Commissie-Burger, welke enkele jaren geleden door het bestuur van de Partij van de Arbeid was ingesteld.

Het is ons voornemen op dit rapport in het vervolg nader terug te komen, thans zij slechts vermeld wat de heer Den Uyl er aan onüeende met betrekking tot de kwestie van de vernieuwing van het kiesstelsel.

Hij zei, dat de commissie-Burger een wijziging van ons kiesstelsel noodzakelijk achtte en daartoe een zogenaamd gemengd kiesstelsel bepleitte, waarbij 60 pet. van de Kamerleden volgens meerderheidsstelsel zou worden gekozen. Onder meerderheidsstelsel wordt dan verstaan het districtenstelsel, waarbij als verkozen worden verklaard de kandidaten, die in een district de meerderheid hebben behaald. De overige 40 pet. zou dan volgens het stelsel der evenredige vertegenwoordiging moeten gekozen worden, vandaar de naam „gemengd meerderheidsstelsel''.

De heer Den Uyl zag in dit gemengde stelsel als voordeel, dat de partijen voor het behalen van een absolute meerderheid tot het aangaan van programafspraken zouden moeten overgaan, waardoor de kans op het ontstaan van werkzame meerderheden in de Kamer zou worden vergroot en het de kiezer mogelijk zou worden gemaakt voor of tegen een bepaalde regeringssamenstelling te stemmen. Het parlement zou alsdan volgen" de heer Den Uyl in hoger aanzien komen bij de kiezers, omdat zij grotere invloed zouden verkrijgen op het regeringsbeleid, waarop zij onder de huidige omstandigheden geen of nauwelijks invloed kunnen uitoefenen.

Of dit laatste werkelijk het geval zou zijn, staat nog te bezien. Zij, die een zogenaamd rechts kabinet voorstaan, kunnen hiervan ook onder het huidige kiesstelsel blijk geven door hun stem op één van de , , rechtse" partijen uitte brengen. Hetzelfde geldt voor de kiezers, die een kabinet van , , linkse" signatuur wensen.

Heel het geroep om vernieuwing van het kiesstelsel komt o.i. dan ook voort uit een soort angststemming als gevolg van het kolossale verlies aan zetels, dat men niet alleen bij de laatste Kamerverkiezingen geleden heeft, maar ook reeds bij de verkiezingen van 1959 en 1963 toen de PvdA in deze jaren respectievelijk 2 en 5 dus totaal 7 zetels verloor. In 1967 kwam daar nog eens een verlies van 6 zetels bij, zodat men in nog geen tien jaar tijd met 13 zetels achteruitging!

De heer Schmelzer van de KVP, die bij de laatste verkiezingen ook een enorm zetelverlies te incasseren kreeg daar zij van 50 op 42 zetels kwam, was zo wijs om in dit stadium over de vernieuwing van het kiesstelsel nog maar niets te zeggen. Wel stond hij uitvoerig stU bij de vernieuwing van het partijwezen. Hij was van oordeel, dat dit moest worden bereikt door het samenbundelen van de krachten, die qua uitgangspunten en hoofdlijnen van beleid bij elkaar behoren en zich bij elkaar thuisvoelen. Dit zou dan volgens hem zodanig moeten gebeuren, dat er kans ontstaat, dat een nieuwe groepering, in welke vorm dan ook, tot een meerderheid na de verkiezingen kan komen. Eerst dan zal er volgens de heer Schmelzer ook kans zijn, dat men vóór de verkiezingen met hoofdlijnen van een conceptregeringsprogram kan aantreden en wellicht zelfs met een aanduiding ten aanzien van de personele bezetting van het te vormen kabinet kan komen. Voorts vestigde de heer Schmelzer er nog de aandacht op, dat er ook in landen waar men praktisch een twee-of driepartijenstelsel heeft, verschillen en zelfs spanningen bestaan.

Uit wat de heer Schmelzer zei, valt duidelijk op te maken dat hij op een bundeling van KVP, ARPenCHU wil aansturen. Dat zal dan wel een soort federatieve konstruktie worden, daar van C H-zijde reeds duidelijk te verstaan is gegeven, dat zij voor een samensmelting der drie voornoemde partijen de tijd nog niet rijp achten. In Europees verband vormen de R K, de A R en de C H wel één fractie, maar in Nederland durven de C H dit niet aan uit vrees C H kiezers te zullen verliezen. Tegen een gemeenschappelijk verkiezingsprogram zullende C H echter wel geen bezwaar hebben.

Van de heer Van Mierlo van de nieu­ we partij D'66, waarvan kan worden gezegd, dat ze als een wonderboom uit de grond opschoot, is het bekend, dat hij vernieuwing van het kiesstelsel wil door invoering van het honderd jaar geleden reeds geldende districtenstelsel, wat de heer Bakker (CPN)na eerstgenoemde deed opmerken, dat de partij van de heer Van Mierlo blijkbaar een D'-1866 is!

De heer Van Mierlo sprak de vrees uit, dat de Regering met het instellen ener Staatscommissie wUde volstaan met wijzigingen in het kiesstelsel door te voeren op basis van het bestaande stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Hiermede zou dan aan veel verdergaande maatregelen, die volgens D'66 absoluut noodzakelijk zijn, de pas worden afgesneden. De heer Van Mierlo wilde hiermede zeggen, dat als de Regering wijzigingen wil aanbrengen binnen de bestaande Grondwet, er geen grondwetsherziening nodig zou zijn, zodat het kiesstelsel kan worden gewijzigd door in de Kieswet veranderingen aan te brengen, opdat het gewijzigde kiesstelsel reeds bij de Kamerverkiezingen van 1971 zal kunnen worden toegepast.

Inderdaad heeft de Regering blijkens de opdracht, die zij voornemens is aan de in te stellen Staatscommissie te geven, die mogelijkheid open gelaten, maar dit wil nog niet zeggen, dat de Staatscommissie zal adviseren een vernieuwing van het kiesstelsel te bevorderen zonder dat de Grondwet wordt herzien. In de regeringsverklaring is dobr de. regering meegedeeld, dat het de taak der commissie behoort te zijn inzake het kiesstelsel zo tijdig een interimrapport in te dienen, dat eventuele wijzigingen voor de volgende verkiezingen van kracht kunnen zijn. Er wordt echter aan toegevoegd: , , dit laatste uiteraard slechts indien en voorzover zulks mogelijk is zonder grondwetswijziging.

Het hangt dus geheel af van de Staatscommissie wat er zal gaan gebeuren. Om nu niet voor verrassingen te komen te staan, wilde de heer Van Mierlo, dat in een parlementaire diskussie de taakomschrijving van de commissie zal worden vastgelegd. Voorts dat deze commissie zal werken in een zo groot mogelijke dialoog (gesprek) met het parlement, waartoe periodiek een dag in de Kamer zou behoren te worden besteed aan een openbare diskussie van de Kamer met de staatscommissie.

De heer Biesheuvel nam het voor de , , kleintjes" op. Dit was vanzijnstandpunt bezien een goede zet, veel beter dan destijds zijn antirevolutionaire geestverwant, de heer De Wilde, als minister wilde doen door namelijk met één slag de drie Kamerleden der SGP uit de Kamer te wiUen bannen. Zo iets wekt bij zeer velen gewoonlijk wrevel, een verzetsstemming, die jarenlang blijft doorwerken. Psychologisch pakte de heer Biesheuvel het dus veel juister aan. Hij zei voorzichtigheid geboden te achten. Hij meende dat men een herziening van oris staatsbestel niet mag gebruiken om het kiesstelsel zodanig te wijzigen, dat de kleintjes hetlevenonmogelijkwordt gemaakt. Hij spoorde daarom aan met omzichtigheid te werk te gaan, omdat wij, aldus de heer Biesheuvel „ook een verantwoordelijkheid hebben ten opzichte van de kleinere partijen".

De heer Toxopeüs hield zich op de vlakte. Het instellen van een staatscommissie stemde hem tot voldoening. Haar taakomschrijving wilde hij gaarne weten, daar de omschrijving uit de regeringsverklaring door hem nogal elastisch werd gevonden. Men kan er veel mee, zei hij, maar het moet niet te gek zijn, want anders komt de Commissie er nooit mee klaar. Velen zijn ontevreden, zo vervolgde hij, en er is aandrang tot hervorming, tot vernieuwing, al is die vaak verschillend gericht en niet duidelijk. Deze mag niet worden genegeerd, maar er moet op worden gereageerd. Er moet dus een onderzoek plaats vinden.

Hij vond het echter niet nodig daarover nu veel te zeggen. Men kon zich wel in allerlei kiesstelsels en staatsbestellen gaan verdiepen, maar hij vond het beter, dat de Staatscommissie met animo aan het werk ging.

De heer Toxopeüs liet zich derhalve over invoering van een distriktenstelsel niet uit. Dit is, zoals uit ons vorige artikel over het bovenstaande onderwerp reeds bleek, wel te begrijpen, daar de liberalen bij invoering van het distriktenstelsel eer nadeel dan voordeel kunnen hebben. De heer Oud heeft enige jaren geleden wel voor het distriktenstelsel gepleit, waarop in een volgend artikel nog wel nader zal worden teruggekomen, maar de laatste tijd is Prof. Oud daarvan helemaal teruggekomen.

Van de christelijk-historischen werd de laatste tijd meermalen beweerd, dat zij van een vernieuwing van het kiesstelsel niets willen weten. Hun woordvoerder in de Tweede Kamer, de heer Mellema, die de heer Beernink toen deze minister werd, als fractievoorzitter is opgevolgd, haastte zich nu om die in omloop zijnde bewering tegen te spreken. Hij verklaarde, dat zijn fractie geheel achter de passage staat uit de regeringsverklaring, die op de vernieuwing van het kiesstelsel betrekking heeft.

Het is volgens hem ook niet zo, dat zij een bestudering dezer aangelegenheid aanvaarden in de hoop, dat daaruit niets zal voortvloeien. Voorts was hij van mening, dat een diskussie over mogelijke wijzigingen in ons kiesstelsel nauw moet aansluiten bij die over een eventuele herstrukturering van ons partijenstelsel. Het zou namelijk zeer goed mogelijk zijn, dat bepaalde wijzigingen van het partijenstelsel van grote invloed zouden kunnen zijn bij de beantwoording van de vraag of en wat in het kiesstelsel veranderd zou moeten worden. Dit antwoord kan echter nu nog niet worden gegeven, daartoe moet eerst het advies van de Staatscommissie worden afgewacht, alsmede de voorstellen welke door de Regering op grond van het aan haar uitgebrachte advies aan de Kamer zullen worden voorgelegd.

Van de heer Koekoek kreeg D'66 niet de allerminste bijval. Hij vond, dat de heer Van Mierlo zelf met een voorstel had moeten komen, wat het instellen vaneen Staatscommissiebespaard zou hebben. Voorts was de heer Koekoek van mening, dat D'66 niet moet komen aandragen met zaken van 50 jaar geleden, doch dat zij moet aangeven hoe de verkiezingen demokratischer zouden kunnen verlopen. Hierover was echter van die kant niets gehoord en er zou ook wel niet veel over gehoord worden. De boerenleider beschouwde dan ook heel die aktie van D'66 voor invoering van eendistriktenstelsel als een verkiezingsstunt, waar vele kiezers ingevlogen zijn.

Minister-president De Jong was in zijn beantwoording inzake het vraagstuk van de vernieuwing van het kiesstelsel uiterst beknopt. Hij herhaalde ongeveer wat in de regeringsverklaring voorkomt en inzake het gevaar voor de kleine partijen verbonden aan die vernieuwing, zei hij, dat de commissie bij de uitvoering van haar opdracht aan deze problematiek niet zal voorbijgaan. Dit gold volgens hem ook voor een meer ingrijpende wijziging van het kiesstelsel op een wat langere termijn, waarbij door de heren Den Uyl en Van Mierlo werd gedacht aan het meerderheidsstelsel. Eerst nadat een advies door de commissie zou zijn uitgebracht, kon van de Regering een beslissing worden verwacht.

Bij de replieken sloot de heer Den Uyl zich aan bij het verzoek van de heer Van Mierlo om de taak van de Staatscommissie te bepalen na openbare diskussies van de Kamer met de commissie. Het had hem ontstemd, dat de minister-president hierop niet was ingegaan en hij zag daarom alsnog een toezegging van de regering tegemoet. De heer Toxopteüs kwam hiertegen echter met alle nadruk op. Hij vond het een gevaarlijk , , op-de-stoel-gaanzitten-van-de-ministers", wanneer de Kamer langs die weg zou gaan bepalen hoe de taakopdracht der commissie zou moeten zijn. Gevaarlijk misschien voor het kabinet, maar ook voor de Kamer zelf, die een kontrolerende en een mede-het-beleid-richtende functie heeft. Als dan zulk een Staatscommissie met een advies komt, zou de Kamer niet meer kunnen zeggen, dat het anders had moeten zijn, daar de commissie dan overeenkomstig de uitspraak der Kamer zou hebben gehandeld. Feitelijk zou dan volgens de heer Toxopeüs een staatscommissie niet nodig zijn. De Kamer zou dan op enkele voorstellen zelf de beslissing wel kunnen nemen.

Minister-president De Jong sloot zich begrijpelijk geheel bij de heer Toxopeüs aan, van oordeel als hij was, dat de Regering moet vaststellen hoe de instruktie voor de Staatscommissie zal luiden.

Wel was de Regering volgens hem bereid om daarna over die instruktie in de vaste Commissies van Binnenlandse Zaken en van Justitie met de Kamer nader overleg te plegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1967

De Banier | 8 Pagina's

Vernieuwing kiesstelsel

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 juni 1967

De Banier | 8 Pagina's