Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijziging Caissonwet 1905

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijziging Caissonwet 1905

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ir. C. N. van Dis

Onder de oude nog steeds van kracht zijnde wetten behoort onder me^r de Caissonwet van 1905, welke destijds door minister Dr. A. Kuyper Werd verdedigd.

Deze wet werd noodzakelijk geachtter bescherming van personen, die bij de uitvoering van bouwwerken moeten verblijven onder hogere dan de atmosferische luchtdruk. Zij dankt haar naam aan dat deel van de uitrusting, die het verrichten van arbeid onder die omstandigheden mogelijk maakt en dat met, , caisson" of, , werkkamer" wordt aangeduid.

Voor de uitvoering der wet werd in 1907 bij Koninklijk besluit een al­ gemene maatregel van bestuur afgekondigd, dat bekend staat als het „Caissonbeslmt". Dit besluit werd in 1961 in verband met de voortschrijding der techniek gewijzigd. Een nieuwe wijziging van dit besluit is echter beslist noodzakelijk. Hierop werd gewezen door de heer Tilanus, die vermeldde, dat men bij de bouw van de IJ-tunnel tot zwaardere eisen was gekomen dan in het Caissonbesluit 1961 worden gesteld. In zijn rede deelde minister Roolvink mee, dat een nieuw Caissonbesluit zo goed als gereed is en dat daarbij rekening is gehouden met de nieuwe inzichten. Het zal zo spoedig mogelijk na het tot stand ig I komen van de onderhavige wijziging der Caissonwet in werking treden. Deze wetswijziging werd door de minister nodig geacht omdat de Caissonwet geen bescherming biedt aan personen, die werkzaamheden verrichten onder hogere dan atmosferische luchtdruk, wanneer daartoe van andere hulpmiddelen dan de in de Caissonwet 1905 genoemde werkkamers, schutsluizen en schachten wordt gebruik gemaakt. Men denke bijvoorbeeld aan apparatuur voor duikers en aan de duikerklok, welke bemand met één of meer personen geleidelijk onder de waterspiegel wordt neergelaten in tegenstelling tot de caisson of werkkamer, waarbij' geheel anders te werk wordt gegaan.

Wij zullen echter op de technische bijzonderheden, welke hierbij hi het geding zijn, niet verder ingaan.' Uit wat werd vermeld, zal het ieder wel duidelijk zijn, dat er wijzigingen nodig waren.

Een geheel andere vraag, welke zich hierbij voordoet, is deze: of het wel wenselijk was om in die oude wet allerlei wijzigingen te gaan aanbrengen, terwijl er toch een Veiligheidswet bestaat, waarin alles wat in de Caissonwet wordt geregeld, zou kunnen worden opgenomen, ook dus de nodig geachte wijzigingen van deze wet.

Laatstbedoelde wet zou dan geheel kunnen vervallen.

Bij de openbare behandeling van dit wetsontwerp werd dit van de zijde der S.G.P. dan ook bepleit. Ook van andere zijde werd dit gedaan, te weten door de heren Nijpels (D'66) en Tilanus (C.H.), alsmede door mevr. Singer-Dekker (P.v.d.A.).

Met deze" inleiding menen wij te kunnen volstaan zodat we thans de rede laten volgen, welke door Ir. Van Dis werd uitgesproken.

Mijnheer de Voorzitter!

Tegen de intentie, welke aan het aan de orde zijnde wetsontwerp ten grondslag ligt, bestaat bij ons niet het minste bezwaar. Wij, achten het integendeel noodzakelijk, dat er wettelijke bepalingen komen ter bescherming van personen, die werkzaamheden onder hogere dan atmosferische druk moeten verrichten met gebruikmaking van andere hulpmiddelen dan in de Caissonwet van 1905 wordt voorzien, zoals duikapparatuurende z.g. duikerklok. In de memorie van toelichting wordt hiervan een nadere omschrijving gegeven, zodat ik het niet nodig acht hierop in te gaan. Feit is, dat de ervaring heeft geleerd, dat het werken met voornoemde apparaten ook voor de gezondheid van degenen die hierbij betrokken zijn, gevaren kan opleveren, zodat ten aanzien hiervan voorzieningen behoren te worden getroffen. Het is voor ons echter de vraag, of ditmoetgeschieden zoals in het wetsontwerp wordt voorgesteld.

Volgens het wetsontwerp nl. wil de Minister het door hem en ons beoogde doel bereiken door de oude Caissonwet een

ruimere werkingsmogelijkheid

te geven en wel zo, dat artikel 1 van deze wet in dier voege wordt gewijzigd, dat het mede als basis zou kun: nen dienen voor het stellen van regels ter bescherming van de personen, waarover het hier gaat.

Wat de overige voorgestelde wijzigingen betreft, valt het ons op, dat hierbij in verscheidene gevallen aansluiting is gezocht bij de Veiligheidswet van 1934. In het voorlopig verslag is hierop onzerzijds de aandacht gevestigd en hebben wij er ook instemming mede betuigd.

Wij verschillen echter met de Minister daarin van mening, dat het ons inziens de voorkeur had verdiend om in plaats van de oude Caissonwet door het aanbrengen van wijzigingen aan de veranderde omstandigheden aan te passen, deze wet geheel te laten vervallen. De bepalingen die nodig zijn voor het werken onder hogere dan atmosferische druk en wat daarmede verband houdt, zouden dan alle in de \ eiligheidswet kunnen worden opgenomen. In de uitwerking van meer bijzondere bepalingen zou voorts bij algemene maatregel van bestuur kunnen worden voorzien. Alles zou dan in één wet geregeld worden in plaats van in twee. Er zou dus een

vereenvoudiging

in de wetgeving plaats hebben, wat een belangrijke verbetering zou zijn. Wanneer dit was gedaan, zou hiermede tevens in de geest van de regeringsverklaring van het huidige kabinet zijn gehandeld. Op blz. 18 van de brochure, waarin de regeringsverklaring is vervat, wordt namelijk onder punt 3 als één der richtlijnen van het kabinet genoemd, dat het mede door het vereenvoudigen van regelingen zal streven naar een zo groot mogelijke doelmatigheid in het overheidsapparaat.

Nu zal de Minister wellicht opmerken, dat het onderhavige wetsontwerp niet van hem zelf is, omdat het reeds onder het kabinet-Zijlstra is ingediend, maar dit behoeft o.i. voor hem nog geen reden te zijn om het over te nemen en te verdedigen. IVIinister Beernink moet ook een door hem overgenomen wetsontwerp nader onder de loep nemen, omdat de Eerste Kamer tegen aanneming ervan bezwaar had. Ter verdediging van het wetsontwerp heeft de Minister in zijn memorie van antwoord ten aanzien van de opmerkingen in het voorlopig verslag aangevoerd, dat het juist de bijzondere structuur van de Caissonwet is, waardoor de voorgestelde regeling zich er niet wel toe leent om in de bestaande

Veiligheidswet

te worden opgenomen, maar wij kunnen deze mening toch niet delen. Ons inziens kan de caissonwet zonder enig bezwaar wórden ingetrokken, om dan alles in één wet, de Veiligheidswet, te regelen. Behalve om de redenen dat men een zaak, die eenvoudig geregeld kan worden, niet ingewikkeld moet maken, achten wij het samenvatten in één wet vooral voor degenen, die de wet moeten toepassen van zeer groot belang, daar de overzichtelijkheid erdoor wordt verhoogd en de controle op de naleving der voorschriften erbij gebaat is. De overige argumenten, die door de Minister in de memorie van antwoord worden aangevoerd, achten wij dan ook niet steekhoudend, daar het ons voorkomt, dat één en ander zonder bezwaar in de Veiligheidswet kan worden ondergebracht.

De Minister heeft voorts in de memorie van antwoord opgemerkt, dat het hier in het geding zijnde probleem van samenvoeging van wettelijke regelingen eerlang in het kader van een unificatie zal'worden bezien, zodat aan de voorgestelde regeling door de Minister een interimkarakter wordt toegekend. Wij vragen ons echter af wanneer hiervan iets zal komen. Het is toch een vrij algemeen bekende zaak, dat de

ambtelijke molens

gewoonlijk zeer langzaam malen, zodat de voornoemde verklaring van de A/Iinister voor ons wel een zeer schrale troost is. Wij bepleiten nochtans, dat de behandeling van dit wetsontwerp en de' daarbij door ons gemaakte opmerkingen — ik kreeg daarvoor o.m. steun van mevrouw Singer-Dekker — voor de Minister aanleiding zullen zijn om te bevorderen, dat ten aanzien van de aangekondigde unificatie de nodige spoed zal worden betracht.

ijij de beantwoording verwees de \ii nister naar wat reeds door hem in de memorie van antwoord was gezegd, onder meer, dat het onderhavige wetsvoorstel een voorlopig karakter heeft. \ oorts dat de werkingssferen van beide wetten zo verschillend zijn, dat een geheel doen opgaan van de C aissonwet in de Veiligheidswet op korte termijn bezwaarlijk was. et name, aldus de Minister, richt de \ eiligheidswet zich tot de werknemers van de onderneming, terwijl de thans aan de orde zijnde wet zich tot een ieder richt, b.v. ook tot het hoofd of de bestuurder, bezoekers enz.

Aangezien het hier gaat om bescherming van personen, zodat niet langer kon worden gewacht en de minister aan het huidige voorstel een voorlopig karakter toekende, werd het wetsontwerp zonder hoofdelijke stemming aangenomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 1967

De Banier | 8 Pagina's

Wijziging Caissonwet 1905

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 juli 1967

De Banier | 8 Pagina's